484 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `den`
- iemand het lemmer bieden (=iemand uitdagen)
- iemand iets op de mouw spelden (=iemand iets wijsmaken)
- iemand in de wielen rijden (=iemand tegenwerken om te zorgen dat het mis gaat)
- iemand koeien met gouden horens beloven (=iets moois beloven maar niet nakomen)
- iemand kort houden (=iemand niet veel bewegingsvrijheid geven (fig.))
- iemand kunnen verraden en verkopen (=iemand veel te slim af zijn)
- iemand na in den bloede zijn (=van iemand een bloedverwant zijn)
- iemand naar het peperland zenden (=iemand ver van huis sturen)
- iemand of iets het hoofd bieden (=zich met verstand en beleid verzetten tegen iemand of iets, iemand weerstaan)
- iemand om de tuin leiden (=iemand beetnemen of bedriegen)
- iemand om zijn vinger (kunnen) winden (=alles van iemand gedaan (kunnen) krijgen of alles mogen)
- iemand onder de duim houden (=iemand in je macht hebben, iemand de baas zijn)
- iemand onder handen nemen (=iemand flink aanpakken / mishandelen)
- iemand op handen dragen (=grote bewondering hebben voor iemand)
- iemand tot op zijn hemd uitkleden (=alles van iemand afnemen, een te hoge prijs laten betalen)
- iemand van de sokken rijden/lopen (=iemand (bijna) omver rijden of lopen)
- iemand van kwade trouw verdenken (=verdenken dat iemand bedriegt)
- iemand voor het lapje houden (=iemand iets wijs maken of voor de gek houden)
- iemands handen zalven (=iemand iets geven in de hoop een gunst te verkrijgen)
- iemands levensdraad afsnijden (=doden)
- iets aan banden leggen (=ervoor zorgen dat iets zich niet verder kan uitbreiden)
- iets beneden zijn waardigheid achten (=iets niet willen doen omdat men vindt dat men een betere taak waard is)
- iets in goede banen leiden (=ervoor zorgen dat iets goed verloopt)
- iets in petto houden (=een mededeling voor later bewaren)
- iets langs je (koude) kleren af laten glijden (=ergens niets van aan trekken)
- iets niet koud laten worden (=ergens onmiddellijk op ingaan)
- iets onder de leden hebben (=niet helemaal gezond zijn)
- iets uit zijn mouw schudden (=zonder moeite met iets komen)
- in behouden haven zijn (=veilig ergens zijn (bv na een reis))
- in de echt verbinden (=huwen, trouwen)
- in den blinde (=blindelings)
- in den brede (=uitvoerig)
- in den vreemde (=in het buitenland)
- in echec houden (=in bedwang houden)
- in ere houden (=goed onderhouden, niet laten voorbijgaan)
- in geen tijden (=in lange tijd)
- in geen velden of wegen te zien zijn (=iets is helemaal nergens te vinden)
- in het diepe gegooid worden (=in een baan aan het werk moeten zonder ingewerkt te worden)
- in het krijt treden (=de strijd aanbinden)
- in het land der blinden is eenoog koning (=tussen dommeriken volstaat een klein beetje verstand om baas te zijn)
- in het land der levenden (=op aarde, voor de dood)
- in het oog houden (=binnen het gezichtsveld houden)
- in het strijdperk treden (=de strijd aanvatten)
- in het zicht van de haven schipbreuk lijden (=op het laatste nippertje nog verliezen)
- in nood leert men zijn vrienden kennen (=wanneer men in de problemen zit wordt duidelijk welke vrienden daadwerkelijk iets voor je willen betekenen)
- je draai niet kunnen vinden (=ergens niet kunnen aarden)
- je draai vinden (=zijn plekje vinden)
- je eer verpanden (=borg staan op zijn erewoord)
- je er met jantje-van-leiden afmaken (=onzorgvuldig zijn en weinig aandacht aan het werk besteden)
- je gemak houden (=niet te veel werk doen, niet kwaad worden)
698 betekenissen bevatten `den`
- kind noch kraai hebben (=geen nazaten of andere familieleden hebben, alleen rekening moeten houden met zichzelf)
- geen grond houden (=geen steek houden - niet correct zijn)
- een kruiwagen hebben (=geholpen worden)
- een klap van een lamme aap krijgen (=gekwetst worden)
- het geld groeit niet op de rug (=geld komt niet zomaar binnen, er moet hard voor gewerkt worden)
- geld over de balk gooien (of smijten) (=geld verspillen, zonder nadenken uitgeven)
- geluk is de kunst een boeket te maken van de bloemen waar je bij kunt (=gelukkig leven met de gegeven mogelijkheden/beperkingen)
- op de kaart zetten (=gemaakt tot iets waar rekening mee gehouden wordt.)
- een lintje krijgen (=geridderd worden - een compliment krijgen)
- de bak indraaien (=gevangen genomen worden)
- de maan komt al door de bomen/wolken (=gezegd van iemand die kaal begint te worden)
- een tong als een scheermes (=gezegd van iemand die venijnig uithaalt met woorden)
- een goed begin heeft een goed behagen maar het eindje zal de last dragen (=goed beginnen is prima, maar je moet volhouden tot het einde)
- goede waar prijst zichzelf (=goed materiaal moet niet aangeprezen worden)
- in ere houden (=goed onderhouden, niet laten voorbijgaan)
- in de oren knopen (=goed onthouden)
- buig de boom als hij jong is (=goede gewoonten kunnen het beste al jong worden aangeleerd)
- geef mijn fiets terug (=grapje om Duitsers te wijzen op de Tweede Wereldoorlog, toen er veel fietsen geconfisqueerd werden)
- het schip ingaan (=groot risico nemen, leidend tot verlies)
- in de knoei zitten (=grote moeilijkheden of zorgen hebben)
- met een lantaarn te zoeken (=heel zeldzaam , moeilijk te vinden)
- het uitzingen (=het einde ervan afwachten, het volhouden)
- de schapen van de bokken scheiden (=het goede van het slechte scheiden)
- met hem is het kwaad kersen eten. (=het is beter hem te mijden.)
- vertrouwen komt te voet en gaat te paard (=het is makkelijker om iemands vertrouwen te schaden, dan te verkrijgen)
- het loopt de spuigaten uit. (=het is te veel geworden)
- vrij buurmans` kind, dan weet je wat je vindt. (=het is verstandig om vast te houden aan wat bekend en vertrouwd is)
- er is maar een f in het abc (=het juiste midden vinden, is moeilijk)
- het is altijd rouwen en trouwen (=het leven is een afwisseling van goede en slechte tijden)
- het mes snijdt aan twee kanten (=het levert dubbel voordeel op (NL.) Er zijn niet alleen voordelen aan verbonden, je kan eender wat vanuit verschillende en zelfs tegengestelde standpunten bekijken (BE).)
- in iemands vel steken (=het lichamelijke lot van iemand anders ondervinden)
- de teugels afwerpen. (=het loslaten van regels en verantwoordelijkheden)
- er voor tekenen (=het met plezier willen aanvaarden)
- het moet uit de lengte of uit de breedte komen (=het moet hoe dan ook uitgespaard worden)
- geen graten in iets vinden (=het niet erg vinden, zich er niet aan storen)
- het harde woord moet eruit (=het onaangename moet gezegd worden)
- de duivel schijt altijd op de grootste hoop (=het ongeluk treft meestal degenen die al in moeilijkheden verkeren.)
- in de roos schieten (=het precies goed raden/doen)
- de wijde wereld intrekken (=het verkennen van nieuwe plaatsen, ervaringen en mogelijkheden buiten het vertrouwde)
- niemand genoemd, niemand gelasterd. (=het vermijden van het noemen van namen voorkomt onnodige ruzie)
- de kap aan de haag hangen (=het voor gezien houden)
- het kaf van het koren scheiden (=het waardevolle van het waardeloze scheiden)
- er is geen huis met hem te houden (=hij is niet tevreden te stellen, je kan er geen land mee bezeilen)
- met hem kan je paarden stelen. (=hij is overal voor te vinden)
- ter wereld is er geen dodelijker venijn, dan vriend te schijnen en vijand te zijn (=hoed je voor onoprechte vrienden)
- een mot in de maag hebben (=honger lijden)
- lang vasten is geen brood sparen. (=honger lijden is niet hetzelfde als geld besparen)
- grote vissen scheuren het net (=hooggeplaatste personen worden niet zo gemakkelijk gestraft)
- doorslaan als een blinde vink (=hoogst onlogisch redeneren)
- elke ketter heeft zijn letter (=ieder denkt dat de eigen mening bewezen kan worden)
50 dialectgezegden bevatten `den`
- den Bruno of de Jan (=coolste kerel van de stad) (Antwerps)
- den buidewacht krijën (=buiten vliegen) (Kaprijks)
- den burgemister zee tigge de Pestoor, ' ' Haawde Gij ze mar stom, dan haaw ik ze wel erm' ' (=Burgemeester en de Pastoor) (Waalwijks)
- den Burreger - den beurger (=burgemeester) (Lommels)
- den buuk strak hebbe (=veel gegeten hebben) (Genneps)
- den buur zitj op zijn osjken (=De boer zit op zijn wc) (Teralfens)
- den dag da ze mé maain biene no de notches zulle smaaite (=De dag dat ze met mijn benen naar de nootjes zullen gooien) (Brussels)
- den daik (=de dijk) (Geldermalsens)
- den dam zùver zetten (=de oprit schoonmaken) (Dongens)
- den daog ès sterk (=er is sterk daglicht) (Munsterbilzen - Minsters)
- den daog- of naachpos kloppe (=dag- of nachttermijn werken) (Munsterbilzen - Minsters)
- den dèërde kieër is trekteern (=iemand twee keer tegenkomen) (Kaprijks)
- den deesn bolt goe (=deze loopt soepel (auto, fiets, kruiwagen) ) (Waregems)
- den denen eed in min roapen gescheten (=die heeft er bij mij gelegen) (Sint-Niklaas)
- den derde keir dat ich vër ët zinge de kërk autgoeng, moch ich nimei bènne en dan bèn ich noë ën aander kërk op zik gegon (=toen ik me de derde keer terugtrok, mocht ik niet meer binnen en ben ik op zoek gegaan naar een andere) (Munsterbilzen - Minsters)
- den deuvel oan aa nek of luup schaaite (=maakt u weg) (tervurens)
- den deuvel voe zei neuvejoer krijge (=onder zijn voeten krijgen) (Lembeeks)
- den deuvelzak is nwoi vul (=Gierig zijn) (Harelbeeks)
- den deze is veel huuger of den diene (=deze boom is hoger dan die boom) (Gents)
- den diee stoa vandege in zn broek te krabben (=kijken naar mensen die aant werken zijn) (Noorderkempisch)
- den dieën ee zeekre in nun peirdestront gebloazen, zijn totte stoa vol mee sproet' n. (=Hij heeft een gezicht met sproeten.) (Evergems)
- den dieje hee ne smoel gelak e verre'esgat. (=Die persoon heeft een lelijk gezicht.) (Loois)
- den dieje is op zenne smikkel gegoan (=hij is gevallen) (Geels)
- den dieje van den dieje (=De broer van de buurman) (`t-Heikes)
- den diejen is te grots um te gruten (=ze is te verwaand om te groeten) (Maas en waals)
- den diek (=de dijk) (West-vlaams)
- den dien zit er euk op gelijk een vliege op een boerenhespe (=een dunne manspersoon met een zeer dikke vrouw) (Wetters)
- den dien'n doar 'n zie em oek nieëmer ang'n (zijne piemel) (=die man daar heeft een zeer dikke buik) (Waregems)
- den diene hee ze nie alle vijve (=niet goed bij zijn verstand) (Lovendegems)
- den diene zijne rugge is uuk nat als gij tschiept, zijn ien uuge zegt foert tegen tandere (=iemand die scheel kijkt) (Gents)
- den dienn éé nun drooi tevele gaat; i ë uñ veize loss; i ë ne slaach van de meulñ gaat (=die is zot) (Oudenaards)
- den doaver oep het lèèf hemme (=trillen van angst) (Winksels)
- den doemp kump ëm aoën zën auren aut (=hij liegt tot hij zwart wordt) (Munsterbilzen - Minsters)
- den doemp slig aut zën aurë (=hij is zeer kwaad) (Munsterbilzen - Minsters)
- den doemp sloeg aut zën aure (=hij was woedend) (Munsterbilzen - Minsters)
- den doene we dat (=okee, dat zal ik doen) (Westfries)
- den doktoor éé me goe gevisiteerd (=de dokter heeft mij goed onderzocht) (Sint-Niklaas)
- den doktoor ee min vodder mismeesterd (=de dokter heeft mijn vader niet goed behandeld) (Sint-Niklaas)
- den domsten boer ee de dikste petetten (=Domme mensen hebben het meeste geluk) (Lokers)
- den draok staeke (=de gek houden) (Munsterbilzen - Minsters)
- den drapoo oitsteek'n (=de huizen bevlaggen) (Waregems)
- den droai en de kier kennen (=ingewerkt zijn) (Gents)
- den droeëd wir oppakke (=opnieuw beginnen) (Munsterbilzen - Minsters)
- den droi in de kieër kenn (=goed ingewerkt zijn) (Kaprijks)
- den dupe van d'histore (=de dupe van de zaak) (Meers)
- den duuvelszak is noojt vul (=hij heeft nooit genoeg) (kortemarks)
- den duuvle lucht ze keîse (=het is me een raadsel) (Kortemarks)
- den duvel andoeën (=Beduivelen) (Veurns)
- den duvel in got uit ieënn pot schiwderen (=iemand die met alle winden meedraait) (Kaprijks)
- den duvel in uis droeën (=een mes op tafel doen ronddraaien) (Meers)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen