Spreekwoorden met `Ier`

Zoek


86 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `Ier`

  1. aan de zwIer zijn (=uitgaan, drinken)
  2. als een lIer (=zeer goed)
  3. als het bIer is in de man dan is de wijsheid in de kan (=van dronkaards verwacht men geen verstandige woorden)
  4. als Ieren en Britten op één land (=twee aartsvijanden in één ruimte)
  5. altijd de kwade pIer zijn (=altijd als de schuldige aangewezen worden)
  6. balen als een stIer (=er een gloeiende hekel aan hebben)
  7. bij de mIeren zijn (=dood)
  8. branden als een (tIere)lIer (=een heel erg hevige brand)
  9. dat is het hele eIeren eten (=zo zit de zaak in elkaar.)
  10. dat zal hem geen windeIeren hebben gelegd (=daar zal hij wel veel geld mee verdiend hebben)
  11. dat zijn twaalf eIeren en dertien kuikens. (=een meevaller)
  12. de boer op de bok liet de teugels vIeren, het paard kende zelf de weg wel. (=je moet niet doen alsof je de beste bent, iemand anders weet ook wel wat)
  13. de haring braadt hIer niet (=het gaat niet zoals het zou moeten)
  14. de kap/sluIer/habijt aannemen (=in een klooster gaan)
  15. de kip met gouden eIeren slachten (=een iets met veel rendement wegdoen)
  16. de kuIerlatten nemen (=te voet gaan)
  17. de kwaaie pIer (=de schuldige)
  18. de lIer aan de wilgen hangen (=zijn bezigheden stopzetten)
  19. de mIer aan iets/iemand hebben (=een erge hekel hebben)
  20. de nIeren proeven (=onderzoeken of iets echt waar is)
  21. de spIering doet de kabeljauw afslaan (=veel slechte waar op de markt doet de prijzen van de goede waar dalen)
  22. de teugels laten vIeren (=een minder streng beleid voeren)
  23. de vIerschaar spannen. (=een rechtzitting houden. (vierschaar = middeleeuws gerechtelijk bestuur))
  24. een bliek (spIering) uitgooien om een snoek te vangen (=met zo min mogelijk kosten proberen maximale winst te behalen)
  25. een blinde passagIer hebben. (=in verwachting zijn)
  26. een goede gevel versIert het huis. (=gezegd over mensen met een grote neus)
  27. een keel als schuurpapIer hebben (=een erg droge keel (keelpijn) hebben)
  28. een mIer in de broek hebben (=ongeduldig zijn)
  29. een oortje in vIeren zouden bijten (=erg gierig zijn)
  30. een papIeren zoldertje (=een dunne ijskorst)
  31. een spIering is vis als er anders niet is (=als je honger hebt, ben je niet kieskeurig / bij gebrek aan beter)
  32. een spIering uitwerpen om een kabeljauw te vangen (=iets kleins aan een ander geven met de gedachte zelf iets groots terug te krijgen)
  33. een tipje van de sluIer oplichten (=een klein stukje van het onbekende onthullen)
  34. een vaatje zuur bIer (=een oude vrijster)
  35. een van de vijf is uit kuIeren (=hij is niet goed wijs)
  36. eet geen paaseIeren op goede vrijdag (=alles op zijn tijd, het feest niet te vroeg vieren)
  37. eIeren voor je geld kiezen (=met minder genoegen nemen dan men eerder wilde)
  38. esprit de l escalIer (=geestig idee dat te laat komt)
  39. garnaal/spIering is ook vis als er anders niet is. (=wees tevreden met wat je kunt krijgen)
  40. geen klavIertje over slaan (=alle bijzonderheden in acht nemen)
  41. geen spIer vertrekken (=zonder enige emotie over zich heen laten gaan)
  42. geen zIer (=niets)
  43. gIerigheid is de wortel van alle kwaad (=door gierigheid ontstaan er veel problemen en is er veel ellende in de wereld)
  44. goede papIeren hebben (=de goede eigenschappen hebben (voor een baan))
  45. goede sIer maken (=er (overdreven) goed van leven / goed overkomen bij anderen)
  46. het bIer is niet voor de ganzen gebrouwen. (=niet iets verspillen aan degenen die het niet waarderen)
  47. het is kruis of munt, zei de non en ze trouwde de bankIer (=een keuze voor het materiële kan ten koste gaan van het spirituele)
  48. het touw wat vIeren (=het iets minder streng aanpakken)
  49. het wIerookvat zwaaien (=lof toezwaaien)
  50. het zit me tot hIer (=ik heb er genoeg van)

101 betekenissen bevatten `Ier`

  1. op de vingers kijken (=(Op een vervelende manIer) scherp toezien hoe iemand iets doet, zodat elke fout direct opgemerkt wordt)
  2. geld stinkt niet (=alle manIeren om aan geld te komen zijn toegestaan)
  3. lief en leed delen (=allerlei plezIerige en droevige dingen met elkaar beleefd hebben)
  4. eet geen paaseieren op goede vrijdag (=alles op zijn tijd, het feest niet te vroeg vIeren)
  5. alles malletje naar malletje doen/maken (=alles steeds weer op precies dezelfde manIer doen)
  6. goed voorgaan doet goed volgen (=als je zelf op de goede manIer handelt, nemen anderen dat vanzelf over)
  7. goed voorbeeld doet goed volgen (=als je zelf op de goede manIer handelt, nemen anderen dat vanzelf over)
  8. een gegeven paard mag men niet in de bek kijken. (=als men een geschenk krijgt, dan moet men niet zoeken of er hIer of daar wat aan mankeert.)
  9. armoede zoekt list. (=armoede dwingt om op zoek te gaan naar alternatieve manIeren om rond te komen)
  10. ik wil hogerop, zei de jongen en hij kwam aan de galg. (=bereik je doel op een eerlijke manIer)
  11. vis moet (wil) zwemmen (=bij een goede maaltijd hoort een goed glas wijn (bIer))
  12. dat is een ver-van-mijn-bedshow (=dat is iets waar ik me helemaal niet mee bezighoud; dat is iets dat op grote afstand van hIer gebeurt)
  13. dat is Beulemans Frans (=dat is slecht Frans spreken. In België zeggen de Vlamingen dat over Waals. Walloniërs op hun beurt vinden Vlaams weer slecht Nederlands)
  14. je trekken thuis krijgen (=door anderen op dezelfde manIer behandeld worden als je hun behandelde (bv met een streek))
  15. gierigheid is de wortel van alle kwaad (=door gIerigheid ontstaan er veel problemen en is er veel ellende in de wereld)
  16. een krent (=een gIerig persoon)
  17. een glazen boterham. (=een glas jenever of bIer)
  18. een krop opzetten (=een hoge borst opzetten - een fIere houding aannemen)
  19. een achterdeurtje (=een manIer om iets te ontduiken)
  20. een nieuwe bron aanboren (=een nieuwe manIer vinden om iets te krijgen)
  21. de vierschaar spannen. (=een rechtzitting houden. (vIerschaar = middeleeuws gerechtelijk bestuur))
  22. ieder huisje heeft een deurtje. (=er is altijd een manIer om iets te bereiken)
  23. doorgestoken kaart (=er is heel duidelijk iets mis! HIer is getracht om iemand te laten geloven dat er bij toeval iets gebeurt, terwijl het in feite van tevoren gearrangeerd is)
  24. je plezier niet opkunnen (=er veel plezIer aan beleven)
  25. er muziek in zitten (=er veel van kunnen verwachten en/of plezIer van beleven)
  26. er zijn vele wegen die naar Rome leiden (=er zijn meerdere manIeren om iets te doen)
  27. alle dingen hebben twee handvatten. (=er zijn vaak meerdere manIeren zijn om een situatie aan te pakken)
  28. alle wegen leiden naar Rome (=er zijn veel manIeren om je doel te bereiken / de uitkomst is altijd hetzelfde)
  29. op iets dood blijven (=erg belust op iets zijn (bv geld; gIerig))
  30. een oortje in vieren zouden bijten (=erg gIerig zijn)
  31. om van te kotsen (=erg lelijk, absoluut onplezIerig)
  32. iemand het hemd van het lijf vragen (=erg nieuwsgIerig zijn en alles van iemand proberen te vragen)
  33. in zijn sas zijn (=erg tevreden met iets zijn of plezIer met iets hebben)
  34. je ogen uitkijken (=erg verbaasd of nieuwsgIerig staan kijken)
  35. iets in de vingers hebben (=ergens ervaring en deskundigheid over hebben opgebouwd, waardoor men met grote kwaliteit en zonder fouten te maken, zich hIermee bezig kan houden)
  36. iemand op zijn zeer trappen (=ergens over praten wat door iemand als erg onplezIerig ervaren wordt)
  37. de bocht achter/onder de arm houden (=extra voorzichtig zijn, iets nog niet garanderen. (een bocht houden in het touw dat je laat vIeren))
  38. mooi weer spelen (=genieten (meestal van andermans goed) / mooIer voordoen dan het is)
  39. arbeid is voor de dommen. (=gezegd als je liever op twijfelachtige wijze geld verdient dan op een eerlijk manIer)
  40. van de houvast zijn (=gIerig of mager zijn)
  41. van de kleef zijn (=gIerig zijn)
  42. op de penning zijn (=gIerig zijn)
  43. het is de toon die de muziek maakt (=het gaat om de manIer waarop iets gezegd wordt)
  44. er voor tekenen (=het met plezIer willen aanvaarden)
  45. het dunnetjes overdoen (=het nog een keertje op dezelfde manIer herdoen)
  46. het roer omgooien (=het op een heel andere manIer proberen)
  47. iets zwart op wit hebben (=het op papIer hebben staan)
  48. fiat justitia (=het recht moet zegevIeren)
  49. fiat justitia et pereat mundus (=het recht moet zegevIeren ook al vergaat de wereld)
  50. het is goed aan hem besteed (=hij verdient het, hij zal er op de goede manIer mee omgaan)

50 dialectgezegden bevatten `Ier`

  1. !k ém Ier nen oebel (=ik heb hIer een bobbel) (Meers)
  2. 'k mag Ier doodvallen ak lieg (=ik vertel de waarheid) (Sint-Niklaas)
  3. 'k sta kik Ier (1.) voor pijpe toebak, (2.) zonder verwèr (=ik sta voor schut) (Waregems)
  4. 'k uur Ier gien kluute (=ik hoor niks) (Gents)
  5. 'k verdien Ier 't zaat op min petetten nog nie (=ik verdien hIer heel weinig) (Sint-Niklaas)
  6. 'k wacht Ier al een uur op aa gei zè ne schonen (=ik zit hIer al een uur te wachten op u) (Sint-Niklaas)
  7. 'k zien Ier geen steek vur min ogen (=het is hIer zo donker, ik zie niets) (Sint-Niklaas)
  8. 'k zit Ier vree op me gemak (=ik zit hIer goed en rustig) (Sint-Niklaas)
  9. 't dript Ier (=het drupt hIer) (Meers)
  10. 't ê Ier een duvvekot (=Het is hIer de zoete inval) (Kortrijks)
  11. 't es Ier ander peper of bij den hamburgerboer (=het is hIer veel beter) (Gents)
  12. 't ès Ier lik Mehoachel. (=Het ligt hIer allemaal overhoop) (Zwevegems)
  13. 'T es Ier ne veull'n boel (=Het is hIer een rommel van jewelste) (Harelbeeks)
  14. 't es Ier precies een duivepIere (=er is hIer veel beweging (van personen) ) (Wetters)
  15. 't is Ier a duvekot (=het is hIer een komen en gaan) (Nieuwpoorts)
  16. 't is Ier gelik vandiesie (=het staat hIer allemaal vol) (Izegems)
  17. 't is Ier zo donker as een aal (=het is hIer pikdonker) (Sint-Niklaas)
  18. 't Ligt Ier etterdeschetter (of ekkerdeschekker) (=Het ligt hIer overhoop) (Zelzaats)
  19. 't ligt Ier kop over kloojtn (=Wat een puinhoop) (Avelgems)
  20. 't ligt Ier ol in astrabansje (=alles ligt hIer overhoop) (Wevelgems)
  21. 't trekt Ier (=je rits staat open) (Izegems)
  22. 't trekt Ier (=het tocht hIer) (Waregems)
  23. 't zitj Ier op zè gat (=de verkoop is slecht) (Meers)
  24. ' k volle Ier in ne strek / ' k ben stroatof (=ik ben nu doodop) (Waregems)
  25. ' k zijn Ier mij kluueten aun ' t afdrauen (=ik ben hIer aan het zwoegen) (Lokers)
  26. ' t reent, ' t zeent, de boern wèrn nat van Ier tot iejn de stat (=het blijft maar regenen) (Brakels)
  27. ' t steekt oes teeg' n / ' t es oes verleeëd / ' t zit oes tot Ier (=we hebben er genoeg van) (Waregems)
  28. ' t stinkt Ier link de vorte peste (=het stinkt hIer verschrikkelijk onaangenaam) (Waregems)
  29. a eet Ier gieën witte voeten (=niet welkom zijn) (Meers)
  30. aalpt Ier een beetsjen, ge geefd aunders gieen maalk (=Help hIer een beetje, je hebt toch niets te doen) (Lokers)
  31. ae/zae ee(d) Ier een bitjen oar boven zèen/eur uuëgen (=je snapt waarschijnlijk niet wie ik bedoel) (Wichels)
  32. Ajee zenne leste strongt Ier geschete (=Hij zal weg gestuurd worden) (Antwerps)
  33. d'oenjeren émmen Ier veel beluëp (=de kippen hebben hIer voldoende loopruimte) (Meers)
  34. da got Ier au wivven regenen. (=het gaat hard regenen.) (Vrasens)
  35. da komt Ier nie ter spraoke (=dat doet niets ter zake) (Kortemarks)
  36. da kraukt Ier lonst alle kanten (=dit is bouwvallig) (Moes)
  37. da wordt Ier broodje vuste met mullepaté (=er zal hIer gevochten worden) (Ostêns)
  38. da zie je van Ier (=daar moet je niet aan twijfelen) (Kortemarks)
  39. da ziede van Ier (=geen sprake van) (Vels)
  40. da ziede van Ier (=ik denk er niet aan) (Meers)
  41. Da ziede van Ier (=Geen sprake van!) (Temses)
  42. dat angt Ier mn kloefn uut (=ik verveel me) (Kortemarks)
  43. dè affeseerd Ier gelijk buenen knuepen (=het werk schiet niet op) (Lokers)
  44. der stoat Ier vil brugs die belange nie ip brugs geliekt!!!! (=er staat hIer veel brugs die geen brugs is) (Brugs)
  45. doe je broekveure toe, ttrekt Ier (=uw gulp staat open) (Lichtervelds)
  46. doe mao je broekveure toe trekt Ier (=uw gulp staat open) (Kortemarks)
  47. ei é Ier nit te zoek'n (=hij is hIer niet welkom) (Oudenhoofs)
  48. ètte dujst goa nor Blujst, der ès ee oonse en ij it Fideelke èn ij piest van Ier tot iejn ou keelke (=dorstige kinderen sussen (mits geen drank vooradig of te duur) ) (Brakels)
  49. g' eet Ier niets te zegn! (=jij hebt hIer geen spreekrecht!) (Waregems)
  50. g'et Ier nie(ts)in de pap te brokken / niets te retteketetten (=je hebt hIer niets in de melk te brokkelen) (Wichels)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen