532 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `we`
- niet wel bij het hoofd (=gek)
- nieuwe bezems vegen schoon, maar oude bezems kennen alle hoeken en gaten (=nieuwe medewerkers (of: nieuwe leiders) pakken de zaken grondig aan, maar oude medewerkers (of: oude leiders) weten hoe het moet op grond van ervaring)
- nieuwe heren nieuwe wetten (=nieuwe bazen vaardigen ook nieuwe regels uit)
- nieuwe messen snijden scherp (=met iets (iemand) nieuws is het aangenaam werken)
- nood breekt wet (=bij moeilijke omstandigheden is er meer geoorloofd)
- nood doet zelfs oude vrouwen rennen (=een onverwachte situatie kan verrassende kwaliteiten naar boven brengen (vergelijkbaar met `angst geeft vleugels`))
- ondank is `s werelds loon (=men wordt zelden bedankt voor een goede daad)
- onder de blauwe/blote hemel (=in open lucht)
- onder en boven de wet zijn (=zich niet aan de regels hoeven te houden)
- ongevraagd, ongeweigerd (=als je iets doet waarvoor geen toestemming is gevraagd kan het achteraf niet meer geweigerd worden omdat het al gebeurd is)
- ook de ceders van Libanon worden afgehouwen (=ook heilige dingen vergaan)
- oost west, thuis best (=waar je ook bent, thuis voel je beter op je gemak)
- op de garf/garve bouwen (=land bebouwen met betaling van de pacht met een deel van de oogst)
- op de markt werpen (=overal aanbieden)
- op de wereld schijten (=overal maling aan hebben)
- op een blind paard wedden. (=je inzetten voor iets wat gedoemd is te mislukken)
- op een gladde baan/weg zijn (=zijn ondergang tegemoet gaan)
- op een goudschaaltje leggen/wegen (=heel voorzichtig afwegen)
- op elkaar lijken als twee druppels water (=precies op elkaar lijken)
- op fluweel zitten (=het erg goed en gemakkelijk hebben)
- op het glazen bruggetje geweest zijn (=in doodsgevaar zijn geweest, op het nippertje ontsnappen)
- op het verkeerde paard wedden (=een verkeerde inschatting maken)
- op het verkeerde paard wedden. (=zich misrekenen)
- op ieder potje past wel een dekseltje (=voor iedereen bestaat er een geschikte levenspartner)
- op is de koek, en weg zijn de dubbeltjes (=het maximaal haalbare is bereikt, meer zit er niet in)
- op je lauweren rusten (=niets doen en genieten van de vrije tijd)
- op je zenuwen leven (=bijna overspannen geraken)
- op rechte wegen gaan (=niet zondig leven)
- op twee gedachten hinkelen/hinken (=moeilijk kunnen beslissen)
- op twee oren slapen (=je mag gerust zijn)
- op twee paarden blijven rijden. (=men kan geen keus maken)
- op zand bouwen (=zich op niets baseren)
- oude schoenen wegwerpen voor men nieuwe heeft (=het onzekere voor het zekere nemen)
- oude wijn in nieuwe zakken (=de zaken zijn anders gepresenteerd, maar niet wezenlijk veranderd)
- overboord werpen (=niet langer gebruiken, ervan afzien)
- overweg kunnen (=kunnen verdragen, aankunnen)
- paard in de wieg, kind in de wei (=uitdrukking van ongeloof gebruikt als iemand erg overdrijft. )
- parels/paarlen voor de zwijnen werpen (=het goede verspillen aan hen die het niet verdienen/waarderen)
- Parijs is wel een mis waard (=om een voordeel te behalen bij tegenstanders aansluiten)
- peper in je achterwerk hebben (=een hoog tempo hebben)
- platgetreden paden/wegen (=dingen die anderen al eerder gedaan hebben)
- rozen (paarlen) voor de zwijnen werpen (=geld of moeite verspillen aan iets nutteloos)
- ruim zijn aandeel in `s werelds lief en leed gehad hebben (=genoeg geluk en tegenslagen gekend hebben)
- ruwe bolster, blanke pit (=ziet er sterk uit, maar heeft een goed hart)
- schitteren door afwezigheid (=ergens niet aanwezig zijn, terwijl je komst wel verwacht werd)
- schone appels zijn ook wel zuur. (=een mooie vrouw is niet vanzelfsprekend een goede echtgenote)
- schreeuwen als een mager varken (=vreselijk schreeuwen)
- schreeuwen of men levend gevild wordt (=heel hard schreeuwen)
- schrijf het maar op je buik (dan kan je het met je hemd weer uitvegen) (=vergeet het maar)
- spreeuwen willen wel kersen eten, maar geen bomen planten. (=wel van alles willen profiteren, maar er niets voor willen doen.)
891 betekenissen bevatten `we`
- niets nieuws onder de zon (=het lijkt nieuwe informatie, maar is al eerder gezegd)
- `t Is gelijk of men van/door de kat of de kater/hond gebeten wordt (=het maakt niet uit hoe of waardoor je benadeeld bent geweest)
- het vet is van de ketel. (=het meeste voordeel is al verdwenen.)
- het mijn en het dijn (=het mijne en het uwe)
- over de tong gaan (=het onderwerp van gesprek zijn)
- onze lieve heer is aan het kegelen (=het onweert)
- fiat justitia et pereat mundus (=het recht moet zegevieren ook al vergaat de wereld)
- een vogel kent men aan zijn veren (=het uitwendige zegt ook iets over de aard, het karakter)
- de wijde wereld intrekken (=het verkennen van nieuwe plaatsen, ervaringen en mogelijkheden buiten het vertrouwde)
- afwijzend beschikken op (=het verzoek weigeren)
- corpus delicti (=het voorwerp van de misdaad)
- de Hebreeërs bouwden het, maar de Egyptenaren hebben het. (Exodus 1:11-14) (=het vuile werk door anderen opknappen en het resultaat zelf pakken)
- mans genoeg zijn (=het wel alleen afkunnen)
- het hooi op de gaffel krijgen (=het wel gedaan krijgen)
- het ene oor in, het andere weer uit (=het wel horen en meteen weer vergeten)
- er kunnen inkomen (=het wel kunnen begrijpen)
- het wel kunnen schudden (=het wel kunnen vergeten)
- wel thuis kunnen blijven (=het wel kunnen vergeten)
- naar de maan lopen (=het wel mogen vergeten / weg moeten gaan)
- de meitak op een werk zetten (=het werk afmaken)
- al vaak met dat bijltje gehakt hebben (=het werk al vaker gedaan hebben en weten hoe het moet)
- het oog van de meester maakt het paard vet (=het werk gebeurt beter als de baas toezicht houdt)
- klaar is kees (=het werk is klaar)
- het einde kroont het werk (=het werk is pas goed gedaan als het klaar is)
- de kroon op het werk zetten (=het werk prachtig voltooien)
- er voor opdraaien (=het werk van een ander doen)
- op de hoogte zijn (=het weten)
- het zal zo`n vaart niet lopen (=het zal wel meevallen)
- niet op je achterhoofd gevallen zijn (=hij is behoorlijk slim; hij heeft iets wel in de gaten)
- zijn haring braadt daar niet (=hij is daar niet welkom)
- de broodkruimels steken hem (=hij kan de welstand niet dragen)
- boontje komt om zijn loontje (=hij krijgt wat hij verdient, de gevolgen zal iemand altijd wel een keer moeten gaan dragen)
- wat de boer niet kent, dat vreet hij niet (=hij wenst uitsluitend gerechten te nuttigen die hij reeds kent)
- haring of kuit ergens van willen hebben (=hij wil iets zeker weten of uitgezocht zien)
- zijn eigen luizen bijten hem (=hij wordt gekweld door zijn eigen kinderen)
- zo gesloten als een oester (mossel) (=hij zegt weinig en laat niets los)
- in de krop steken (=hinderen , onverwerkt zijn)
- er een handje van hebben (=hinderlijke gewoonte, als iemand de kans ergens toe ziet die ook nemen, een ander het werk laten doen)
- koste wat kost (=hoe dan ook. (ook wel: coûte que coûte))
- weer of geen weer (=hoe het weer ook is, het gaat door)
- van tijd noch uur weten (=hoegenaamd niet weten hoe laat het is - altijd te laat komen)
- het kruis nageven (=hopen dat hij vooral nooit meer weerkomt)
- schoenmaker blijf bij je leest (=hou je niet bezig met dingen waar je niets van weet)
- met de linkerhand trouwen (=huwen met een vrouw van lagere adelstand)
- in de echt verbinden (=huwen, trouwen)
- elke ketter heeft zijn letter (=ieder denkt dat de eigen mening bewezen kan worden)
- de wereld is een pijp kaneel ieder likt eraan maar krijgt niet veel (=ieder krijgt een klein deeltje van wat de wereld te bieden heeft)
- de wereld is een schouwtoneel elk speelt zijn rol en krijgt zijn deel (=ieder krijgt een klein deeltje van wat de wereld te bieden heeft)
- ieder moet zijn eigen kruis dragen (=ieder moet zijn eigen tegenslagen verwerken)
- `s Lands wijs, `s lands eer (=ieder volk is gehecht aan zijn eigen gewoonten, hoewel anderen ze maar raar vinden)
50 dialectgezegden bevatten `we`
- vanavond neffe de zender (=vanavond gaan we veel drinken) (Bloals)
- vasthaawe wè ge hèt èn vatte wè ge krèège kunt, ist èlfde gebòd. (=de wereld is vol hebzucht.) (Tilburgs)
- vatte wè ge krèège kunt (=pakken wat je krijgen kunt) (Tilburgs)
- Veer gaon, al raegent 't aw wiever (=we laten ons - hoe dan ook - niet tegenhouden) (Gelaens (Geleens))
- Veer höbbe det òngerein oetgemaak. (=we hebben dat met elkaar afgesproken.) (Roermonds)
- vër de zörge van mörge, zal mörge wol zörge (=morgen zien we weer wel!) (Munsterbilzen - Minsters)
- ver gon spirke trékke (=we zullen erom loten) (Bilzers)
- vër hübben ossen brieëk gelaach (=we hebben hartelijk gelachen) (Bilzers)
- ver hübbent kot haaf aofgebroeëke (=we hebben veel lol getapt) (Bilzers)
- ver zin al vrig opte been (=we zijn vroeg vertrokken) (Munsterbilzen - Minsters)
- ver zin allang autte kleen manne (=we komen stilaan op ouderdom) (Munsterbilzen - Minsters)
- ver zin nog heil goed voertgekoeëme (=we hebben heel wat geluk gehad) (Munsterbilzen - Minsters)
- veurdammen da gon doen gommen eest.... (=alvorens dat te gaan doen gaan we eerst....) (Sint-Niklaas)
- vier junt noe esse (=we gaan nu eten) (Kerkraads)
- volns mie krie-we een buje /rééng. (volgens mij krijgen we regen) (=De visite mag wel weer naar huis) (Epers)
- vor ne bukkum zette we de pan nie op (=dat is de moeite niet waard) (Oudenbosch)
- Vraagneuze mit himphampe; vraagneuze mit iendepote, kippekonte en kattesteerte. (=Wat gaan we eten?) (Zaans)
- vrigger worre vër joenk en sjaun, nau nog alleen mèr sjaun (=we worden wel een dagje ouder en...lelijker) (Munsterbilzen - Minsters)
- vrijdags ete we spek mee spijle (=vrijdag wordt er vis gegeten) (Oudenbosch)
- vroegr amn espe, nu ollièène nog tbièèn (=vroeger waren we rijk en nu arm) (Lichtervelds)
- w' ontzient oes (=we zien er tegen op) (Waregems)
- w'an beetr' in oes brouk esketen, wa'n 't beetr azoêloatn (=we hadden het beter met rust gelaten) (Waregems)
- w'ebb'n nie el (=we hebben niets anders) (Maldegems)
- w'emme... (=we hebben...) (Roosendaals)
- W'en uus styf moet'n wère'n (=we hebben ons fel moeten inspannen) (Langemarks)
- Wa èteh we vanoavon? èrpel of sloai? HEU STOEL OP VIER! (=Wat eten wij vanavond? Aardappelen of sla? Hallo, zet je stoel op vier poten!) (Eindhovens)
- wa gaon w-eete? (=wat gaan we eten?) (Oudenbosch)
- Wa geun vè doen? (=Wat gaan we doen?) (Peers)
- Wa gonj zien (=we gaan weg) (Ninoofs)
- Wa goun w'ete (=Wat gaan we eten) (Hams)
- wa hauwe wa we wouwen (=we hadden wat we wilden) (Overpelts)
- wa iest ver tete? wa memme (=Wat eten we? wat we hebben) (turnhouts)
- wa nau gezoenge, zaagte kèster en de kêrk stond èn brand (=hoe gaan we dat oplossen) (Munsterbilzen - Minsters)
- wa schaft de pot? (=wat eten we vandaag?) (Lommels)
- wa smijdn ze na were bjinne? (=wie we daar hebben?) (Kaprijks)
- wa zamme gaan doen (=wat zullen we gaan doen) (Nieuw lekkerlands)
- wa zijm-er mee (=wat hebben we eraan) (Kaprijks)
- Wa zwiere z'ier nou binnen (=Wie we hier hebben) (Bevers)
- waaj gon ver dat wir fikse (=hoe gaan we dat oplossen) (Munsterbilzen - Minsters)
- waaj vër nog joenk worre moeste vër èn de bës on de deense waajers ganse zek foenkelhoot, sjots en denneknüp gon raope (=in onze jeugdjaren moesten we van onze ouders heel wat zakken kleinhout, boomschors en dennenappels gaan rapen) (Munsterbilzen - Minsters)
- waddun dol da we daormee gat emme (=wat een moeite dat ons dat gekost heeft) (Oudenbosch)
- wae wieët waaj dat nog drêt en wêt (=daar gaan we nooit nog het fijne van weten) (Munsterbilzen - Minsters)
- wae zitte dao op eine stómp (=we zijn te klein behuisd) (Heitsers)
- waffere momme hebbe (=welke moeten we hebben) (Alblasserdams)
- Waffere momme? (=welke moeten we nemen?) (Rijsoords)
- wafferemôme (=welke moeten we nemen) (Giessendams)
- wafferremommehebbe (=welke moeten we hebben?) (Nieuw lekkerlands)
- Waffre momme (=welke gaan (of moeten) we doen) (Giessenburgs)
- Wafurre momme (=welke moeten we nemen) (Hardinxvelds)
- Waka (=Gaan we) (Hoofddorps)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen