Spreekwoorden met `we`

Zoek


532 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `we`

  1. stok en steen verwend (=heel erg verwend)
  2. te weinig om te leven en te veel om te sterven (=een te kleine aalmoes)
  3. te wensen overlaten (=niet geheel voldoen)
  4. tegen de stroom is het kwaad roeien / zwemmen (=tegen algemene opvattingen kan men zich moeilijk verzetten)
  5. ter wereld is er geen dodelijker venijn, dan vriend te schijnen en vijand te zijn (=hoed je voor onoprechte vrienden)
  6. tot over je oren in het werk zitten (=heel veel werk hebben)
  7. tussen beurs en geweten geplaatst zijn (=een financieel goede - maar misdadige - zaak kunnen doen)
  8. tussen die twee was er geen chemie (=die twee mensen hadden te veel karakterverschillen om goed te kunnen samenwerken)
  9. tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren (=praktische belemmeringen weerhouden ons van het realiseren van onze plannen.)
  10. tussen hoop en vrees zweven (=hopen dat het goed gaat, maar tegelijkertijd vrezen dat het mis gaat)
  11. tussen twee stoelen in de as vallen (=er bekaaid vanaf komen)
  12. tussen twee vuren zitten (=uit twee slechte dingen moeten kiezen)
  13. twee geloven op een kussen daar slaapt de duivel tussen (=als twee personen van een verschillend geloof trouwen, gaat het zelden goed)
  14. twee handen op een buik (=ze werken samen, ze denken er hetzelfde over)
  15. twee handen op één buik zijn (=het altijd met elkaar eens zijn)
  16. twee hoofden onder een kaproen (=ze werken samen, ze denken er hetzelfde over)
  17. twee hoofden onder een kaproen zijn (=het altijd met elkaar eens zijn)
  18. twee joden weten wat een bril kost (=we hoeven elkaar niets wijs te maken)
  19. twee koetsiers op één dak. (=beter is er maar één baas)
  20. twee linkerhanden hebben (=onhandig zijn, werk altijd laten mislukken)
  21. twee ruggen uit een varken willen snijden (=uit één ding dubbel het voordeel willen halen)
  22. twee vliegen in een klap slaan (=twee problemen gelijktijdig oplossen)
  23. twee zielen, één gedachte (=twee mensen die op hetzelfde moment hetzelfde idee hebben)
  24. twee zotten onder één kaproen (=een gek is zelden alleen)
  25. tweede viool spelen (=een ondergeschikte rol spelen.)
  26. van de daken schreeuwen (=aan iedereen luid kenbaar maken)
  27. van de hoed en de rand weten (=volledig geïnformeerd zijn)
  28. van de prins geen kwaad weten (=uiterst argeloos zijn)
  29. van god noch zijn gebod weten (=slechte dingen durven doen)
  30. van pomp noch pompstang weten (=erg dom zijn, weinig weten)
  31. van Teeuwes nog Meeuwes weten (=ergens van helemaal geen verstand hebben)
  32. van tijd noch uur weten (=hoegenaamd niet weten hoe laat het is - altijd te laat komen)
  33. van toeten noch blazen weten (=van iets geen verstand hebben)
  34. van twee kwaden de beste kiezen (=uit twee onaangename dingen de minst slechtste kiezen)
  35. van twee walletjes eten (=van verschillende kanten voordeel behalen (negatief))
  36. van voren niet weten dat je van achteren leeft (=erg dom zijn)
  37. van voren niet weten of men van achteren leeft (=erg dom zijn / erg ziek zijn)
  38. van wanten weten (=goed weten hoe men iets moet aanpakken)
  39. veel beloven en weinig geven, doet de gek in vreugde leven (=veel mensen zijn al blij met een belofte en geloven alles)
  40. veel geblaat/geschreeuw maar weinig wol (=veel woorden hebben maar in de praktijk komt daar weinig van terecht)
  41. veel geschreeuw maar weinig wol. (=veel drukte om niets)
  42. vele handen maken licht werk (=als een karwei samen wordt opgepakt is het snel en gemakkelijk gedaan)
  43. verandering van weide doet de koeien goed. (=afwisseling en verandering positieve effecten kunnen hebben)
  44. vertrouwen komt te voet en gaat te paard (=het is makkelijker om iemands vertrouwen te schaden, dan te verkrijgen)
  45. vis moet (wil) zwemmen (=bij een goede maaltijd hoort een goed glas wijn (bier))
  46. vissers en jagers, zijn vrouwenplagers. (=vissers en jagers zijn vaak bij de vrouw weg)
  47. vloeken als een bootwerker/kartouw/ketellapper/ketter (=onbeheerst vloeken)
  48. vlugge eters zijn vlugge werkers. (=wie snel kan eten, kan ook snel werken.)
  49. voor de poorten van de hel weghalen (=uit het grootste gevaar redden)
  50. voor de schenen/voeten werpen (=ermee confronteren)

891 betekenissen bevatten `we`

  1. iedere heilige komt zijn kaarsje toe (=iedere medewerker moet delen in de eer)
  2. het krullen van de staart is het fatsoen van de hond. (=iedereen heeft wel een positieve eigenschap)
  3. het beste paard struikelt ook wel eens. (=iedereen maakt wel eens een fout)
  4. aan elke goede visser ontsnapt wel eens een aal (=iedereen maakt wel eens een foutje)
  5. met man en macht iets doen (=iedereen werkt hard mee)
  6. de drie h s meegeven (=iemand (zo mogelijk definitief) wegsturen)
  7. met iemand te diep in zee gaan (=iemand al te ver vertrouwen)
  8. iemand voor het hoofd stoten (=iemand beledigen of kwetsen)
  9. iemand het vierkante gat wijzen (=iemand de deur wijzen, wegsturen)
  10. een paard, dat voor de tweede keer de sprong niet neemt, neemt hem ook voor de derde keer niet. (=iemand die al twee keer geen beslissing durft te nemen, komt nooit tot een besluit)
  11. zo zeker als de bank (=iemand die in alles te vertrouwen is)
  12. een kale kip kan nog leggen (=iemand die niets heeft, kan nog voor je werken)
  13. een jantje-secuur (=iemand die uiterst nauwgezet werkt)
  14. de dorsende os zult gij niet muilbanden (=iemand die voor je werkt moet je goed behandelen)
  15. een gewaarschuwd mens telt voor twee (=iemand die vooraf weet wat er fout kan gaan moet zich er maar op voorbereiden)
  16. een brutaal mens heeft de halve wereld (=iemand die wat durft te zeggen krijgt het meestal wel voor elkaar)
  17. een held op sokken (=iemand die zich dapper voordoet, maar in werkelijkheid niets durft. Een bangerik)
  18. een gladde vogel (=iemand die zich overal weet uit te redden op slinkse wijze)
  19. iemand in het gareel slaan (=iemand dwingen voor je te werken, iemand aan het werk zetten)
  20. iemand een worst voorhouden (=iemand een voordeeltje in het vooruitzicht stellen, teneinde hem te bewegen ergens mee akkoord te gaan)
  21. iemand iets aansmeren (=iemand iets (weinig waardevols) verkopen)
  22. iemand iets aan de neus hangen (=iemand iets vertellen wat die beter niet kan weten)
  23. iemand iets in het oor fluisteren (=iemand iets zachtjes zeggen, heimelijk laten weten)
  24. iemand kort houden (=iemand niet veel bewegingsvrijheid geven (fig.))
  25. het op iemand niet begrepen hebben (=iemand niet vertrouwen)
  26. iemand geen vingerbreed in de weg leggen (=iemand niets in de weg leggen , absoluut niet hinderen)
  27. iemands geduld uitputten (=iemand op de zenuwen werken)
  28. iemand tekort doen (=iemand te weinig geven of begrijpen)
  29. iemand in de wielen rijden (=iemand tegenwerken om te zorgen dat het mis gaat)
  30. iemand op de proef stellen (=iemand testen om te zien of die te vertrouwen is of het aan kan)
  31. iemand een veer op de hoed steken (=iemand vertellen dat die z`n werk goed gedaan heeft)
  32. iemand naar de barbiesjes wensen (=iemand verwensen)
  33. iemand naar de maan wensen (=iemand verwensen)
  34. iemand naar de Mokerhei wensen (=iemand verwensen)
  35. iemand van het kastje naar de muur sturen (=iemand voor niets heen en weer laten lopen)
  36. als een luis in iemands pels zijn (=iemand voortdurend in de weg lopen. Iemand tegenwerken)
  37. iemand de deur wijzen (=iemand wegsturen)
  38. iemand uit het zadel werpen (=iemand wegwerken, iemand in verlegenheid brengen)
  39. iemand het gat van de deur wijzen (=iemand zeggen dat die het pand moet verlaten of iemand wegsturen)
  40. iemand bont en blauw slaan (=iemand zo slaan dat hij een dik gezicht met blauwe en geel blauwe vlekken krijgt)
  41. iemand warm maken (=iemands interesse opwekken)
  42. iemand ergens voor warm maken (=iemands interesse voor iets opwekken)
  43. iemands voetveeg zijn (=iemands slaaf zijn (zich alles moeten laten welgevallen))
  44. geen groter venijn, dan vriend tonen en vijand zijn. (=iemands vertrouwen schaden is het gemeenste wat je kunt doen)
  45. het onweer is niet van de lucht (=iets dat steeds blijft doorgaan of iemand die telkens weer kwaad tekeer gaat)
  46. er je eigen plasje overheen doen (=iets een beetje veranderen zodat helemaal naar je zin is. In werksituaties kan dit soms uit de hand lopen, als er veel belanghebbers zijn die allemaal hun eigen plasje over een document willen doen. Het kan dan resulteren in een onleesbare tekst.)
  47. goedkoop is duurkoop (=iets goedkoops kan later kosten veroorzaken, bijvoorbeeld door slechte werking, reparaties of onderhoud)
  48. van zijn mast een schoenpin maken (=iets goeds bederven om iets van weinig waarde te bekomen)
  49. als een tang op een varken slaan (=iets heeft totaal niets met een besproken onderwerp te maken)
  50. de overhand hebben (=iets is meer aanwezig dan het ander / meer invloed hebben)

50 dialectgezegden bevatten `we`

  1. Wakka (=Kom, we gaan!) (Amsterdamse straattaal)
  2. wanneer hemm'm we schoft (=wanneer hebben we pauze) (Westerkwartiers)
  3. wao gaon we nao toe? (=het is erg) (Kortemarks)
  4. Waor bint wij dan? (=Waar zijn we dan?) (Hoogeveens)
  5. wat binne we moai fuort net? (=wat zijn we mooi weg niet?) (Fries)
  6. wat frete we fanaavend? (=wat eten wij vanavond?) (Leewarders)
  7. wat ien 't vat zit verzuurt niet (=wat we achter de hand hebben komt straks van pas) (Westerkwartiers)
  8. Wat zeg je me vandaag (=Wat gaan we doen) (Rotterdamse straattaal)
  9. we begunn'n met 'n schone lei (=we beginnen helemaal opnieuw) (Westerkwartiers)
  10. we begunn'n van veur'n oaf aan (=we starten opnieuw) (Westerkwartiers)
  11. we benn'n weer tuus (=het gaat weer als vanouds) (Westerkwartiers)
  12. we benne naar de markt weest. (=we zijn naar de markt geweest) (Texels)
  13. wè bijje hewist? (=waar ben je geweest?) (Zeeuws)
  14. we bin in de kenientjedoagen (=we zijn in de bruidsdagen) (Gronings)
  15. we blijve op onze-n-onger (=dit beantwoordde niet aan onze verwachtingen) (Oudenbosch)
  16. we daizen (=het wordt minder (achter uitgaan) ) (Katwijks)
  17. wè doede nou (=wat doe je nu) (Ossies)
  18. we doen graulèk ons tevuren! (=we doen vreselijk goed ons best) (Brakels)
  19. we doene koeterdekoet (=we doen kalm aan) (Westfries)
  20. we duuk'n de kovver ien (=we gaan naar bed) (Westerkwartiers)
  21. wè èn e spenderken (=wij hebben geen kelder maar wel een afgesloten ruimte (met deur) onder de trap) (Sint-Niklaas)
  22. we ete pee en juin (=we eten hutspot) (Alblasserdams)
  23. wè ete spruiten wordan ô oûren van tuiten (=wij eten spruiten) (Sint-Niklaas)
  24. we èten vanaaf èrepel mej kroten en vleas. (=we eten vanavond aardappels met rode bieten en vlees.) (Werkendams)
  25. we gaan afzakke (=we gaan naar huis) (Rotterdams)
  26. we gaan opperdan (=we gaan naar huis) (Monnickendams)
  27. we gaan sebiet vort (=we gaan er zometeen vandoor) (`t-Heikes)
  28. we gaan stomen (=weggaan) (IJmuidens)
  29. we gaan Tah. (=wandelen met de baby) (Katwijks)
  30. we gamme lekker bjéren (=we gaan lekker feesten) (Kloosterzandes (Klôôsters))
  31. we gaon daon ok ekkes hin (=Wij gaan daar een naartoe) (Ewijk (Euiwwiks))
  32. we gaon dat ekièè fieksn (=we zullen dat eens oplossen) (Kortemarks)
  33. we gaon der moetn dn duum up oedn (=we zullen hem moeten intomen) (Kortemarks)
  34. we gaon moetn droîg broîd eetn (=we zullen moeten spaarzaam zijn) (Kortemarks)
  35. we gaon naor frankriek tou (=we gaan naar frankrijk) (Gronings)
  36. we gaon op uus op an (=we gaan naar huis) (Kampers)
  37. we gaon verdan of we gaot verdan (=we gaan naar huis) (Hoogeveens)
  38. we gaon vort (=we gaan naar huis) (Moerdijks)
  39. we gaonder nog eentje opzette (=we willen nog een kindje) (Oudenbosch)
  40. we gaot onderwegens eem opstikken. (=we gaan onderweg even opsteken.) (Hoogeveens)
  41. we gô schoven ('t is schooftijd) (=etenstijd op het werk) (Sint-Niklaas)
  42. we gô voôrs (voôrt) (=wij gaan verder (= vertrekken) ) (Sint-Niklaas)
  43. we goaëme goaën zien (* opmerking) (=we gaan ervandoor) (Kaprijks)
  44. we goam'ons ieën schewn (=we gaan een pintje drinken) (Kaprijks)
  45. we goame begjinn opkort moakn (=we gaan vertrekken) (Kaprijks)
  46. we goame goan koomn (=we komen weldra) (Kaprijks)
  47. we goamen tuppe (=we gaan samen) (Zottegems)
  48. we goan chineez'n (=wij gaan chinees eten) (Westerkwartiers)
  49. we goan dat ekièè fieksn (=we zullen dat eens oplossen) (Lichtervelds)
  50. we goan de bloemetjes buut'n zett'n (=we gaan feestvieren) (Westerkwartiers)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen