Spreekwoorden met `ver`

Zoek


411 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `ver`

  1. wie luistert aan de wand verneemt zijn eigen schand (=wie anderen afluistert, kan wel eens iets negatiefs over zichzelf horen)
  2. wie tot een penning geboren is kan tot geen stuiver komen (=wat het lot voor je in petto heeft kan je niet ontlopen)
  3. wie voor het oortje geboren is, zal tot de stuiver niet geraken (=wie in een lage sociale klasse geboren is, zal niet in een hogere sociale klasse terechtkomen)
  4. wie werkt als een paard zal haver eten. (=hard werken is voor de meeste mensen geen garantie op een goed inkomen)
  5. wie zich voor hond verhuurt, moet de botten kluiven (=wie zich onderdanig gedraagt, wordt als knecht behandeld)
  6. wilde beren vertoeven graag bij soortgenoten (=soort zoekt soort)
  7. zacht gaan en verre zien. (=voorichtig en doordacht te werk gaan)
  8. zand erover (=vergeet het maar (in de zin van : we praten er niet meer over))
  9. zo de waard is vertrouwt hij zijn gasten (=men ziet de anderen zoals men zichzelf ziet)
  10. zonder strijd, geen overwinning (=na grote inspanning wordt succes pas bereikt)
  11. zuur verdiende centen. (=geld waarvoor hard is gewerkt.)

1116 betekenissen bevatten `ver`

  1. het zal me worstwezen (=het maakt voor mij geen enkel verschil)
  2. het vet is van de ketel. (=het meeste voordeel is al verdwenen.)
  3. struisvogelpolitiek (=het negeren of ontkennen van een probleem in de hoop dat het vanzelf verdwijnt.)
  4. door de zure appel (heen)bijten (=het onaangename doen of over zich heen laten gaan)
  5. de duivel schijt altijd op de grootste hoop (=het ongeluk treft meestal degenen die al in moeilijkheden verkeren.)
  6. het zeil strijken (=het opgeven / flauw vallen / van iemand verliezen)
  7. de kaap te boven zijn (=het probleem overwonnen hebben)
  8. fiat justitia et pereat mundus (=het recht moet zegevieren ook al vergaat de wereld)
  9. de omgekeerde wereld (=het tegenovergestelde van wat normaal en logisch is)
  10. een vogel kent men aan zijn veren (=het uitwendige zegt ook iets over de aard, het karakter)
  11. de vis wordt duur betaald (=het vergt veel opoffering ( je moet er wat voor over hebben) om te krijgen wat je wilt)
  12. de wijde wereld intrekken (=het verkennen van nieuwe plaatsen, ervaringen en mogelijkheden buiten het vertrouwde)
  13. het gaat zo zijn gangetje (=het verloopt rustig, zonder ups en downs)
  14. niemand genoemd, niemand gelasterd. (=het vermijden van het noemen van namen voorkomt onnodige ruzie)
  15. je verstand gebruiken (=het verstandig aanpakken)
  16. niet thuis geven (=het verwachtingspatroon niet kunnen nakomen)
  17. afwijzend beschikken op (=het verzoek weigeren)
  18. iemand uit de tent lokken (=het voor elkaar krijgen dat iemand ergens een uitspraak over doet)
  19. een lans breken voor iemand (=het voor iemand opnemen, voor iemand de best doen diegene ergens mee te helpen iets te verkrijgen)
  20. het ene oor in, het andere weer uit (=het wel horen en meteen weer vergeten)
  21. wel thuis kunnen blijven (=het wel kunnen vergeten)
  22. het wel kunnen schudden (=het wel kunnen vergeten)
  23. naar de maan lopen (=het wel mogen vergeten / weg moeten gaan)
  24. dat schaap zal een zachte dood nemen. (=het wordt vergeten)
  25. vol gas geven (=het zo snel mogelijk doen verlopen)
  26. naar water snakken als een vis (=hevig verlangen naar iets)
  27. buiten hem om lopen (=hij heeft er geen invloed over)
  28. buiten zijn hoefslag gaan (=hij heeft er geen invloed over)
  29. er mankeert iets in zijn bovenkamer (=hij is niet goed bij zijn verstand)
  30. er is geen doen aan (=hij is niet te overtuigen, niets kan helpen)
  31. met hem kan je paarden stelen. (=hij is overal voor te vinden)
  32. boontje komt om zijn loontje (=hij krijgt wat hij verdient, de gevolgen zal iemand altijd wel een keer moeten gaan dragen)
  33. het is goed aan hem besteed (=hij verdient het, hij zal er op de goede manier mee omgaan)
  34. het hart zinkt hem in de schoenen (=hij verliest alle moed)
  35. de stoppen slaan bij hem door (=hij verliest zijn zelfbeheersing)
  36. de duiten bijten hem (=hij verspilt zijn geld)
  37. het bloed stolt hem in de aderen (=hij verstijft van schrik)
  38. hij droomt van schol maar eet graag platvis (=hij verwacht te veel)
  39. het is hem (hoog) in de bol geslagen. (=hij voelt zich ver boven anderen verheven)
  40. er loopt hem een luis over de lever (=hij windt zich al over het minste op)
  41. in de krop steken (=hinderen , onverwerkt zijn)
  42. hoe een dubbeltje rollen kan (=hoe iets een onverwacht verloop kan kennen)
  43. klein is de rouwe, valt de oude koe dood. (=hoe ouder iemand sterft hoe minder het verdriet)
  44. zo lang er leven is, is er hoop (=hoe slecht het ook staat, zolang nog niet alles verloren is, kan alles nog goed komen)
  45. wat doe je voor de kost? (=hoe verdien je je geld?)
  46. elk meent zijn uil een valk te zijn (=ieder denkt het beste over de eigen prestaties)
  47. ieder moet zijn eigen kruis dragen (=ieder moet zijn eigen tegenslagen verwerken)
  48. wie een kluitje heeft, heeft  er graag een turfje bij (=ieder probeert zijn bezittingen te vermeerderen)
  49. maak je bed zoals je wilt slapen (=iedereen is verantwoordelijk voor zijn eigen daden)
  50. iemand van de sokken rijden/lopen (=iemand (bijna) omver rijden of lopen)

50 dialectgezegden bevatten `ver`

  1. vër de minste sjiet..( jank tër ) (=voor een bagatel...(weent hij)) (Munsterbilzen - Minsters)
  2. vër de zörge van mörge, zal mörge wol zörge (=morgen zien we weer wel!) (Munsterbilzen - Minsters)
  3. vër den hond zën botte (=voor niets (nutteloos)) (Munsterbilzen - Minsters)
  4. vër den hond zen Kl... (=vergeefse moeite) (Munsterbilzen - Minsters)
  5. vër den trauw èssët : sjatsjë lêk mich...en noeë den trauw : och vërrèk mich ! (=ook een prins op het witte paard valt er al eens af !) (Munsterbilzen - Minsters)
  6. ver doen mè waaj ze het èn Mestrich doen : lotte valle (=Gewoon doorgaan als het regent) (Munsterbilzen - Minsters)
  7. vër ë tijdsje stil zin (=genoeg (drank, eten, slagen) gekregen hebben) (Munsterbilzen - Minsters)
  8. vêr een sjiet (=voor een niemendalletje) (Munsterbilzen - Minsters)
  9. vêr eivêtêg getrauwd (=voor altijd gehuwd) (Munsterbilzen - Minsters)
  10. vër ën vroo kontent te stëllë, konstë nauts rap genoeg zin (=als een vrouw fluit moet je er al zijn) (Munsterbilzen - Minsters)
  11. vër et moment zit ich op ten dop (=voorlopig heb ik nog geen werk) (Munsterbilzen - Minsters)
  12. vër et zinge de kërk aut (=terugtrekken) (Munsterbilzen - Minsters)
  13. vër ëtzelfste geld (=evenzeer) (Munsterbilzen - Minsters)
  14. ver gon dër tot onnet kietsje (=de volhouder wint) (Munsterbilzen - Minsters)
  15. ver gon spirke trékke (=we zullen erom loten) (Bilzers)
  16. ver gon strojke trèkke (=het lot moet maar beslissen) (Munsterbilzen - Minsters)
  17. vér het dikste (=om ter dikst) (Bilzers)
  18. vér het eiste (=om ter eerst) (Bilzers)
  19. vér het hêlste (=om ter hardst) (Bilzers)
  20. vér het langste (=om ter langst) (Bilzers)
  21. vér het sjunste (=om ter mooist) (Bilzers)
  22. vér het vrigste (=om ter vroegst) (Bilzers)
  23. vër him ésset ammel spek vër baune (=de tuinder zit op zwart zaad) (Munsterbilzen - Minsters)
  24. ver hübben em zen paere lotte zien (=die fruitteler was de rotte appel in de unie) (Munsterbilzen - Minsters)
  25. vër hübben ossen brieëk gelaach (=we hebben hartelijk gelachen) (Bilzers)
  26. ver hübbenem goed éngepiekeld (=wij hebben hem een goede rammeling gegeven) (Bilzers)
  27. ver hübbent kot haaf aofgebroeëke (=we hebben veel lol getapt) (Bilzers)
  28. ver ieder klapscheet (=Voor het minste) (Essens)
  29. vër ielke prutsprets (=voor ieder bagatel) (Munsterbilzen - Minsters)
  30. vër konnë te maeë moestë iës zaeë (=zaaien om te maaien) (Munsterbilzen - Minsters)
  31. vër maain poët konste auttë konzjël zaupe (=voor mijn part kan je uit de dakgoot zuipen) (Munsterbilzen - Minsters)
  32. vër maajn paoët (=als het van mij afhangt) (Munsterbilzen - Minsters)
  33. vër maajn paot (=wat mij betreft) (Munsterbilzen - Minsters)
  34. vër mich nie geloeëte (=als het van mij afhangt) (Munsterbilzen - Minsters)
  35. vër mich te bezeeke moeste zën paut wol heil haug oplichte (=je moet al heel geslepen zijn om mij te vangen) (Munsterbilzen - Minsters)
  36. ver mij part (=Als het aan mij ligt) (Wuustwezel)
  37. Vêr ne frang, mauste me moezzjeke és zien (=Gokken is gevaarlijk. Wedden?) (Bilzers)
  38. vër ne sent mauste mëne rég es krabbe (=dat betaalt teweinig) (Munsterbilzen - Minsters)
  39. vër ne sjiet (=voor een bagatel) (Munsterbilzen - Minsters)
  40. ver niet stiendwood (=Tot het uiterste gaan voor iets dat gratis wordt weggegeven) (Noorderkempisch)
  41. vêr niks spiële kat en hond (=voor niets gaat de zon op) (Munsterbilzen - Minsters)
  42. ver nix kümp alléén de zon op (=Niets is gratis) (Bilzers)
  43. vër poël stoeën (=stokstijf staan) (Munsterbilzen - Minsters)
  44. vër sinterkloës spiële (=alles gratis en voor niets weggeven -te goed zijn) (Munsterbilzen - Minsters)
  45. vèr sjaajnes doên (=doen alsof) (Bilzers)
  46. vër sjëppe dam stoeën (=er voor clown bij staan) (Munsterbilzen - Minsters)
  47. ver stoppe nie mét laeve omdat ver aat wiëne, mér ver wiëne aat omdat ver stoppe mét laeve (=als er niets meer is dat je interesseert, ben je vlug oud) (Bilzers)
  48. vër wae drigste nau wir roo (=voor wie draag je nu weer rauw-zwarte kledij-...doe dat vuil vanonder je nagels) (Munsterbilzen - Minsters)
  49. vêr wo moeste nau toch mèr ne soetjae aon? (=als je geen voeten hebt, moet je ook geen schoenen) (Munsterbilzen - Minsters)
  50. vër zau ne kleene këzëm mauste mëne règ nog nie ës sjoere (=voor zo weinigvoor zoweinig geld mag je mijn rug niet eens krabben) (Munsterbilzen - Minsters)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen