Spreekwoorden met `ver`

Zoek


411 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `ver`

  1. kijken alsof hij zijn laatste oortje versnoept heeft (=heel ongelukkig kijken)
  2. kinderen die vragen worden overgeslagen (=brutale kinderen die altijd overal om vragen, worden genegeerd)
  3. kleine potjes lopen gauw over. (=kleingeestige mensen zijn snel kwaad.)
  4. komt men over de hond, dan komt men over de staart (=als de grootste moeilijkheden overwonnen zijn, dan komt de rest vanzelf)
  5. kop over bol (=ondoordacht snel)
  6. kunnen zakken en verkopen (=in handigheid ver overtreffen)
  7. landen verzanden, zanden verlanden. (=alles verandert)
  8. late haver komt ook op (=het is niet omdat iets laat komt, dat het niet goed zou zijn)
  9. liever brood in de zak, dan een pluim op de hoed (=van eer kan men niet leven)
  10. liever iemand zijn hielen zien dan zijn tenen (=iemand niet goed kunnen verdragen)
  11. liever lui dan moe (=liever niet werken, het liever aan anderen overlaten)
  12. liever te dik in de kist dan een feestje gemist (=plezier hebben is belangrijker dan lang leven)
  13. liever van achteren zien dan van voren (=niet goed kunnen verdragen)
  14. liever vrij en geen eten dan een volle buik aan een ijzeren keten. (=vrijheid is een hoger goed dan materiële welvaart.)
  15. lieverkoekjes worden hier niet gebakken (=zin of geen zin, je moet het doen)
  16. lijnrecht tegenover iets staan (=volledig het omgekeerde zijn of denken)
  17. long en lever verteren (=alles opmaken)
  18. men wordt wel door een mestkar maar niet door een rijtuig overreden (=goed opgevoede mensen beledigen anderen minder)
  19. menen ligt dicht bij Kortrijk (maar verre van Waregem) (=iets menen is niet genoeg; je moet er zeker van zijn.)
  20. mensen vertellen veel op een zomerse dag. (=verhalen kloppen niet altijd)
  21. met andermans veren pronken (=weglopen met de ideeën van een ander, met iets van een ander zelf gaan pronken)
  22. met de nachtschuit vertrekken (=er erg stilletjes vandoor gaan)
  23. met de noorderzon vertrekken (=onaangekondigd vertrekken en niets meer van zich laten horen)
  24. met de ogen verslinden (=heel erg graag zien)
  25. met de prins over de Maas geweest zijn (=veel meegemaakt hebben)
  26. met een goed geloof en een kurken ziel drijft men de zee over (=met vertrouwen en optimisme kan men alles aan)
  27. met een zilveren hengel vissen (=vis kopen in plaats van vangen. Ook: doel bereiken met bedrog)
  28. met het verkeerde been uit bed stappen (=een slecht humeur hebben)
  29. met het verstand van een garnaal (=erg weinig verstand, erg dom)
  30. met hetzelfde sop overgoten (=even goed of slecht)
  31. met iemand niet willen oversteken (=niet in iemands plaats willen zijn)
  32. met passen en met meten wordt de meeste tijd versleten (=voorbereidingen zijn dikwijls het meest tijdrovend onderdeel van een taak)
  33. met Sint Juttemis als de kalveren op het ijs dansen (=nooit (Sint Juttemis valt op 17 augustus, en dan ligt er geen ijs))
  34. met stille trom vertrekken (=vertrekken zonder iemand het te laten weten)
  35. mijn verstand staat er bij stil (=dat begrijp ik helemaal niet)
  36. morgen als kaatje verjaart (=nooit , dat stel ik liever uit)
  37. niet het zout op zijn patatten verdienen (=een klein inkomen hebben)
  38. niet over een nacht ijs gaan (=eerst nadenken voor men iets doet - geen risico`s nemen)
  39. niet over rozen gaan (=er zijn nogal wat moeilijkheden)
  40. niet verder zien/kijken dan je neus lang is (=niet goed nadenken wat de gevolgen van iets zijn)
  41. niet zuiver op de graat (=niet helemaal eerlijk)
  42. niets te verletten hebben (=de tijd hebben)
  43. nooit troef verzaken (=overal bij zijn, altijd meedoen)
  44. om de haverklap (=op alle mogelijke momenten, steeds weer opnieuw)
  45. om over naar huis te schrijven (=erg bijzonder)
  46. onkruid vergaat niet (=het slechte is moeilijk uit te roeien)
  47. op de boom verkopen (=boomvruchten verkopen voor ze geplukt zijn)
  48. op het schild verheffen (=tot leider maken)
  49. op het verkeerde paard wedden (=een verkeerde inschatting maken)
  50. op het verkeerde paard wedden. (=zich misrekenen)

1116 betekenissen bevatten `ver`

  1. de kost gaat voor de baat uit (=eerst moeten er kosten worden gemaakt alvorens men er iets aan verdienen kan)
  2. de gek in de mouw dragen (=eigenaardigheden verbergen voor anderen)
  3. een vogel in de auto rijden (=elk geval kan overal mee leven)
  4. water en vuur zijn (=elkaar niet kunnen verdragen)
  5. hou en trouw (beloven) (=elkaar overal (zullen) helpen)
  6. goede sier maken (=er (overdreven) goed van leven / goed overkomen bij anderen)
  7. er een nachtje over willen slapen (=er eerst over na willen denken)
  8. er geen kaas van hebben gegeten (=er geen verstand van hebben)
  9. er verstand van hebben als een kraai van een zaterdag (=er geen verstand van hebben)
  10. het niet begrepen hebben op (=er geen zin in hebben - liever niet hebben)
  11. om de vinger winden (=er gemakkelijk baas over worden)
  12. geen dag zonder zorgen (=er is altijd wel iets om je zorgen over te maken.)
  13. er schuilt een addertje onder het gras (=er is een verborgen risico in het spel)
  14. de room is er af. (=er is weinig meer aan te verdienen)
  15. ieder huisje heeft zijn kruisje (=er mankeert overal wel iets)
  16. iemand het zwijgen opleggen (=er met niemand over mogen praten en niemand iets mogen vertellen)
  17. er niet mee getrouwd zijn (=er niet aan vastzitten, er niet toe verplicht zijn)
  18. er niet over uit kunnen (=er niet over kunnen zwijgen, er zwaar door getroffen zijn)
  19. er geen woorden aan vuilmaken (=er niets eens over spreken)
  20. er niet van kunnen meespreken (=er niets over weten)
  21. in het duister tasten (=er niets over weten, geen aanknopingspunten vinden)
  22. er zijn mond niet aan vuil maken (=er niets over willen zeggen)
  23. er het zwijgen toe doen (=er niets over zeggen)
  24. over het paard tillen (=er te veel goeds van zeggen / verwend en geprezen zijn)
  25. kunnen maken en breken (=er veel macht over hebben)
  26. er muziek in zitten (=er veel van kunnen verwachten en/of plezier van beleven)
  27. de broek lappen en het garen toegeven (=er veel verlies aan overhouden)
  28. ergens met lood in de schoenen naar toe gaan (=er verschrikkelijk tegen opzien)
  29. er een balletje over opgooien (=er voorzichtig over beginnen te praten om erachter te komen wat anderen ervan vinden)
  30. er geen pap van gegeten hebben (=er weinig over weten)
  31. mogen lijden (=er wel tegen kunnen - iemand wel kunnen verdragen)
  32. geen rook zonder vuur (=er wordt niet over gepraat of er is wel iets van waar)
  33. de schouders ophalen (=er zich niets van aantrekken - er niets over willen weten)
  34. iets wikken en wegen (=erg lang over iets nadenken en alle voors- en tegens afwegen)
  35. je geradbraakt voelen (=erg moe zijn en diverse pijnen hebben)
  36. door de ziel gaan (=erg pijnlijk of verdrietig zijn)
  37. de pan uit vliegen (=erg snel stijgen (inz. gezegd over prijzen))
  38. er prat op gaan (=erg trots over iets zijn en er over opscheppen)
  39. je ogen uitkijken (=erg verbaasd of nieuwsgierig staan kijken)
  40. ogen op steeltjes hebben (=erg verbaasd zijn)
  41. grote ogen opzetten (=erg verbaasd zijn)
  42. de wijsheid in pacht hebben (=erg verstandig zijn of althans doen alsof)
  43. het gras kunnen horen groeien (=erg verwaand zijn - ook gezegd als het ergens muisstil is)
  44. met het verstand van een garnaal (=erg weinig verstand, erg dom)
  45. goed en bloed voor iets offeren (=ergens alles voor over hebben (goed=bezittingen, bloed=het leven))
  46. de nacht brengt raad. (=ergens een nachtje over slapen leidt tot betere beslissingen of oplossingen)
  47. iets in de vingers hebben (=ergens ervaring en deskundigheid over hebben opgebouwd, waardoor men met grote kwaliteit en zonder fouten te maken, zich hiermee bezig kan houden)
  48. voor anker gaan (=ergens gaan wonen en langer verblijven)
  49. van iets zoveel verstand hebben als een koe van saffraan eten (=ergens geen verstand van hebben)
  50. geld uit iets slaan (=ergens geld aan verdienen)

50 dialectgezegden bevatten `ver`

  1. kaer mér vër zën eege diër, dan hëbste al leed genoeg (=keer maar voor de eigen deur, dan heb je al werk genoeg !) (Munsterbilzen - Minsters)
  2. Kakke geet vér bakke (=Alles op zijn tijd) (Bilzers)
  3. kakke geet vër bakke ook al èsten oëve heet (=dringende zaken gaan voor) (Munsterbilzen - Minsters)
  4. kal vër zën eege (=daar moet je mij niet van overtuigen) (Munsterbilzen - Minsters)
  5. kal vër zen eege! (=dat geldt zeker voor jezelf!) (Munsterbilzen - Minsters)
  6. kammeraote zin vër mette waandele, nie vër mette haandele (=vrienden kan je niet kopen, ze zijn onbetaalbaar) (Munsterbilzen - Minsters)
  7. koëm ich tër haajë nie, dan èssët vër mërgë (=we komen er wel, is het niet vandaag dan is het morgen) (Munsterbilzen - Minsters)
  8. koëme vër ter vendaog nie, dan esset vür mörge (=morgen komt nog een dag) (Munsterbilzen - Minsters)
  9. kooptech doë mér get kliskes vër (=dat is niets waard) (Bilzers)
  10. krekt san lul als syn heit (=De appel valt niet ver van de boom) (Fries)
  11. kretse vër dër te koeëme (=grote inspanningen doen om te slagen) (Munsterbilzen - Minsters)
  12. kretsë vër het einde van de moend te haole (=schrapen op de eindjes aaneen te krijgen) (Munsterbilzen - Minsters)
  13. liefde és blind zaagte boer en hae poende het aaterste vant vérke (=verliefdheid gaat soms ver) (Bilzers)
  14. mannë, tès wir ene vër te sjoeërë ! (=mannen, er komt een tango aan !) (Munsterbilzen - Minsters)
  15. Meine lik èn de Vlaonders (=Menen ligt ver van hier...) (Munsterbilzen - Minsters)
  16. men snoj iëk, ver gon raenger krijge (=als de wonde jeukt, komt er regen) (Munsterbilzen - Minsters)
  17. Men tweide vroo hèt men iëste nog éngehold waaj ver sjeede (=Toen mijn vrouw ging lopen, ben ik gestopt met joggen) (Munsterbilzen - Minsters)
  18. Merie haat zenen hond vas, seffes bitter mich, ich zèg et tich, honned frang vër mich! (=als je hond mij bijt, zul je moeten betalen.) (Munsterbilzen - Minsters)
  19. merie, haat zënen hond vas, seff¨s bitter mich, ich zèg ët tich...100 frang vër mich ! (=maria, hou je hond vast....(kinderrijmpje)) (Munsterbilzen - Minsters)
  20. mèt ne stêk bau een versjet wor op vastgebonne, stoepde vër de vèsse èn de biëk (=we spitsten de vissen uit de beek op een vork die vastgemaakt was op een lange stok) (Munsterbilzen - Minsters)
  21. mèt viël mikke en maetë, hëbbë vër strak nog get te aetë (=als ik een beetje overleg en afmeet, is er nog wat eten voor straks) (Munsterbilzen - Minsters)
  22. mèt zau ¨leig ènkoëme zulste geen dikke kiëtële sjijte (=met zo'n laag inkomen zul je niet ver springen) (Munsterbilzen - Minsters)
  23. mèt zau e kleen këzemke zulste geen hel kieëtëlë¨sjijte (=met zulk een mager loon zal je niet ver springen) (Munsterbilzen - Minsters)
  24. moar e loptje verre zien (=niet ver zijn) (Veurns)
  25. moetsj (=vèr auver te legge) (Dendermonds)
  26. moj nog wiet (=moet je nog ver) (Achterhoeks)
  27. n graute broek vër e klee pietsje (=veel gescheer en weinig wol) (Munsterbilzen - Minsters)
  28. nau hëbstë get vër te knabbëlë, doeë bèste ë tijdsjë ziet mèt (=daar kreeg je wat om over na te denken, daar zul je een tijdje mee zitten) (Munsterbilzen - Minsters)
  29. nau kump ët mennëke vër zën sente (=nu gaat het echt gebeuren) (Munsterbilzen - Minsters)
  30. nau mauster wol mèt vër den daog koeëme (=biecht het maar op!) (Munsterbilzen - Minsters)
  31. nau ston vër trèg kit (=nu staan we weer gelijk) (Munsterbilzen - Minsters)
  32. nau zin vër tër (=dat ben ik met je eens) (Munsterbilzen - Minsters)
  33. nau zin vër tër ! (=eindelijk !) (Munsterbilzen - Minsters)
  34. nau zin vër wir goej gevrindë (=nu zitten we weer op één lijn !) (Munsterbilzen - Minsters)
  35. nauts te aad vër te leire (=sommigen zullen nooit wat leren omdat ze niets begrijpen) (Bilzers)
  36. ne voëgel ver de kat (=ten dode opgeschreven) (Bilzers)
  37. nie konne laaje datte zon ook vër iemëd aanëster sjaajnt (=jaloers zijn) (Munsterbilzen - Minsters)
  38. nie waajër kieke as zën naoês lank ès (=niet ver vooruitkijken) (Munsterbilzen - Minsters)
  39. no verremetjes zien (=naar ver weg vertrokken zijn) (Veurns)
  40. noë den oogs moeste vër oëre gon raope oppet veld (=nadat het graan was geoogst moesten we de overgebleven aren op het veld gaan oprapen) (Munsterbilzen - Minsters)
  41. nog ès vër ne frang (=herhaal dat nog eens) (Munsterbilzen - Minsters)
  42. nog gene naogel hübbe vër zen K. te krabbe (=zelfs niet het broodnodige bezitten) (Munsterbilzen - Minsters)
  43. nog vër tërdievël nie sjau zin (=voor niets of niemand schrik hebben) (Munsterbilzen - Minsters)
  44. nou benn'n de roap'm goar! (=nu zijn ze echt te ver gegaan) (Westerkwartiers)
  45. nou benn'n de roap'n goar (=het is nu te ver gegaan) (Westerkwartiers)
  46. nou binne de rapen gaor. (=nu ben je te ver gegaan) (Volendams)
  47. nou gijt d' r zien boekje te buut' n (=nu gaat hij te ver) (Westerkwartiers)
  48. nou gijt ze buut'n heur boekje (=nu gaat zij echt te ver) (Westerkwartiers)
  49. nou gijt ze over de schreef (=nu gaat ze te ver) (Westerkwartiers)
  50. nou moakst 'et te bont (=nu ga je te ver) (Westerkwartiers)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen