Spreekwoorden met `Boven`

Zoek

33 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `Boven`

  1. al het goede komt van Boven (=alle zegen komt van god)
  2. Boven aarde staan (=overleden zijn maar nog niet begraven)
  3. Boven de pet gaan (=er niets van begrijpen)
  4. Boven de wet staan (=niet gebonden zijn aan de wet)
  5. Boven het hoofd groeien (=onoverkomelijk worden)
  6. Boven het hoofd hangen (=te wachten staan)
  7. Boven Jan zijn (=uit de problemen zijn)
  8. Boven water komen / Boven water halen (=tevoorschijn komen / tevoorschijn halen, verschijnen, opduiken)
  9. Boven water zijn (=alles is bekend geworden of is teruggevonden)
  10. Boven zijn theewater (=dronken)
  11. dat gaat mijn pet te Boven (=daar begrijp ik niets van)
  12. dat hangt als een schijthuis Boven de gracht (=dat is overduidelijk)
  13. dat staat als een paal Boven water (=dat is een absolute zekerheid)
  14. de Bovenhand krijgen (=winnen, zegevieren)
  15. de Boventoon voeren (=het hoogste woord hebben)
  16. de kaap te Boven zijn (=het probleem overwonnen hebben)
  17. de natuur gaat Boven de leer (=men volgt eerder zijn karakter dan hetgeen men leert)
  18. een baas Boven baas zijn (=er is altijd wel iemand die het beter kan of het beter denkt te kunnen)
  19. een dak Boven zijn hoofd hebben (=woonruimte hebben, onderdak hebben)
  20. er dik Bovenop liggen (=overduidelijk zijn)
  21. er mankeert iets in zijn Bovenkamer (=hij is niet goed bij zijn verstand)
  22. het hoofd Boven water houden (=financieel rondkomen, juist genoeg geld hebben om te kunnen leven)
  23. het ligt er duimdik Bovenop (=het is overduidelijk)
  24. het scheelt hem in zijn Bovenverdieping (=hij is niet goed wijs)
  25. het vet wil Boven drijven. (=rijke mensen willen domineren)
  26. iemand de hand Boven het hoofd houden (=iemand in bescherming nemen)
  27. iets Boven de tafel fietsen (=open kaart spelen met bedoelingen)
  28. je bent de Bovenste beste (=je bent een goeie)
  29. olie drijft Boven (=de waarheid komt aan het licht)
  30. onder en Boven de wet zijn (=zich niet aan de regels hoeven te houden)
  31. oud mal gaat Bovenal (=hoe ouder hoe gekker)
  32. van de Bovenste plank (=van de beste kwaliteit)
  33. weer Boven water komen (=weer tevoorschijn komen)

10 betekenissen bevatten `Boven`

  1. groot bal op kleine aardappelen (=Boven zijn stand leven)
  2. op de koop toe (=Bovendien)
  3. nood doet zelfs oude vrouwen rennen (=een onverwachte situatie kan verrassende kwaliteiten naar Boven brengen (vergelijkbaar met `angst geeft vleugels`))
  4. op oud ijs vriest het licht (=een oude kwaal komt gemakkelijk weer Boven)
  5. van God los zijn (=gek zijn, Boven de wet staan)
  6. het beste paard van stal halen (=het beste wat men heeft Bovenhalen)
  7. het is hem (hoog) in de bol geslagen. (=hij voelt zich ver Boven anderen verheven)
  8. wie voor een dubbeltje geboren is, wordt nooit een kwartje (=je kunt nooit Boven de stand komen waarin je geboren bent. Arm geboren, zal wel arm blijven)
  9. als sardientjes in een blik (=stijf Boven op elkaar; dicht opeen)
  10. zo het handje thuis tost, tost het nergens (=uiteindelijk gaat er niets Boven het eigen huis)

50 dialectgezegden bevatten `Boven`

  1. De henj Boven 't laken haoje. (=De handen Boven het laken houden.) (Kinroois)
  2. 'k eure lawijt op de paljée (=ik hoor lawaai Boven) (Oudenhoofs)
  3. 't holletje op (=naar Boven gaan) (Rotterdams)
  4. ’t zot éuft, ’t és meiren oeëgtag (=het zotte komt naar Boven , 't is morgen hoogdag (spottende opmerking bij het zotte gedrag van een persoon)) (Meers)
  5. ae/zae ee(d) ier een bitjen oar Boven zèen/eur uuëgen (=je snapt waarschijnlijk niet wie ik bedoel) (Wichels)
  6. Aj een ekster vortjaagd kriej een bonte vogel weer (=Geef geen opdracht die iemands kunnen te Boven gaat) (Drents)
  7. Aj gin kop hebt, ku'j nig noar boet'n kiek'n. De koo is vergett'n dat he kalf is west. (=Boven je stand leven) (Twents)
  8. As g' em wolt dueschieten moedde ne meter Boven zijne kop mikken, ten èdem recht in zijn pritènse (=Over een hovaardig iemand) (Lokers)
  9. as je Boven ben stuur mij een brieffie/karetje (=In je neus peuteren) (Rotterdams)
  10. as je over de kwoadampen ene binnen (=als je de midlifecrisis te Boven bent) (Urkers)
  11. babbelwoater edroenkn en (=Boven zijn theewater zijn) (Veurns)
  12. boas boov' m boas (=baas Boven baas) (Westerkwartiers)
  13. Boven de aarde staan (=opgebaard staan) (Enkhuizens)
  14. Boven de koestal oetgruien willen, maor in 't zwienhok terechte kommen. (=Hoogmoed komt voor de val) (Drents)
  15. d'r gijt niks boov'm grunn'n (=er gaat niets Boven groningen) (Westerkwartiers)
  16. Da stéök ich i men mouw (=Zoiets vergeet ik niet en haal ik later wel trug Boven) (Stals)
  17. daaj hërren hangaar steed heil oeëpe (=ze is luchtig gekleed langs Boven) (Munsterbilzen - Minsters)
  18. Dat kiend is an onder en van Boven uut de broek egreui'jt (=Groot geworden. Alle kleren zijn te klein) (Giethoorns)
  19. dat kwam boov'mdriev'm (=dat kwam naar Boven) (Westerkwartiers)
  20. Dat moidje het hoogwater. Gaat over een jongen met één broek, met te korte pijpen. (=Dat meisje heeft hoogwater (als je lange broek te kort of Boven enkels was) .) (Westfries)
  21. dat staot as 'n paole boôm d'Ao (=dat staat als een paal Boven water) (Steenwijks)
  22. de gebroje hinne valle autte loch (=alle zegen komt van Boven) (Munsterbilzen - Minsters)
  23. De karik moet Boven de euzen stoon (=De kerk moet Boven de huizen staan) (Urkers)
  24. de weint keump van Boven (=de wind komt uit het zuiden) (Boorsems)
  25. diejen eit er iên Boven zoan oeëg (=De heeft er eentje teveel op) (Booms)
  26. diekköp biete zich neet (=mensen met geld houden elkaar de hand Boven het hoofd) (Heitsers)
  27. diën'n es van Boven de windj (=dorpen tussen mere en zottegem) (Meers)
  28. doa het er zich mit verpóp (platvloers) (=dat was Boven zijn kunnen) (Susters)
  29. doë konste mèt ze boereverstand nie bij (=als iets Boven je pet gaat, zit het er niet onder) (Munsterbilzen - Minsters)
  30. droait em omme, der goa gin rotten frang uitvoal! (=van iemand die Boven zijn stand leeft) (Iepers)
  31. e lijfstuk (=lied dat men Boven alle andere verkiest) (Sint-Niklaas)
  32. eine boum toet ane möp aafzaege (=een boom tot net Boven de grond afzagen) (Heitsers)
  33. elke speek vant wiel komt bove (=de waarheid komt wel Boven water) (Oudenbosch)
  34. èn naa as de wiedewirgaoj nòr boove. (=en nu zo snel als mogelijk Boven naar bed.) (Tilburgs)
  35. es eine paol boeave water staon (=als een paal Boven water staan) (Wessems)
  36. Es zwoaluuwu loag ovur en bovu ut woater vliegu, komt er règun (=Als zwaluwen laag over en Boven het water vliegen, komt er regen) (Brakels (gld))
  37. flosj (=kwast op kermismolen; een kwast van wollen draden, bevestigd aan een bal, die opgetrokken en neergelaten wordt Boven de hoofden van de kinderen die op de paardenmolen zitten) (Meers)
  38. hij is deur 't oog van 'e naald kroop'n (=dat ging wonder Boven wonder goed met hem) (Westerkwartiers)
  39. hij moet nog ' n leleke piep rook' n (=er hangt hem nog een straf Boven zijn hoofd) (Westerkwartiers)
  40. hij/zij het las van de hedendaagse koors / hij is van een hoge stoep af gedonderdstraolt ( en komp op zun platte bek terecht) / Van Boven bont, van ondere stront / tis een kaekkert (=het is een kakker) (Utrechts)
  41. hij/zij het las(t) van de hêdendaagse koor(t)s / hij is van een hoge stoep af gedonderdstraolt en komp op zun platte bek terech(t) (=Hij zij is een rijke / kakker, het is iemand die denkt dat hij / zij heel wat is (wordt vaak gebruikt bij iemand die Boven zijn / haar stand probeert te zijn. (maar daar komt hij / zij wel van terug vroeg of laat)) (Utrechts)
  42. hoeëger skoëtn as da a gat staut (=Boven zijn stand leven) (Liedekerks)
  43. ie betoald hem blauw (=hij betaalt Boven zijn kunnen) (Waregems)
  44. ie is Boven zn thee witter (=druk of dronken iemand) (Zeeuws)
  45. ie kan amper Boven zn broekband kiekn (=niet groot) (Zeeuws)
  46. iuëre schijdn dan da zij gad ajt (=Boven zijn stand leven) (Kaprijks)
  47. Je bedoelt het goed maor je blijft an de pan hange (=Hij probeert de waarheid Boven tafel te krijgen / situatie te redden / te bemoeien voor de goeie zaak / Zich om bestwil met iets bemoeien maar komt er slecht van af.) (Utrechts)
  48. je go hjeil zin trukkedoze Boven ol'n (=hij zal er alles voor doen) (Kortrijks)
  49. je schyt oîgre dan da ze gat staot (=hij leeft Boven zijn stand) (Kortemarks)
  50. je schyt oîgre dan da ze gat stoat (=hij leeft Boven zijn stand) (Lichtervelds)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen