Spreekwoorden met `me`

Zoek


841 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `me`

  1. komen met de paal als het brood in de oven is (=te laat komen)
  2. komen waar de duivel zijn staart keert (=op een zeer onherbergzame plaats aankomen.)
  3. komt men over de hond, dan komt men over de staart (=als de grootste moeilijkheden overwonnen zijn, dan komt de rest vanzelf)
  4. korte metten maken (=doortastend optreden)
  5. krom jezelf als je door de wereld wilt komen (=je moet er wat voor over hebben om iets te bereiken)
  6. kromme gangen gaan (=omwegen maken, oneerlijk zijn)
  7. kromme sprongen maken (=alle moeite doen om zich uit een situatie te redden)
  8. lachen als een boer met kiespijn (=lachen zonder echt blij te zijn)
  9. lachen is het beste medicijn (=lachen is goed voor je gezondheid.)
  10. lapsus memoriae (=aan het geheugen ontsnapt) (Latijn)
  11. laten we elkaar geen mietje noemen (=laten we precies zeggen hoe we denken over de ander)
  12. lopen als een muis in een meelton (=onrustig heen en weer lopen)
  13. maken dat men wegkomt (=ervandoor gaan)
  14. man en paard noemen (=niets verzwijgen)
  15. man en paard noemen. (=duidelijke taal spreken)
  16. man met de hamer tegenkomen (=totaal uitgeput geraken)
  17. mee-eten uit de grote pot van Egypte (=meegenieten zonder vergoeding)
  18. meer dan een pijl op zijn boog hebben (=meerdere oplossingen weten)
  19. meer geluk dan wijsheid. (=dat was geluk hebben.)
  20. meer kunnen dan alleen brood eten (=verstand van zaken hebben)
  21. meer laden dan men dragen kan (=te veel hooi op zijn vork nemen)
  22. meer pijlen op zijn boog hebben (=meer kunnen dan reeds laten zien)
  23. meeuwen op het land, onweer aan het strand. (=als meeuwen het binnenland intrekken omdat er slecht weer op zee is)
  24. mei koel en wak, veel koren in de zak. (=als het in mei nat en koud is wordt de opbrengst hoog)
  25. meisjes die bloemen dragen, mag je kussen zonder te vragen (=een aanmoediging om meisjes met bloemen te kussen)
  26. mejen kan geen paard al lopende beslaan. (=als je het werk goed wil doen, moet je er de tijd voor nemen)
  27. memento mori (=gedenk dat je zal sterven) (Latijn)
  28. men heeft daar latten op het dak (=daar wordt afgeluisterd)
  29. men heeft hem de hoorns opgezet (=iemand (vooral een bekende) heeft een relatie met zijn vrouw)
  30. men heeft het geluk zo vast als een handvol vliegen. (=geluk komt onverwachts en kan zo weer gaan)
  31. men kan zijn kinders wel minnen maar niet zinnen (=je kan je kinderen graag zien, maar ze hebben een eigen aard)
  32. men moet de schapen scheren maar niet villen (=als men uit hebberigheid de inkomstenbron opoffert heeft men niets meer voor in de toekomst)
  33. men noemt geen koe bont, of er is een vlekje aan (=als er allerlei vervelende dingen worden verteld is er vast wel iets van waar)
  34. men poot de aardappelen wanneer men wil, ze komen toch niet in april (=boerenregel. Aardappelen komen pas in mei uit)
  35. men vangt meer vliegen met honing/stroop dan met azijn (=door vriendelijk te zijn bereik je meer bij iemand dan met lelijke woorden)
  36. men vindt geen molenaar of hij at gestolen koren. (=ieder zoekt zijn voordeel, ook al is het ten koste van anderen.)
  37. men vindt veel grijzen, maar weinig wijzen. (=oude mensen zijn niet per definitie wijs)
  38. men wordt wel door een mestkar maar niet door een rijtuig overreden (=goed opgevoede mensen beledigen anderen minder)
  39. men zou hem een aalmoes geven (=hij ziet er armoedig uit)
  40. menen ligt dicht bij Kortrijk (maar verre van Waregem) (=iets menen is niet genoeg; je moet er zeker van zijn.)
  41. menig heeft te veel, niemand heeft genoeg. (=sommige mensen hebben nooit genoeg)
  42. mensen vertellen veel op een zomerse dag. (=verhalen kloppen niet altijd)
  43. met alle soorten van genoegen (=heel graag)
  44. met alle winden draaien (=altijd iedereen gelijk geven)
  45. met alle winden meedraaien (=altijd iedereen gelijk geven)
  46. met alle winden waaien (=altijd iedereen gelijk geven / door alles en iedereen laten beïnvloeden)
  47. met alle zonden van Israël beladen worden (=voor alles de schuld krijgen)
  48. met andermans kalf ploegen (=terwijl je de hulp van een ander gebruikt, doen alsof je het zelf alleen gedaan hebt)
  49. met andermans veren pronken (=weglopen met de ideeën van een ander, met iets van een ander zelf gaan pronken)
  50. met bed en bult (=met alles wat men bijeen kan pakken op reis gaan)

1377 betekenissen bevatten `me`

  1. je kruit droog houden (=geen onnodige acties ondernemen of energie verspillen.)
  2. met de handen in het haar zitten (=geen oplossing meer weten)
  3. schaakmat zijn (=geen oplossing meer weten)
  4. bij de pakken neerzitten (=geen oplossing meer zoeken, niet meer verder doen)
  5. als een muis in de val zitten (=geen uitweg meer hebben)
  6. al zijn kruit verschoten hebben (=geen verdere oplossingen meer weten - niet meer verder kunnen)
  7. eten uit de korf zonder zorg (=geen zorgen meer hebben over zijn levensonderhoud)
  8. aan elkaar knopen (=gegevens samenvoegen)
  9. tabula rasa maken (=geheel herbeginnen - de boel helemaal opruimen)
  10. uit de brand zijn (=geholpen zijn, problemen opgelost)
  11. aan de strijkstok blijven hangen (=geld dat aan een goed doel wordt besteed verdwijnt voor een groot deel bij mensen die oneerlijke onkosten maken)
  12. met de pet rondgaan (=geld inzamelen)
  13. gelijke monniken gelijke kappen (=gelijke mensen verdienen/krijgen een gelijke behandeling)
  14. je ogen vertrouwen (=geloven wat men ziet)
  15. het geluk vliegt; wie het vangt die heeft het. (=geluk kan zo maar komen en zo weer gaan)
  16. geluk is de kunst een boeket te maken van de bloemen waar je bij kunt (=gelukkig leven met de gegeven mogelijkheden/beperkingen)
  17. op de kaart zetten (=gemaakt tot iets waar rekening mee gehouden wordt.)
  18. praten als Brugman (=gemakkelijk mensen kunnen overtuigen en vlot en boeiend kunnen vertellen)
  19. lelijke streken op zijn kompas hebben (=gemene en lelijke streken uithalen)
  20. door de bank genomen (=gemiddeld; meestal; gewoonlijk)
  21. mooi weer spelen (=genieten (meestal van andermans goed) / mooier voordoen dan het is)
  22. het zat zijn (=genoeg ergens van hebben en er geen zin meer in hebben)
  23. in goede dorpen zijn/geraken (=genoeg verdiend hebben om niet meer te hoeven werken)
  24. als de berg niet tot Mohammed komt, zal Mohammed tot de berg gaan (=genoegen nemen met wat er beschikbaar/mogelijk is)
  25. een lintje krijgen (=geridderd worden - een compliment krijgen)
  26. hete bliksem (=gestoofde aardappels met appel)
  27. ter ziele zijn / ter ziele gaan (=gestorven zijn of sterven, ook figuurlijk: iets dat niet meer bestaat of actief is)
  28. de bak indraaien (=gevangen genomen worden)
  29. op één been kan je niet lopen. (=gezegd als je één drankje gehad hebt en meer wilt)
  30. een goede gevel versiert het huis. (=gezegd over mensen met een grote neus)
  31. als de rechte Adam komt gaat Eva mee (=gezegd van `n meisje dat liever niet wil trouwen)
  32. een tong als een scheermes (=gezegd van iemand die venijnig uithaalt met woorden)
  33. alle goede dingen bestaan in drieën (=gezegd van iets waarvan men er twee heeft en een derde wil krijgen)
  34. uit de verf komen (=goed bij anderen overkomen / zich doen opmerken)
  35. dun snijden is het behoud van de worst. (=goed kunnen rondkomen door zuinig te zijn)
  36. zo dicht als een pot zijn (=goed kunnen zwijgen/geheimen bewaren)
  37. men wordt wel door een mestkar maar niet door een rijtuig overreden (=goed opgevoede mensen beledigen anderen minder)
  38. van wanten weten (=goed weten hoe men iets moet aanpakken)
  39. het takje buigen als het nog jong is (=goede gewoonten leert men het beste op jonge leeftijd aan)
  40. in de waagschaal stellen (=groot risico nemen)
  41. het schip ingaan (=groot risico nemen, leidend tot verlies)
  42. een bittere pil slikken (=grote moeite ergens mee hebben)
  43. op een papieren zoldertje lopen (=grote risico`s nemen)
  44. wie werkt als een paard zal haver eten. (=hard werken is voor de meeste mensen geen garantie op een goed inkomen)
  45. een Homerisch gelach (=harde en gemene lach om het ongeluk, de mislukking of de handicap van tegenstrevers.)
  46. heb je het ooit zo zout gegeten (=heb je het ooit zo straf meegemaakt)
  47. de zee is altijd zonder water. (=hebberige mensen willen altijd meer)
  48. te vies om met een tang aan te pakken (=heel vies en smerig)
  49. op een strowis komen aandrijven (=helemaal berooid en arm ergens komen)
  50. twee handen op één buik zijn (=het altijd met elkaar eens zijn)

50 dialectgezegden bevatten `me`

  1. det is mich geine sjäöt hagel waerd (=dat is me de moeite niet waard) (Heitsers)
  2. det kintj mich ritsbómmele (=dat interesseert me helemaal niks) (Heitsers)
  3. det litsj mich oet de hènj (=dat glijdt me uit de handen) (Sint-joasters)
  4. det maaktj mich gein kloeëten uut (=dat kan me niet schelen) (Weerts)
  5. deur ' t eeuwig proam' n (=nadat hij zo bij me aandrong) (Waregems)
  6. dich bès mich ë (sjaun) mieëbël (=je bent me d'r eentje) (Munsterbilzen - Minsters)
  7. dich bès mich e sjaun mieëbel (=jer bent me d'er eentje) (Munsterbilzen - Minsters)
  8. dich bès mich ë sjaun printsje (=je bent me d'r eentje) (Munsterbilzen - Minsters)
  9. dich bès mich ëe (sjaun) përtrèt (=je zijt er me eentje !) (Munsterbilzen - Minsters)
  10. dich bès mich een kleen strëp (=je bent me d'er eentje) (Munsterbilzen - Minsters)
  11. dich bès mich ne bèkkëm (=jij bent me een koppige !) (Munsterbilzen - Minsters)
  12. dich bès mich ne léstëge börgër (=je bent me toch een lastige kerel) (Munsterbilzen - Minsters)
  13. dich bès mich ne sjarël (=je bent me d'er eentje !) (Munsterbilzen - Minsters)
  14. dich bès mich ne sjaune (=bent me d'er ééntje) (Munsterbilzen - Minsters)
  15. dich bès ne goeje ! (=jij bent me d'r eentje !) (Munsterbilzen - Minsters)
  16. dich bès nie min (=je bent me d'er eentje) (Munsterbilzen - Minsters)
  17. dich bès zieëker de sjunste toerës (=jij bent me d'r ééntje!) (Munsterbilzen - Minsters)
  18. dich bès ziëkër de sjunste toerës (=jij bent me d'er eentje) (Munsterbilzen - Minsters)
  19. dich bés ziëker de sjunste toeres! (=je bent me d'r eentje!) (Munsterbilzen - Minsters)
  20. Dich hèbs e klèkske hiere luje, me de wèts neet èn welk kepelleke. (=Je weet er het fijne niet van.) (Assers)
  21. Dich kens mich get! (=Daar doe ik niet aan mee! Je kunt me wat!) (Brees)
  22. Dich kins mich 'n baerke vange (=Je kunt me wat!) (Weerts)
  23. Dich kins mich d' n bout hachele (=Je kunt me m'n gat likken) (Venloos)
  24. dich kons mich de ruk (pot) op (=je kunt me nog meer vertellen) (Sevenums)
  25. dich zits op zen lui petatte en ich zit haaj mèr te vrietele (=jij zit op je luie K terwijl ik me dood werk) (Munsterbilzen - Minsters)
  26. die bie stikte mè (=die bij stak mij) (Sint-Niklaas)
  27. die binnen binnen binnen binnen me die buuten binnen binnen buuten (=binnen of buiten) (Zeeuws)
  28. die é mè ligge gat; die é mè ne kloot afgetrokken; die é mè een pee gestoofd (=die heeft mij een loer gedraaid) (Sint-Niklaas)
  29. die heule me mekaar (=die gaan met elkaar om.) (Westlands)
  30. die is mè geen tang vast te pakken (=vuile, vieze, onverzorgde mens) (Sint-Niklaas)
  31. die ka vliege vangen mè zè gat (=bij die lukt alles) (Sint-Niklaas)
  32. dië zèt mich oep stoempe (=die zet me voor schut) (Waanroods)
  33. Die zitte mè mekaar te leve (=Zij wonen (ongehuwd) samen) (Dordts)
  34. die zoe’t mê meun vroan mee ne snak in een beede (=die zie ik wel.zitten) (Kaprijks)
  35. Dieje heiter mê zen klak henne gesmete (=Hij heeft er geen moeite voor gedaan) (Herentals)
  36. Dieje mè zaan zaas (=Pietje de dood) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  37. Dieje vent kèkt aorig (=Die man kijkt me vreemd / eng aan) (Bredaas)
  38. Diejên hé ter mé zen klak hènne geslage . (=Hij heeft er geen moeite voor gedaan.) (Kastels)
  39. dien dikke rook pakt me (=die rook hindert mij) (Sint-Niklaas)
  40. diën is me de troefel gevuijerd (=die heeft ook een grote mond (letterlijk) ) (Ransts)
  41. dje zeit mich nogal ne kadei (volw) / ë pateike (kind) (=Je bent me er eentje) (Walshoutems)
  42. do (=dat helpt me geen stap vooruit) (Munsterbilzen - Minsters)
  43. doa kiek ik nag ni óp á (=dat intereseert me niet) (Horster)
  44. Doa kunder me er bloewet gat gon oepzitte (=Bot mes) (Diesters)
  45. Doa zennek ni van gedind. (=Dat staat me niet aan) (Geels)
  46. doar edde giën affaire mè (=dat zijn je zaken niet) (Antwerps)
  47. doar goa 'k me ien vaastbiet'n (=daar ga ik helemaal voor) (Westerkwartiers)
  48. doar godde lijnen mé roûn (=dat gaat voor u verkeerd aflopen (moeilijkheden mee krijgen) ) (Sint-Niklaas)
  49. doar kunde een rechte voor me ploegen (=op die man kun je rekenen) (Hoogstraats)
  50. Doar kunde gen kloeute me oanvange (=Daar kan je niets mee doen) (Turnhouts)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen