Spreekwoorden met `met`

Zoek


311 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `met`

  1. wie een paard uit de wei wil halen, moet het beest niet eerst met het halster tegen de kop slaan. (=je bereikt meer met vriendelijkheid, dan met strengheid)
  2. wie een zin begint met ik is een grote stommerik. (=ik aan het begin van een zin is niet zoals het hoort)
  3. wie in een glazen huis woont moet niet met stenen gooien (=wie schuldig is, moet zich niet laten opmerken)
  4. wie met de duivel uit één schotel wil eten, moet een lange lepel hebben. (=het valt niet mee iemand te bedriegen, die er zelf bedrieglijke parktijken op na houdt.)
  5. wie met honden omgaat, krijgt vlooien (=wie in slecht gezelschap verkeert, neemt slechte gewoonten over)
  6. wie met pek omgaat, wordt ermee besmet (=wie met slechte mensen omgaat neemt de gewoontes van die mensen over)
  7. zo Hollands als haring met uitjes (=typisch Hollands)
  8. zo mak als een lammetje (=heel gedwee zijn)
  9. zo oud als methusalem zijn (=iemand die bijzonder oud is)
  10. zo vast staan als een muts met zeven keelbanden (=erg vast staan)
  11. zuinigheid met vlijt, bouwt huizen als kastelen (=door zuinig en ijverig te zijn, kan men veel bereiken)

313 betekenissen bevatten `met`

  1. een zilveren dak op het huis hebben (=wonen in een huis dat gebouwd is met geleend geld)
  2. het botert niet tussen hen (=ze kunnen niet goed met elkaar over weg)
  3. het achterste van je tong (niet) laten zien (=zich (niet) meteen laten kennen; (n)iets verbergen)
  4. je hand in een wespennest steken (=zich bemoeien met een problematisch onderwerp en wellicht daardoor zelf moeilijkheden krijgen)
  5. je neus in andermans zaken steken (=zich bemoeien met zaken die je niet aangaan)
  6. met de klompen van het ijs blijven (=zich met iets niet inlaten)
  7. iemand of iets het hoofd bieden (=zich met verstand en beleid verzetten tegen iemand of iets, iemand weerstaan)
  8. je tabernakelen bouwen (=zich vestigen met het doel lang te blijven)
  9. als de stok stijf staat is de uil gaan vliegen (=zit je eenmaal met een erectie, dan is de wijsheid ver zoeken)
  10. van de hand in de tand leven (=zo gauw iets verdiend is het meteen weer uitgeven zonder zorgen over later)
  11. geen nieuws is goed nieuws (=zolang het goed gaat met iemand is het lang niet zo sensationeel als dat het slecht gaat met iemand)
  12. met zijn tien geboden eten (=zonder bestek met de vingers eten)
  13. iets uit zijn mouw schudden (=zonder moeite met iets komen)

50 dialectgezegden bevatten `met`

  1. d'r was met hem gien huus te holl'n (=met hem kon je niet gelukkig samenleven) (Westerkwartiers)
  2. d'r wer met geld smeet'n (=er werd niet op duizend euro gekeken) (Westerkwartiers)
  3. D'r zat nun mutten achter de wjer en ij rokelde mee zijn kodde. (=Er zat een kalf achter de heg en het kwispelde met zijn staart.) (Kloosterzandes (Klôôsters))
  4. d’n aovendj kumtj d’r in (=nog niet klaar zijn met werken als het donkerwordt) (Heitsers)
  5. d’r eine gaon pitse (=iets gaan drinken met iemand) (Heitsers)
  6. D' n haan verzoépe (=Het erg laat maken met uitgaan) (Venloos)
  7. da deetie mar nooi (=dat deed hij slechts met grote tegenzin) (Oudenbosch)
  8. da doert mich den ene mèt degene (=dat duurt me wat lang) (Munsterbilzen - Minsters)
  9. Dà klàn jong méé da groate hoad (=Dat kleine kind met dat grote hoofd) (Werkendams)
  10. da vraagt za gat met een donderwollek (=dat is evident) (Brussels)
  11. da vraogt veel kopbreekienge (=dat brengt heel wat zorgen met zich mee) (Kortemarks)
  12. da woaf mè eur soot (=die vrouw met haar kinderen) (Willebroeks)
  13. da woaf mè euren dikken ol, die mè eul fort (=die vrouw met haar dik achterwerk) (Willebroeks)
  14. da wordt ier broodje vuste met mullepaté (=er zal hier gevochten worden) (Ostêns)
  15. da zè wittebuiken (=kersen met een witte vlek?) (Sint-Niklaas)
  16. da ziet ne blinne mèt zen ooge tau (=dat heb je vlug verstaan) (Munsterbilzen - Minsters)
  17. Da's 't plang van (H) eist: vierkante zwienekootn me' roend' (h) oekn: zegswijze die men gebruikt om in te stemmen met iemands voorstel (=Dat is het plan van Heist: vierkante zwijnenkoten met ronde hoeken) (Klemskerks)
  18. da's dweil'n met de kroan oop'm (=dat helpt helemaal niets) (Westerkwartiers)
  19. da's één met hoar op de kuuz'n (=dat is een haai-baai) (Westerkwartiers)
  20. da's één met ruggegroat (=dat is een echte doorbijter) (Westerkwartiers)
  21. da's heur met de paplebel iengoot'n (=dat is haar van jongs af aan geleerd) (Westerkwartiers)
  22. Da's is m'n klote kusse! (=Moge ze me met rust laten, met hun problemen) (Antwerps)
  23. da's n'waark met veul hoak'n en oog'n (=dat is geen gemakkelijke klus) (Westerkwartiers)
  24. da's ze ok niet met de oost'nwiend aan komm' waai'n (=daar hebben ze stevig voor moeten ploeteren) (Westerkwartiers)
  25. da' s ' em met de paplebel iengoot' n (=dat is hem van jongs af aan geleerd) (Westerkwartiers)
  26. da' s ' n zwienevanger (=dat is iemand met o-benen) (Westerkwartiers)
  27. da' s heur met de paplebel iengoot' n (=dat is haar van kindsbeen af geleerd) (Westerkwartiers)
  28. Da' s maor n bitje van Sint-Anna (=je aanstellen, huilen met krokodillentranen) (Zeeuws)
  29. daa es veul vollek in de stase (=iemand met dikke borsten) (Wolvertems)
  30. daai hèt ne goeie vieërgèvel (=vrouw met ferme borsten) (Bilzers)
  31. daai hét viël naute op herre zank (=dat duurt een tijdje met haar) (Bilzers)
  32. daaj ès kontent mèt ën doj mèsj (=die is met weinig tevreden) (Munsterbilzen - Minsters)
  33. daaj ès mèt geen tang vas te pakkë (=wat een vieze, vuile vrouw) (Munsterbilzen - Minsters)
  34. daaj ès nie mèt een tang aoën te riere (=die is zo vuil (dat ik ze niet met een tang durf aan te raken)) (Munsterbilzen - Minsters)
  35. daaj és nog e stük erger aster ma (=vergeleken met haar moeder valt ze tegen) (Bilzers)
  36. daaj ès zoe heet aste bliksem en sneller aste donder (=hoed u voor vrouwen met pit) (Munsterbilzen - Minsters)
  37. daaj hërre peloes zoo ich ès wille aofraaje (=met haar zou ik eens tractor willen rijden) (Munsterbilzen - Minsters)
  38. daaj hèt bang datse get verlies (=ze loopt met haar knieën tegen mekaar) (Munsterbilzen - Minsters)
  39. daaj hèt e gezich waajne klaun en dat steet hër nie sjaun (=die vrouw is lelijk met haar opgeverfd gezicht) (Munsterbilzen - Minsters)
  40. daaj hürre peloes zo-ich és wille aofraaje (=met zou ik graag een keertje...) (Bilzers)
  41. daaj lik lievër onder ën sjikke vëtuur, dan onder ën strontkaar (=ze gaat liever om met rijke mannen) (Munsterbilzen - Minsters)
  42. daaj moet hél krétse vër rond te koëme (=die moet hard werken en besparen om rond te komen met zijn geld) (Munsterbilzen - Minsters)
  43. daaj mokde er kotte mêtte mèt (=de poetsvrouw ging er met de grove borstel door) (Munsterbilzen - Minsters)
  44. daaj stik hërrë sneddër nau eens ieëvëral tèssë (=ze bemoeit zich met alles en nog wat) (Munsterbilzen - Minsters)
  45. daaj stond tër ook wir mèt hërre bebber bij (=ze moest zich ook weer eens bemoeien) (Munsterbilzen - Minsters)
  46. daaj zal hërre kieëtel wol nog moete èntrèkke! (=zij zal het nog wel eens met minder moeten stellen) (Munsterbilzen - Minsters)
  47. daaj zit iëveral mèt hërre bebber tèsse (=dat is een nieuwsgierige vrouw) (Munsterbilzen - Minsters)
  48. daaj zit mèt hër pekskë opgesjieëp (=zij zit opgescheept met een zwangerschap) (Munsterbilzen - Minsters)
  49. daaj zit mèt ne vrêmden haon op te mèstëf (=dien heeft een vreemde man bij zich genomen) (Munsterbilzen - Minsters)
  50. daaj zit wir mèt ë pekske (=ze is weer in verwachting) (Munsterbilzen - Minsters)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen