574 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `ne`
- kleine oorzaken, grote gevolgen (=kleine dingen kunnen grote gevolgen hebben)
- kleine potjes hebben grote oren (=je moet uitkijken met wat je zegt als er kinderen bij zijn)
- kleine potjes lopen gauw over. (=kleingeestige mensen zijn snel kwaad.)
- kleine vossen bederven de wijngaard (=kleine fouten kunnen zorgen voor grote problemen in het geheel)
- kleur bekennen (=voor zijn standpunt uit moeten komen)
- kolen naar newcastle dragen (=nutteloos werk verrichten)
- kroes haar kroeze zinnen (=iemand met gekruld haar is wispelturig)
- krokodillentranen huilen (=verdriet veinzen)
- kunnen behappen (=kunnen begrijpen)
- kunnen lezen en schrijven (=al lange tijd goede diensten bewezen hebben)
- kunnen maken en breken (=er veel macht over hebben)
- kunnen missen als kiespijn (=veel liever niet hebben)
- kunnen zakken en verkopen (=in handigheid ver overtreffen)
- lange tenen hebben (=lichtgeraakt zijn)
- lector benevolente (=de welwillende lezer) (Latijn)
- leugens hebben korte benen (=met liegen kom je niet ver)
- leven als vrienden en rekenen als vijanden (=vriendelijk met elkaar omgaan uit een soort van formaliteit maar eigenlijk helemaal niet zo op elkaar gesteld zijn)
- liever iemand zijn hielen zien dan zijn tenen (=iemand niet goed kunnen verdragen)
- maart heeft knepen in zijn staart (=weerspreuk)
- meer kunnen dan alleen brood eten (=verstand van zaken hebben)
- men kan zijn kinders wel minnen maar niet zinnen (=je kan je kinderen graag zien, maar ze hebben een eigen aard)
- men poot de aardappelen wanneer men wil, ze komen toch niet in april (=boerenregel. Aardappelen komen pas in mei uit)
- menen ligt dicht bij Kortrijk (maar verre van Waregem) (=iets menen is niet genoeg; je moet er zeker van zijn.)
- met beide benen op de grond staan (=een realist zijn)
- met de benen buiten hangen (=gezegd als het erg druk is)
- met de benenwagen (=te voet)
- met de konijnen door de tralies kunnen eten (=zeer mager zijn)
- met de nek aanzien (=met minachting behandelen)
- met de neus in de boeken zitten (=veel lezen)
- met een kennersblik bekijken (=met kennis van zaken beoordelen)
- met een schone lei beginnen (=opnieuw mogen beginnen, zonder dat misstappen uit het verleden nog zichtbaar zijn)
- met het kleine begint men bij het grote houdt men op (=van de kleine misdaad komt men vanzelf in de grote misdadigheid terecht)
- met het leven afrekenen (=sterven)
- met iemand afrekenen (=iemand betalen; iemand iets betaald zetten)
- met kromme tenen zitten (=zich ergeren)
- met lood in de schoenen (=met heel veel tegenzin of angst)
- met zijn neus in de boter vallen (=(Onverwacht) goed terechtkomen)
- mettertijd komt Hannes in het wammes (=met veel geduld lukt het wel)
- na gedane arbeid is het goed rusten (=als een klus geklaard is kan men er tevreden op terug kijken)
- na regen komt zonneschijn (=na een periode van tegenslag, komt er een betere tijd)
- naar binnen spelen (=opeten)
- naar de Filistijnen (=reddeloos verloren / kapot)
- naast zijn schoenen lopen (=te veel eigendunk hebben)
- nee heb je, ja kun je krijgen (=je kunt het altijd proberen)
- neem je hoed niet af voordat je gegroet wordt (=men moet een ander nooit in de rede vallen)
- neemt uw tijd te baat, te vroeg is beter dan te laat. (=wacht niet tot het te laat is)
- niet door de beugel kunnen (=de norm overschrijden van wat aanvaardbaar of behoorlijk is)
- niet erg vast in de schoenen staan (=zich gemakkelijk laten ompraten)
- niet graag in iemand schoenen staan (=niet graag willen ervaren hoe het is iemand anders te zijn die in een moeilijke of onprettige situatie zich bevindt)
- niet het zout op zijn patatten verdienen (=een klein inkomen hebben)
792 betekenissen bevatten `ne`
- er slag van hebben (=iets handig kunnen doen)
- er een halszaak van maken (=iets heel erg aantrekken en ernstig nemen)
- iets op zijn sloffen aankunnen (=iets heel gemakkelijk kunnen uitvoeren)
- in geen velden of wegen te zien zijn (=iets is helemaal nergens te vinden)
- buiten iets kunnen. (=iets kunnen missen)
- iets onder de knie hebben/krijgen (=iets kunnen of leren kunnen)
- leentjebuur spelen (=iets lenen)
- er geen hoogte van kunnen krijgen (=iets maar niet kunnen begrijpen)
- menen ligt dicht bij Kortrijk (maar verre van Waregem) (=iets menen is niet genoeg; je moet er zeker van zijn.)
- iets met een korreltje zout nemen (=iets niet helemaal voor waarheid aannemen)
- iets niet met zijn geweten overeen kunnen brengen (=iets niet kunnen doen omdat men het niet goed vindt)
- iets niet kunnen gebeteren (=iets niet kunnen verhelpen)
- met geen pen te beschrijven zijn (=iets niet met woorden kunnen zeggen)
- tekortschieten (=iets onvoldoende hebben of kunnen doen)
- iets voor zijn verantwoording nemen (=iets op zich nemen)
- vaart achter iets zetten (=iets snel (doen) uitvoeren)
- gauw is dood en langzaam leeft nog. (=iets te snel doen is niet goed)
- haast en spoed is zelden goed (=iets te snel doen, resulteert vaak in iets dat slecht gedaan is)
- iets achter de hand hebben (=iets ter beschikking hebben voor wanneer het nodig mocht zijn (bv nood))
- iets onder het tapijt vegen (=iets verbergen of negeren.)
- iets van de achterwacht vernemen (=iets vernemen na veel omwegen)
- uit de duim zuigen (=iets verzinnen)
- je oren niet geloven (=iets wat gezegd wordt, niet kunnen geloven)
- het warm water (her)uitvinden (=iets wat reeds lang bekend is, presenteren alsof het een originele innovatie is. (Niet verwarren met `het wiel opnieuw uitvinden`))
- het zwaard van Damocles (=iets wat snel of ieder moment kan gebeuren)
- iets op je buik kunnen schrijven (=iets wel kunnen vergeten, dat wat je wilde gaat niet door)
- het daglicht niet kunnen verdragen/zien (=iets wordt stiekem of oneerlijk gedaan)
- op eigen houtje doen (=iets zelfstandig (eventueel op eigen initiatief) ondernemen)
- mijn vingers jeuken (=ik heb zin om eraan te beginnen)
- mijn naam is haas (=ik weet nergens van en wil er niks mee te maken hebben!)
- tussen de wal en het schip geraken (=in de knel komen, iets raakt per ongeluk verloren of zoek)
- iemands licht betimmeren (=in de weg staan - het licht benemen)
- op poten staan (=in een brief nergens omheen praten)
- aan een balk, die uit het bos gehaald wordt, moet veel gehakt worden, voor hij in het huis past (=in een religieuze groep, vereniging, etc,: je kunt leden uit een gemeenschap winnen, maar hun moet wel geleerd worden zich aan te passen)
- aprilletje zoet, heeft nog wel eens een witte hoed (=in het begin (de hoed) van april kan het nog wel eens sneeuwen)
- in rook opgaan (=in het niets verdwijnen)
- in het vizier hebben (=in het oog hebben, binnen het gezichtsveld zijn)
- haring bij de vleet (=in overvloed. (Een `vleet` is een groot net dat door de haringloggers werd/wordt gebruikt.))
- semper crescendo (=in sterkte toenemend)
- in zijn vaandel schrijven (=in zijn programma opnemen)
- over iemand een boekje opendoen (=informatie over iemand geven, waarvan diegene niet wil dat het bekend wordt)
- een kat komt altijd op z`n pootjes terecht (=ingewikkelde en vervelende dingen kunnen vanzelf weer voor elkaar komen)
- de zon niet in het water kunnen zien schijnen (=jaloers zijn, iets niet kunnen verdragen)
- van Lillo komen (=je dom houden. Volgens de overlevering vindt dit gezegde zijn oorsprong in het (ontkennende) gedrag van de inwoners van Fort Lillo na een aan hen toegeschreven roofoverval op een boerderij te Waarde in 1579)
- aan een dood paard trekken. (=je inspannen voor iets, dat tot mislukken gedoemd is)
- een slak op de goede weg, wint het van een haas op de verkeerde weg (=je kunt beter iets langzaam en goed doen, dan snel en niet goed)
- de aanval is de beste verdediging (=je kunt in een strijd of ruzie beter zelf actie ondernemen dan afwachten)
- het laatste hemd heeft geen zakken (=je kunt niets meenemen als je dood gaat (laatste hemd = doodshemd))
- een schop van een ezel kunnen verdragen (=je moet het aankunnen dat iemand zonder verstand van zaken kritiek geeft)
- wat hansje niet leert zal hans nooit weten (=je moet het eerst leren om het later te kunnen)
50 dialectgezegden bevatten `ne`
- dêt is ne witte (=Dat is een communist.) (Opglabbeeks)
- dêt is ne zwarte (=dat is een collaborateur) (Opglabbeeks)
- Det klopt gelie-iek ne zwèrende vinger! (=Dat is waar!) (Brees)
- deur löp ne bokse en ne buis allenig (=die is erg mager) (Twents)
- dich bès (mich) ne sjaune ! (=maak je een grapje) (Munsterbilzen - Minsters)
- dich bès mich ne bèkkëm (=jij bent me een koppige !) (Munsterbilzen - Minsters)
- dich bès mich ne knijn (=je bent een vervelend en koppig persoon) (Munsterbilzen - Minsters)
- dich bès mich ne léstëge börgër (=je bent me toch een lastige kerel) (Munsterbilzen - Minsters)
- dich bès mich ne sjarël (=je bent me d'er eentje !) (Munsterbilzen - Minsters)
- dich bès mich ne sjaune (=bent me d'er ééntje) (Munsterbilzen - Minsters)
- dich bès ne gemaekëlëke (=jij ziet de kat uit de boom-laat het door anderen oplossen) (Munsterbilzen - Minsters)
- dich bès ne goeje ! (=jij bent me d'r eentje !) (Munsterbilzen - Minsters)
- dich bès ne ziete (=je bent een simpele) (Munsterbilzen - Minsters)
- dich bès zoe doof as ne kèttël (=jij hebt een heel slecht gehoor) (Munsterbilzen - Minsters)
- dich hëbs ne kop waajën zaajbaor (=je bent vergeetachtig) (Munsterbilzen - Minsters)
- dich ne kroef laachte (=je een bult lachen) (Munsterbilzen - Minsters)
- dië denkt ok dattem ne witte merel hee (=exhibionist) (Ransts)
- die doedalles in 't geniep, 't is ne geniepigoard. da is nen achterdumsen. (=die doet alles heimelijk, het is een stiekemerd) (Sint-Niklaas)
- die é mè ligge gat; die é mè ne kloot afgetrokken; die é mè een pee gestoofd (=die heeft mij een loer gedraaid) (Sint-Niklaas)
- Die ee din ne koeiestroont geblouzen. (=Een persoon met veel sproeten) (Bevers)
- die hei ne kop lak ne moeër (=een nors, kwaadkijkend persoon) (Vejels)
- Die is un bietje mèr as ne rèchte vêrrekesstart. (=Van goede komaf zijn.) (Liessents)
- die jebbe ze mooi bij z ne veter gat (=die is te grazen genomen) (Oudenbosch)
- die mooke zoe'k wel ne kier tege maane gielee wille trekke,
ze zoe 't maa nog meuge vroage mee en snak en een beete (=die vrouw zie ik wel zitten!) (Gents)
- die motte ze un ee-ntje out in z ne nek le-ge (=die moeten ze eens stevig aanpakken) (Oudenbosch)
- die zoe’t mê meun vroan mee ne snak in een beede (=die zie ik wel.zitten) (Kaprijks)
- Dieë vengt ei ne smoel oem strongt oep te sortere (=Die man heeft een onsympathiek gezicht.) (Antwerps)
- dieën ijt hoar oep zen tande; das ne specioal, dië lot ni op zenen kop schijte (zitte ), tes ginne sumpele (=het is geen gemakkelijke persoon) (Diesters)
- Dieje hei ne kop oem leir oep te kloppen (=Hij heeft een lelijk gezicht) (Herentals)
- dieje is ok nie deur ne haas gepoept (=die is ook niet de snelste) (Diesters)
- diejee daor toen z ne kaonis goed volgevrete (=die heeft daar toen goed zitten feesten) (Oudenbosch)
- diejeet d n aort nie naor ne vremde (=die lijkt op zijn familie) (Oudenbosch)
- Diejen bal kreeg ne valsen bots (=Die bal veranderde van richting door te botsen op een oneffen oppervlak) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- Diejen ei ne piston... (=Die wordt bevoordeeld / voorgetrokken...) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- diën ei ne slag van de meule gat (=die is niet goed wijs) (Antwerps)
- Dien teuft er nè in. (=Die persoon kan veel drinken.) (Hamonter)
- dje zeit mich nogal ne kadei (volw) / ë pateike (kind) (=Je bent me er eentje) (Walshoutems)
- Dn dieje dor die hi ne neije waoge en dor stottie al dn hullen dag nor te kieke, zu gruts dettie is (=Hij daar heeft een nieuwe auto en daar staat hij al de hele dag naar te kijken, zo trots als hij is) (Liessents)
- doar ee kik ne grui'el van (=daar gruwel ik van) (Waregems)
- doawer heift ne meens (=die is zwanger) (Geels)
- doe da ne kier tube (=doe dat eens bij mekaar) (Oosteekloos)
- doê ès altijd ne vijfde gank ao¨n ne zwaure dinee, den aofgank (=zwaar eten vraagt om méér dan scheten) (Munsterbilzen - Minsters)
- doë hochste wier ne ferme staut autgehold (=daar had je weer wat groots gepresteerd) (Munsterbilzen - Minsters)
- doë hoeng mich ne verdaachte loch (='t stonk er erg) (Munsterbilzen - Minsters)
- doe ne keeë geweune (=doe eens gewoon) (Waregems)
- doe ne poëtj 't vel af! (=het is hopeloos) (Ninoofs)
- doe ta ne kjireir (=doe het eens opnieuw) (Harelbeeks)
- doë verdienste ne goeje botteram mèt (=daar is een aardige stuiver mee te verdienen) (Munsterbilzen - Minsters)
- doë zèkste mich e woëd van ne kilow (=dat is tenminste duidelijke taal!) (Munsterbilzen - Minsters)
- doë zit ne kwakker én men kael (=ik moet mijn keel schrapen) (Bilzers)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen