Spreekwoorden met `aan`

Zoek


732 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `aan`

  1. aan alle dingen komt een eind. (=alles verandert)
  2. aan alle kapelletjes aanleggen (=alle cafés onderweg bezoeken)
  3. aan alles een kleurtje weten te geven (=voor alles wel een uitleg weten)
  4. aan Bacchus offeren (=te veel alcoholhoudende drank nuttigen)
  5. aan banden leggen (=de vrijheid beperken)
  6. aan beurt komen (=aan werk geraken)
  7. aan de balk schrijven (=nota nemen van iets ongewoons)
  8. aan de bedelstaf raken (=in een situatie terechtkomen waarin je geen geld of bezittingen meer hebt)
  9. aan de bel trekken (=duidelijk maken dat er iets aan de hand is; duidelijk maken dat er iets niet klopt)
  10. aan de beterende hand zijn (=langzaam genezen, herstellen)
  11. aan de beterhand (=genezend, herstellend)
  12. aan de boemel zijn (=fuiven)
  13. aan de dag leggen (=vertonen)
  14. aan de degen rijgen (=tot (zwaar) verliezer maken)
  15. aan de dijk zetten (=ontslaan)
  16. aan de draai houden (=bezig houden)
  17. aan de ene voet een schoen, de ander blootvoets (=evenwicht is voornaamst)
  18. aan de fep zijn (=(overmatig) drinken)
  19. aan de galg komen (=ter dood veroordeeld worden)
  20. aan de groene tafel zitten (=bestuurslid zijn)
  21. aan de grond zitten (=bankroet of totaal uitgeput zijn)
  22. aan de haak slaan (=te pakken krijgen)
  23. aan de haal gaan (=ergens mee vandoor gaan)
  24. aan de hand doen (=bezorgen)
  25. aan de hand van (=door middel van)
  26. aan de heidenen overgeleverd (=in zware moeilijkheden - in de macht van mensen zonder scrupules)
  27. aan de kwakkel zijn (=last hebben van de gezondheid)
  28. aan de latten hangen (=ermee ophouden - bijna bankroet zijn)
  29. aan de leiband lopen (=erg volgzaam zijn)
  30. aan de lopende band (=aan één stuk door; steeds maar weer)
  31. aan de lus hangen (=recht blijven staan in tram of bus)
  32. aan de man brengen/helpen (=verkopen)
  33. aan de middelhand zitten (=niet eerst of laatst moeten spelen)
  34. aan de orde van de dag zijn (=vaak voorkomen)
  35. aan de pan blijven hangen/kleven (=zich om bestwil ergens mee bemoeien maar er slecht afkomen)
  36. aan de pan gelikt hebben (=slecht terechtkomen of veel schade hebben)
  37. aan de pimpel zijn (=sterkedrank drinken)
  38. aan de rand van het graf staan (=bijna dood zijn)
  39. aan de rand van het ravijn bloeien de mooiste bloemen (=de beste resultaten dragen tegelijkertijd de grootste risico`s)
  40. aan de rem trekken (=een ontwikkeling proberen tegen te houden/ waarschuwen dat iets niet goed gaat)
  41. aan de scharrel zijn (=verkeren zonder verloofd of getrouwd te zijn)
  42. aan de schors blijven hangen (=iemand of iets alleen op het uiterlijk beoordelen)
  43. aan de slag gaan (=beginnen te werken, starten)
  44. aan de strijkstok blijven hangen (=geld dat aan een goed doel wordt besteed verdwijnt voor een groot deel bij mensen die oneerlijke onkosten maken)
  45. aan de touwtjes trekken (=de baas zijn, alles regelen, het voor het zeggen hebben)
  46. aan de Turken overgeleverd zijn (=slecht behandeld, bedrogen, mishandeld worden)
  47. aan de veren kent men de vogel (=aan het uiterlijk (verzorging/kleding) kun je zien met wat voor iemand je te maken hebt)
  48. aan de vishaak bijten (=zich laten vangen, toehappen)
  49. aan de voeten van Gamaliël zitten (=aandachtig luisteren naar de les die een wijs persoon meegeeft)
  50. aan de voorhand zijn/zitten (=voorrang hebben)

821 betekenissen bevatten `aan`

  1. distels trekken is distels stekken (=`maar distels laten staan, is distels laten vergaan`)
  2. distels maaien is distels zaaien (=`maar distels laten staan, is distels laten vergaan`)
  3. distels breken is distels kweken (=`maar distels laten staan, is distels laten vergaan`)
  4. de oude mens afleggen (=(en de nieuwe aantrekken) een nieuw leven beginnen - beterschap beloven)
  5. benen maken (=(haastig) weggaan)
  6. het zwaard aangorden (=(zich klaarmaken om) de strijd aan (te) binden)
  7. het licht zien (=1: begrijpen wat men daarvoor nog niet begreep 2: geboren worden, ontstaan)
  8. er is een tijd van komen en er is een tijd van gaan (=aan alles komt een einde)
  9. wat de heren wijzen moeten de gekken prijzen (=aan beslissingen van het hoger gezag moet men zich onderwerpen)
  10. op kop staan (=aan de leiding staan)
  11. op het kussen helpen (=aan de macht helpen)
  12. op het kussen zitten (=aan de macht zijn)
  13. aan de vruchten kent men de boom (=aan de nakomelingen kent men de ouders)
  14. aan het lijntje hebben/houden (=aan de praat houden /  beloven, maar steeds weer uitstellen)
  15. de handen uit de mouwen steken (=aan de slag gaan en aanpakken)
  16. in hetzelfde gasthuis ziek liggen (=aan dezelfde kwaal lijden)
  17. voor de ganzen preken (=aan dovemans oren zeggen)
  18. as is verbrande turf (=aan een belofte (as = als) heb je niets)
  19. aan de lopende band (=aan één stuk door; steeds maar weer)
  20. tegen de klippen op gaan (=aan een stuk doorgaan (met liegen))
  21. lapsus memoriae (=aan het geheugen ontsnapt)
  22. op het sleeptouw houden (=aan het lijntje houden)
  23. op tui houden (=aan het lijntje houden)
  24. aan de veren kent men de vogel (=aan het uiterlijk (verzorging/kleding) kun je zien met wat voor iemand je te maken hebt)
  25. de kap maakt de monnik niet (=aan het uiterlijke kan men het innerlijke niet beoordelen)
  26. bakkerskinderen eten oud brood. (=aan het vak dat men uitoefent, besteedt men in zijn directe omgeving weinig aandacht.)
  27. in het getouw (=aan het werk)
  28. in het gareel spannen (=aan het werk zetten)
  29. over de drempel komen (=aan huis komen)
  30. van de daken schreeuwen (=aan iedereen luid kenbaar maken)
  31. niet in iemands schaduw kunnen staan (=aan iemand absoluut niet kunnen tippen)
  32. je hart uitstorten (=aan iemand alles (in vertrouwen) vertellen)
  33. fiolen van toorn over iemand uitstorten (=aan iemand duidelijk laten blijken dat je kwaad op diegene bent)
  34. bij iemand in het krijt staan (=aan iemand iets schuldig zijn)
  35. iemands maat niet kunnen halen (=aan iemand niet kunnen tippen)
  36. bij iemand nog wel kunnen schoolgaan (=aan iemand nog een voorbeeld kunnen nemen)
  37. plat op de buik gaan (=aan iemand toegeven, zich overleveren)
  38. het land aan iets hebben (=aan iets een hekel hebben)
  39. een kleine aardappel moet je niet schillen (=aan mensen die weinig geld hebben, moet je niet veel geld vragen)
  40. van een mooi bord kun je niet eten (=aan uiterlijk alleen heb je niets)
  41. naar zijn hielen omzien (=aan vluchten denken)
  42. aan beurt komen (=aan werk geraken)
  43. ruw laten stikken (=aan zijn lot overlaten)
  44. in zijn eigen vet gaar koken (=aan zijn lot overlaten (iemand die iets misdaan heeft))
  45. op de grote trom slaan (=aandacht proberen te krijgen voor diens zaak)
  46. aan iemands lippen hangen (=aandachtig luisteren)
  47. het oor scherpen/spitsen (=aandachtig luisteren)
  48. aan de voeten van Gamaliël zitten (=aandachtig luisteren naar de les die een wijs persoon meegeeft)
  49. het oor strelen (=aangenaam in de oren klinken)
  50. in het vat gieten (=aanleggen)

50 dialectgezegden bevatten `aan`

  1. Laotj eug linkse handj neet wete det de rechse aan 't wek is! (=Laat uw linker hand niet weten dat de rechter aan het werken is.) (Kinroois)
  2. ` 't zal d'r aan ligke wi-j 't veltj` zag de bezeuker wi-j ze 'm vrooge um te bliêve aete en hae keek nao de dröppel aan de vrouw eur naas (=niet meteen toehappen, een slag om de arm houden) (Weerts)
  3. `zöllie verdiene meer òn jöllie as göllie òn höllie.` (=`zij verdienen meer aan jullie dan jullie aan hen`.) (Tilburgs)
  4. 'Et droipt toe zen broek en jas oit (=Hij heeft geen droge draad meer aan zijn lijf) (zaans)
  5. 'k 'n wil ui nie in de reedns voln, moar... (=ik doe geen afbreuk aan uw woorden, maar...) (Waregems)
  6. 'k ben aan de rees / schait (=Ik heb diarree) (Hendrik-Ido-Ambachts)
  7. 'k ben doamee niks vernoadert (=dat zet geen zoden aan de dijk) (denderleeuws)
  8. 'k ben mij aan 't ferliejn (=ik verveel mij) (Gavers)
  9. 'k docht bè (in) min eigen (=ik was aan het denken...) (Sint-Niklaas)
  10. 'k em niks om oeën te doen (=ik heb niets om aan te trekken) (Meers)
  11. 'k ga ff de vullis (of kliko) aan de dijk zetten (=Ik ga even de vuilnis aan de weg zetten) (Lopiks)
  12. 'k haar gien dreuge droad meer aan 't lief (=mijn gehele lichaam was bezweet) (Westerkwartiers)
  13. 'k heb d'r kant oaregheid aan (=ik beleef er veel plezier aan) (Westerkwartiers)
  14. 'k meuë't nie gedriuëmd-ên (=ik mag er niet aan denken) (Kaprijks)
  15. 'k oë malsjanse (=ik had het geluk niet aan mijn zijde) (Waregems)
  16. 'k veger man polleviekes oean (=ik trek het mij niet aan) (Ninoofs)
  17. 'k wil wiet'n wat veur vlees ik ien 'e kuup heb (=ik wil weten wat ik daar aan heb) (Westerkwartiers)
  18. 'k zal aa seffes (=waarschuwing aan kind bijv) (Leefdaals)
  19. 'k zal m'n gat maar weer onger min erreme neme (=ik zal maar weer eens aan het werk gaan) (Wierings)
  20. 'k zeg a mo da (van het frans 'je ne te dis que ça' (=om aan te duiden dat iets heel goed of opmerkelijk is) (Hals)
  21. 'k ziet 't al, de lâmp hânk scheef / Dat ken bruintjie niet meer trekku / me schort is bijna leeg / 't zwartu zoad is ook al op / 'k het niks meer te makkuh / ik het/hep/heb pijn aan me portemonnaie / portemetniks (=het geld is bijna op...) (Utrechts)
  22. 'k zoe je kun'n rekkeveln (=ik zou je iets aan kunnen doen) (Veurns)
  23. 'n kers opstaeke vör d'n duûvel (=aan de verkeerde persoon eer bewijzen) (Weerts)
  24. 'n Peerd en un hond hinkt um de stront (=Wanneer een paard of een hond maar iets aan hun poten hebben, lopen ze mank) (Achterhoeks)
  25. 'n pisboodschapke doen (=een boodschap doen om iets anders aan de weet te komen) (Westerkwartiers)
  26. 'ne aezel haat neet ummer lang oere (=aan de buitenkant is niet te zien of iemand dom is) (wijlres)
  27. 't an de katte geevn (=Er de brui aan geven) (Veurns)
  28. 't bijt in zijn bille (=hij kan er niet aan weerstaan) (Kaprijks)
  29. 't blaataas (=voormalig Tiens Liberaal café gelegen aan de Hennemarkt) (Tiens)
  30. 't e 't jiwig leev'n aam'm (=er komt maar geen einde aan) (Wevelgems)
  31. 't em geevn (=Het aan hem geven) (Hansbeeks)
  32. 't es an 't friezn, reeënen, snieën... (=het is nu aan het vriezen, regenen, sneeuwen...) (Waregems)
  33. 't es an 't zjèver'n (=het is aan het motregenen) (Wevelgems)
  34. 't es doar de grooëte luxe (=het gaat er luxueus aan toe) (Waregems)
  35. 't es Màrja lànkwirk (=het gaat traag vooruit, het sleept lang aan) (Waregems)
  36. 't geet roar tou boe geen dier oan ès (=het gaat raar dicht waar geen deur aan is.) (Genker)
  37. 't gijt piano an (=het gaat heel rustig aan) (Westerkwartiers)
  38. 't gijt wel aan (=het gaat redelijk) (Westerkwartiers)
  39. 't go wel e schele rechte kieken (=geraakt wel aan een vrouw) (Veurns)
  40. 't Hooi lopt achtern woagen (=Dat meisje zit achter die jongen aan) (Poperings)
  41. 't houdt aan de rebben (=degelijke kost) (Werviks)
  42. 't is all niet dat oar snien, 't is all die kruljes legn (=als je aan iets begint, moet je het ook kunnen afwerken) (West-Vlaams)
  43. 't Is èerdaodig volk (=Op hen is niets aan te merken) (Drents)
  44. 't is gjièn avance zei Emerance en ze kocht un kiend (=er is niets aan te doen) (Roeselaars)
  45. 't Is leg en kriegweer (=Het is boter aan de galg, het geeft niks) (Giethoorns)
  46. 't is moar net wat 'n gek d'r veur geft (=daar kun je geen prijs aan verbinden) (Westerkwartiers)
  47. 't is ne goeie speet ontoen (=het is hard aan het regenen) (Sint-Niklaas)
  48. 't is ont miezer'n (=het is aan het motregenen) (Oudenhoofs)
  49. 't is ont vurreten (=het is heter aan het worden) (Sint-Niklaas)
  50. 't Is tied aan 'm! (=Kom op, laat wat zien!) (Hulsbergs)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen