Spreekwoorden met `bèta`

Zoek

14 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `bèta`

  1. betalen als de paus geus wordt (=nooit betalen)
  2. de tol aan de natuur betalen (=dood gaan)
  3. de vis wordt duur betaald (=het vergt veel opoffering ( je moet er wat voor over hebben) om te krijgen wat je wilt)
  4. het gelag betalen (=alle kosten moeten betalen terwijl ook anderen er schuld aan hebben)
  5. het tiend betaald hebben (=erg afgevallen zijn)
  6. iemand iets betaald zetten (=wraak nemen of straffen)
  7. leergeld betalen (=fouten maken tijdens het leren)
  8. met gelijke munt betalen (=hetzelfde kwaad terugdoen)
  9. met gesloten beurs betalen (=door middel van een wederzijdse schuld het bedrag verrekenen)
  10. schot en lot betalen (=zijn burgerplicht naar behoren vervullen)
  11. sijmen betaalt (=diegene die het minste verdient draagt de kosten)
  12. wat men afdingt is het eerst betaald (=als men het goedkoop krijgt, is het vlugger betaald)
  13. wie de pot breekt betaalt de scherven (=de veroorzaker van schade moet de situatie zelf rechtzetten.)
  14. zoet gedronken, zuur betaald. (=drankmisbruik kan veel schade aanrichten)

30 betekenissen bevatten `bèta`

  1. het gelag betalen (=alle kosten moeten betalen terwijl ook anderen er schuld aan hebben)
  2. voor Sinterklaas spelen (=alle wensen vervullen, alles voor iedereen betalen)
  3. iemand tot op zijn hemd uitkleden (=alles van iemand afnemen, een te hoge prijs laten betalen)
  4. gereed geld dingt scherp. (=als je meteen betaalt gaat de verkoop sneller)
  5. wat men afdingt is het eerst betaald (=als men het goedkoop krijgt, is het vlugger betaald)
  6. boter bij de vis (=betaling bij de levering)
  7. beter van een stad dan van een dorp (=beter dat een rijke betaalt dan een arme)
  8. het zit eraan bij hem/haar (=diegene kan het betalen, er is genoeg)
  9. er peper aan eten (=duur betalen)
  10. het is broekzak-vestzak. (=er wordt betaald, maar het geld blijft bij dezelfde kliek)
  11. in de bus blazen (=flink betalen)
  12. vissen hebben een goed leven (=het gelag niet betalen)
  13. met iemand afrekenen (=iemand betalen; iemand iets betaald zetten)
  14. een sigaar uit eigen doos presenteren (=iemand iets aanbieden dat in feite door de ontvanger zelf is betaald)
  15. iemand een poot uitdraaien (=iemand te veel laten betalen)
  16. iemand het vel over de oren halen (=iemand te veel laten betalen)
  17. iemand villen (=iemand te veel laten betalen / Iemand afpersen)
  18. op de pof komen (=iets kopen zonder direct te betalen)
  19. op de garf/garve bouwen (=land bebouwen met betaling van de pacht met een deel van de oogst)
  20. een put maken om een andere te vullen (=met de ene lening de vorige afbetalen)
  21. geld ophoesten (=met tegenzin of met moeite betalen)
  22. niet van de wind kunnen leven (=moeten werken om alles te kunnen betalen)
  23. betalen als de paus geus wordt (=nooit betalen)
  24. op de reutel (=op afbetaling)
  25. botje bij botje leggen (=samen geld bijeen leggen om te betalen)
  26. schoon schip maken (=schulden betalen, de boel opruimen, na ruzie/problemen samen er uit komen en het verleden laten rusten)
  27. korte afrekening maakt lange vriendschap (=snel terugbetalen (teruggeven) voorkomt ruzie)
  28. een jan-contant (=solide koopman / iemand die contant betaalt)
  29. over de brug komen (=veel geld moeten betalen)
  30. op de lat kopen (=zonder te betalen iets kopen en daarmee schulden maken)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen