2239 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `et`
- de grote vissen eten de kleine (=de ondergeschikten moeten doen wat de baas zegt / het slachtoffer worden van overmacht.)
- de haan is de baas als de hen niet thuis is. (=de vrouw is de baas in huis, ook al vindt de man van niet)
- de hakken in het zand zetten (=zich opstellen als felle tegenstander van een voorstel of ontwikkeling, zonder de bereidheid te zoeken naar positieve aspecten of naar compromissen)
- de hand met iets lichten (=niet scherp opletten, het niet te streng nemen)
- de hand op iets leggen (=ergens aan kunnen komen)
- de haren uit het hoofd trekken (=enorm veel spijt hebben)
- de haring braadt hier niet (=het gaat niet zoals het zou moeten)
- de Hebreeërs bouwden het, maar de Egyptenaren hebben het. (Exodus 1:11-14) (=het vuile werk door anderen opknappen en het resultaat zelf pakken)
- de heler is net zo goed als de steler (=wie gestolen goed koopt is even slecht als de dief)
- de hete aardappel doorspelen (=iemand anders de vervelende klus laten opknappen)
- de hoofdvogel schieten (=een hoofdprijs winnen, maar vaak ironisch bedoeld. Letterlijk: de hoofdvogel is de hoofdprijs bij het vogelschieten)
- de huid van de beer niet verkopen voor hij geschoten is (=je moet niet al willen genieten van wat men nog niet verworven heeft)
- de jongste ezel moet het pak dragen (=de jongste moet de vervelende klusjes opknappen)
- de jongste schepen wijst het vonnis (=de kinderen willen het het best weten)
- de jure et de facto (=volgens het recht en de feiten) (Latijn)
- de kaart van het land kennen (=de omstandigheden kennen)
- de kaas niet van het brood laten eten (=de voordelen niet zomaar laten afpakken)
- de kam opzetten (=zich verweren, zich tonen)
- de kap maakt de monnik niet (=aan het uiterlijke kan men het innerlijke niet beoordelen)
- de kastanjes voor iemand uit het vuur halen (=voor iemand anders het gevaarlijke werk of een lastig klusje doen)
- de kat bij de melk zetten (=iemand in verleiding brengen)
- de kat bij het spek zetten (=iemand in verleiding brengen)
- de kat heeft het gedaan (=niemand is de schuldige)
- de kat in het donker knijpen (=kwaad doen waar niemand het ziet)
- de kat op het spek binden (=iemand volop de gelegenheid geven zich te vergrijpen aan wat hij wil, maar beslist niet mag hebben)
- de kat van de bakker heeft het gedaan (=niemand is de schuldige)
- de kerk in het midden laten (=bij een meningsverschil geven beide personen wat toe om het eens te worden)
- de kerk midden in het dorp laten. (=het laten zoals het is)
- de kip met gouden eieren slachten (=een iets met veel rendement wegdoen)
- de kleintjes vallen niet groot (=wordt gezegd als eerder kleine vruchten verkocht worden)
- de klok achteruit zetten (=terug naar oude toestanden gaan)
- de klok hebben horen luiden maar niet weten waar de klepel hangt (=ergens over gehoord hebben, zonder er echt iets van af te weten)
- de klok luiden maar niet schaften (=wel beloven maar niet doen)
- de koe is vergeten dat hij kalf geweest is. (=zeurende ouderen vergeten dat ze vroeger ook wild waren)
- de koe van de pastoor eet iedere dag mals gras (=wie trouw is aan machtige mensen, heeft een heerlijk leven)
- de koekoek en de sijs hebben niet dezelfde wijs. (=iedereen is anders)
- de koorts/stuipen op het lijf jagen (=doen schrikken)
- de kop in het zand steken (=doen alsof er geen gevaar dreigt en er niets aan doen)
- de kraaien zullen het uitbrengen (=de waarheid zal aan het licht komen)
- de krant brengt de leugens in het land. (=niet alles wat de media schrijft klopt.)
- de kroon op het werk zetten (=het werk prachtig voltooien)
- de laatste hand aan iets leggen (=iets afmaken/voltooien)
- de laatste loodjes wegen het zwaarst (=het afwerken is vaak het lastigst)
- de lakense bril erbij opzetten (=bijzonder scherp toekijken)
- de liefde kan niet van één kant komen (=als je samen iets doet zal ieder moeten bijdragen)
- de lont in het kruit steken/werpen (=een uitbarsting veroorzaken)
- de lont in het kruit werpen (=mensen laten loskomen, opstoken)
- de maan met de handen willen grijpen (=het onmogelijke willen doen)
- de man wel, maar het paard niet (=niet helemaal eerlijk zijn)
- de manchetten aandoen (=boeien aandoen)
2778 betekenissen bevatten `et`
- dat geeft de burger moed (=dat doet goed)
- dat is van de baan (=dat gaat niet door)
- morgen brengen (=dat geloof je toch zelf niet! dat doe ik beslist niet!)
- het scheelde maar een haartje (=dat ging maar net goed)
- dat snijdt geen hout (=dat heeft er niets mee te maken; het bewijst niets)
- dat zijn aambeien met slagroom (=dat heeft niets met elkaar te maken)
- zo gaan er dertien in een dozijn (=dat heeft weinig waarde, is niet zo bijzonder)
- na mij de zondvloed (=dat is een probleem dat zich pas voordoet als ik er niet meer ben - het zal mijn tijd wel duren)
- dat is geen geld (=dat is erg goedkoop als je ziet wat je ervoor krijgt)
- dat moet je niet uitpoetsen/uitvlakken (=dat is ernstiger dan het lijkt)
- dat zet geen zoden aan de dijk (=dat is geen bijdrage van serieuze betekenis)
- dat is andere koek (=dat is heel iets anders)
- dat gaat je niet in de kouwe/koude kleren zitten (=dat is heel ingrijpend. Daar ben je niet snel overheen (bijvoorbeeld een traumatische ervaring))
- dat zijn de Alfa en de Omega. (=dat is het begin en het einde.)
- dat is het begin van het einde (=dat is het begin van iets dat uiteindelijk verkeerd zal aflopen)
- dat is iemand met een gebruiksaanwijzing (=dat is iemand waarvan je weet hoe je met diegene om moet gaan)
- dat is een ver-van-mijn-bedshow (=dat is iets waar ik me helemaal niet mee bezighoud; dat is iets dat op grote afstand van hier gebeurt)
- dat is de druppel die de emmer doet overlopen (=dat is maar een kleine ergernis, maar samen met wat er al gebeurd is, wordt het niet meer geaccepteerd)
- dat was op het nippertje (=dat is maar net gelukt)
- dat raak je aan de straatstenen niet kwijt (=dat is niet te verkopen)
- daar is geen oogje vet meer op (=dat is niet veel meer waard)
- dat kan ik wel in mijn holle kies stoppen (=dat is wel een heel klein beetje)
- iets op je lever hebben (=dat je nog iets wilt uiten, dat er iets is dat je heel erg dwars zit en dat gezegd moet worden)
- dat groeit uit het raam (=dat kan men niet geheim houden)
- dat staat niet in zijn woordenboek (=dat kent hij niet, daar doet hij niet aan mee, heeft hij nog nooit van gehoord)
- dat is schering en inslag (=dat komt bijzonder vaak voor [onderdelen van een weefgetouw])
- dat komt als mosterd na de maaltijd (=dat komt op een moment dat het geen nut meer heeft)
- een bodemloze put (=dat kost ontzettend veel geld)
- dat kan Bruin(tje) niet trekken (=dat kunnen we ons niet veroorloven (afgeleid van een populaire naam voor trekpaarden))
- daar moet de schoorsteen van roken (=dat moet de inkomsten voortbrengen. Daar moeten we van bestaan)
- dat past als een vuist in een oog (=dat past helemaal niet)
- als je je pet ertegenaan gooit dan blijft hij hangen (=dat stukje verfwerk is niet erg vlak uitgevoerd)
- dat is zo breed als het lang is (=dat verandert niets aan de zaak)
- dat mag de duivel weten (=dat weet ik niet)
- dát doet de deur dicht (=dat wordt niet geaccepteerd)
- dat paard zal mij niet meer slaan (=dat zal mij niet meer gebeuren)
- er zal geen haan naar kraaien (=dat zal niemand te weten komen)
- daar is wel wachten maar geen vasten naar (=dat zal niet gauw gebeuren)
- daar kan niets van inkomen (=dat zal niet lukken)
- daar kun je ketelaar van blijven (=dat zal niets opbrengen)
- dat zijn ze niet die `t Wilhelmus blazen (=dat zijn onze vrienden niet)
- dat houdt me op de been (=dat zorgt ervoor dat ik door kan blijven gaan; daardoor houd ik het vol)
- de natuur is sterker dan de leer (=datgene wat aangeleerd is wordt gauw vergeten)
- de kraan dichtdraaien (=de (financiële) hulp sterk verminderen of stopzetten)
- de boer op gaan (=de (niet-fysieke) markt opgaan om iets te verkopen / verdwalen / de stad verlaten)
- uit het oog, uit het hart (=de aandacht voor iemand verliezen, als die persoon niet meer in de nabijheid is)
- de bal aan het rollen brengen (=de aanzet geven)
- de boter alleen op zijn koek willen hebben (=de anderen niets gunnen - zelf alles willen hebben)
- de broek aan hebben (=de baas spelen (van een vrouw over haar man), het voor het zeggen hebben)
- aan de touwtjes trekken (=de baas zijn, alles regelen, het voor het zeggen hebben)
50 dialectgezegden bevatten `et`
- ët lank loëten hange (=veel geld uitgeven) (Munsterbilzen - Minsters)
- et leig ophübbe mèt iemes (=iemand minachten) (Bilzers)
- ët lich aut hëbbe (=bekaf zijn) (Munsterbilzen - Minsters)
- ët lik oppët tipke van mën toeng (=ik weet het, maar ik kan er nu niet onmiddellijk op komen) (Munsterbilzen - Minsters)
- et liste heugt et miste. (=wat recent gebeurd is, herinnert men zich het best.) (Tilburgs)
- et maog tich wol ès get baeter gon (=ik wens je veel beterschap) (Munsterbilzen - Minsters)
- et melk nog wat noa (gezegd als een regenbui bijna voorbij is) (=Het druppelt nog wat na) (Epers)
- ët moet altijd van wiëskante koëme (=zonder wederzijdse instemming gaat niets lukken) (Munsterbilzen - Minsters)
- et moete goej spraekers zin daaj zwijgers konne verbaetere (=spreken is zilver, zwijgen is goud) (Munsterbilzen - Minsters)
- ët moette besniete (=het aangemeten krijgen) (Munsterbilzen - Minsters)
- et nimei lang trèkke (=kort leven, lang dood) (Munsterbilzen - Minsters)
- ët nog e tijdsje konne autzinge (=nog even kunnen volhouden) (Munsterbilzen - Minsters)
- et oan zaënen tikker hemme (=een hartziekte hebben) (winksels)
- ët onwaert totte wérd vergeet (=het is zwaar aan 't onweren) (Munsterbilzen - Minsters)
- ët op zë braud krijge (=van iets beschuldigd worden) (Munsterbilzen - Minsters)
- èt ou kloek (=hou je goed) (Brakels)
- èt ou tote (=zwijg) (Zottegems)
- et past gelijk en tang oep e verreke; da vloekt bijieën (=niet mooi samengaan) (Diesters)
- ët piëd aater de kaar (ploeg) spanne (=iets totaal verkeerd aanpakken) (Munsterbilzen - Minsters)
- ët plaetsje nie snappe (=niet weten waarover het gaat) (Munsterbilzen - Minsters)
- ët raengert aa wijvër (=het regent dat het giet) (Munsterbilzen - Minsters)
- ët raengert bliëskës (=het regent kleine luchtbellen op het water) (Munsterbilzen - Minsters)
- ët raengert te meinës (=het regent dat het giet) (Munsterbilzen - Minsters)
- ët raengert totttët zeek (=het regent hard) (Munsterbilzen - Minsters)
- et reegelt aa vroulie (S*) (=het regent dat het giet) (Sintrùins)
- et reigent dat giet (=Het regent pijpestelen) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- et reigert aa waaven (=het regent pijpenstelen) (Westels)
- ët reik haaj sterk noeë alkool (=je bent zat, geloof ik) (Munsterbilzen - Minsters)
- et schilt mar un haonekulleke (=het scheelt bijna niets.) (Tilburgs)
- et schouw mar enen hòrpèèl of de penantie ha gezeete. (=het scheelde maar een haartje of de strafschop had erin gezeten.) (Tilburgs)
- ët sjaum steet ëm al op telippe (=hij is al erg kwaad...de schuim staat al op zijn lippen) (Munsterbilzen - Minsters)
- et sjünste moet nog koeëme (=ik moet je nog meer vertellen) (Bilzers)
- et sneut nie ècht, der valt mar en bietje griezel. (=het sneeuwt niet echt, er valt maar een beetje stofsneeuw.) (Tilburgs)
- ët spiël aon de gank zètte (=het spel zit op de wagen) (Munsterbilzen - Minsters)
- et steet eschreven en edrukt, i-j mot krabben waor et jukt (=het staat geschreven en gedrukt, men moet krabben waar het jeukt) (Achterhoeks)
- ët stik zoe naa nie (=het komt zo nauw niet) (Munsterbilzen - Minsters)
- et storremt pas, as de worrevels an de skaithoize draaie as molewuke. (=Stormt het?) (zaans)
- ët tipke van zën toeng nie lotte zien (=zich niet heel duidelijk uitlaten over iets) (Munsterbilzen - Minsters)
- ët toppunt van dërf : ne plissen-agent tieëge zën been pisse', en vroeëge of ët werm ès (=het toppunt van durf : een politie-agent tegen zijn benen plassen en vragen of het warm is) (Munsterbilzen - Minsters)
- ët toppunt van koeraasj : met zën lèste sente nog ne nauwe porteful kope (=het toppunt van optimisme : met je laatste geld een nieuwe portefeuille kopen) (Munsterbilzen - Minsters)
- ët toppunt van vëtês : zoe rap sjeeë van zën tweide vroo, dat ze zën ieëste nog kan ènhaole (=toppunt van snelheid : je tweede echtgenote die de eerste nog bijbeent na de scheiding) (Munsterbilzen - Minsters)
- et traut spaaje (=zijn hart luchten) (Munsterbilzen - Minsters)
- ët trèk haaj ferm (=je gulp staat nog open) (Munsterbilzen - Minsters)
- ët trèk haaj nogal ës (=het tocht hier fel) (Munsterbilzen - Minsters)
- èt trumptj (=kleine klok wordt geluid om aan te geven dat de mis over .... minuten gaat beginnen.) (Heels)
- et uusie bi-j et schuurtie laoten (=Niet overdrijven) (Giethoorns)
- ët vérke authange (=varkensmanieren hebben) (Munsterbilzen - Minsters)
- ët vèt èstër aof (=het beste is er vanaf) (Munsterbilzen - Minsters)
- ët vries steen autte grond (=het is barkoud) (Munsterbilzen - Minsters)
- ët vries tottët rammelt (=het vriest hard) (Munsterbilzen - Minsters)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen