Spreekwoorden met `ver`

Zoek


411 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `ver`

  1. iemand van kwade trouw verdenken (=verdenken dat iemand bedriegt)
  2. iemand verlakken (=iemand onwaarheden wijs maken of bedriegen)
  3. iets bij de roes verkopen (=iets verkopen in de staat zoals het is)
  4. iets een vernisje geven (=iets opkalefateren)
  5. iets in de verf zetten (=beklemtonen, accentueren)
  6. iets in geuren en kleuren vertellen (=iets zeer uitvoerig en gedetailleerd vertellen)
  7. iets niet met zijn geweten overeen kunnen brengen (=iets niet kunnen doen omdat men het niet goed vindt)
  8. iets niet over zijn hart kunnen krijgen (=ergens niet toe kunnen komen of ergens op gesteld zijn)
  9. iets op je lever hebben (=dat je nog iets wilt uiten, dat er iets is dat je heel erg dwars zit en dat gezegd moet worden)
  10. iets over het hoofd zien (=iets vergeten of ontbreken)
  11. iets over z`n kant laten gaan (=zich nergens iets van aantrekken)
  12. iets over zich hebben (=een bepaalde indruk geven)
  13. iets prediken/verkondigen (=iets luid, voor iedereen, verkondigen)
  14. iets te verhakstukken hebben (=nog iets met iemand te bespreken hebben, nog iets te doen hebben)
  15. iets tegen de penning zestien verkopen (=iets zeer duur verkopen)
  16. iets van de achterwacht vernemen (=iets vernemen na veel omwegen)
  17. iets van haver tot gort vertellen (=iets tot in detail vertellen)
  18. iets verdonkeremanen (=stelen)
  19. iets voor een appel en een ei verkopen (=voor een erg lage prijs verkopen)
  20. iets voor zijn verantwoording nemen (=iets op zich nemen)
  21. in de echt verbinden (=huwen, trouwen)
  22. in de wolken verheffen (=uitbundig prijzen)
  23. in het verdomboekje staan (=geen goed meer kunnen doen)
  24. in verzekerde bewaring nemen (=opsluiten (in gevangenis))
  25. in zulke vijvers vangt men zulke vissen (=van dat slag volk mag men dat verwachten)
  26. je druk maken over (=je kwaad maken om, je aantrekken van)
  27. je eer verpanden (=borg staan op zijn erewoord)
  28. je gezicht verliezen (=zijn eer verliezen)
  29. je hand overspelen (=te veel eisen en daardoor niet slagen)
  30. je handen overspelen (=te veel eisen en daardoor niet slagen)
  31. je hebben en houwen verliezen (=alles wat iemand bezit kwijtraken)
  32. je hemel op aarde verdienen (=een goed en eerlijk leven leiden)
  33. je huid duur verkopen (=het niet gemakkelijk opgeven)
  34. je kap over de haag hangen (=uittreden uit klooster of priesterschap)
  35. je kent een vogel aan zijn veren (=je kent de mens aan zijn gedragingen)
  36. je kruit op de mussen verschieten (=zijn woorden verspillen)
  37. je kruit verschoten hebben (=uitgeput zijn, niets meer kunnen doen)
  38. je kunt van een kale kikker geen veren plukken (=er valt niets te halen bij iemand die niets heeft)
  39. je met hand en tand verzetten (=je  heftig verzetten en er alles aan doen om het niet te laten doorgaan)
  40. je moet geen `hei` roepen voordat je de brug over bent (=vreugde over een goede afloop is pas toepasselijk als er niets meer verkeerd kan gaan)
  41. je ogen vertrouwen (=geloven wat men ziet)
  42. je pijlen verschieten (=te snel handelen)
  43. je sporen verdienen (=respect krijgen door goed werk te verrichten)
  44. je vel duur verkopen (=het slechts onder de grootste druk opgeven)
  45. je verdiende loon krijgen (=krijgen wat hem toekomt (meestal iets slecht))
  46. je vergalopperen (=al te snel iets willen doen)
  47. je verstand gebruiken (=het verstandig aanpakken)
  48. je wilde haren verliezen (=ouder en rustiger worden)
  49. je ziel en zaligheid verkopen (=absoluut alles opofferen)
  50. je zou er toveren leren (=het is er erg vervelend)

1116 betekenissen bevatten `ver`

  1. een draai aan het verhaal geven (=een hele eigen versie van wat er gebeurd is vertellen)
  2. als de vos de passie preekt boer pas op je ganzen (=een huichelaar is niet te vertrouwen)
  3. in de grond boren (=een idee op vervelende wijze sterk afkeuren)
  4. een klein visje een zoet visje (=een klein voordeel of winstje dat met weinig moeite is verkregen)
  5. een loodje in het zakje doen (=een kleine bijdrage leveren)
  6. een duit in het zakje doen (=een kleine bijdrage leveren. (Historisch: de kleinst mogelijke gave in het collectezakje van de kerk).)
  7. de kunst gaat om brood (=een kunstenaar verdient moeizaam z`n brood)
  8. een gouden zadel maakt geen ezel tot paard. (=een mens verandert niet door uiterlijkheden)
  9. altijd brood eten verdriet ook. (=een mens wil ook eens een verzetje.)
  10. een scheve schaats rijden (=een misstap begaan. Een morele regel overtreden)
  11. een heet hangijzer (=een moeilijk onderwerp waar veel discussie over bestaat)
  12. één uur van onbedachtzaamheid, kan maken dat men jaren schreit (=één moment van onvoorzichtigheid kan verschrikkelijke gevolgen hebben)
  13. het ene woord brengt het andere voort. (=een negatieve opmerking kan leiden tot negatieve woorden over en weer)
  14. van praat komt praat (=een nieuwtje wordt snel verder verteld)
  15. een speldje bij iets steken (=een onderwerp niet verder uitdiepen, van gespreksonderwerp veranderen)
  16. conditio sine qua non (=een onvermijdelijke voorwaarde)
  17. een tegenslag (=een onverwacht nadelig feit of voorval)
  18. als een donderslag bij heldere hemel (=een onverwachte gebeurtenis, die een grote schok teweeg brengt)
  19. nood doet zelfs oude vrouwen rennen (=een onverwachte situatie kan verrassende kwaliteiten naar boven brengen (vergelijkbaar met `angst geeft vleugels`))
  20. een oud paard hoort graag het klappen van de zweep. (=een oud persoon hoort graag verhalen over het oude vakmanschap)
  21. brave hendrik (=een persoon die op overdreven wijze de regeltjes volgt)
  22. een rots in de branding (=een persoon waarop je kunt vertrouwen en die je steunt.)
  23. tegen het zere been schoppen (=een pijnlijke opmerking maken over iets wat gevoelig ligt)
  24. een onbekookt plan (hebben) (=een plan hebben waar niet goed over is nagedacht)
  25. van je paard gevallen zijn (=een positie verliezen)
  26. olie op het vuur gooien (=een situatie verergeren)
  27. een harde knoest heeft een scherpe bijl nodig (=een slechte gewoonte is moeilijk te verdringen)
  28. een wig drijven tussen (=een splitsing of misverstand bewerken)
  29. een wigge drijven tussen (=een splitsing of misverstand bewerken)
  30. iemand op zijn vestje spuwen (=een standje geven en ongenoegen over iemand uiten)
  31. de gulden middenweg (houden/bewandelen/verkiezen) (=een tussenstandpunt of tussenoplossing verkiezen)
  32. de lont in het kruit steken/werpen (=een uitbarsting veroorzaken)
  33. dat is een kwal (=een uiterst vervelend persoon)
  34. het vuur uit de sloffen lopen (=een uiterste inspanning leveren door hard te lopen)
  35. op het verkeerde paard wedden (=een verkeerde inschatting maken)
  36. het kippenei grijpen en het ganzenei laten lopen (=een verkeerde keuze maken)
  37. een dag voor de prins. (=een verloren dag.)
  38. als klap op de vuurpijl (=een verrassing)
  39. een leven als een oordeel (=een verschrikkelijk lawaai)
  40. een aflossing van de wacht (=een vervanging van de ene persoon door een andere)
  41. een broodje aap (=een verzonnen verhaal dat als waarheid wordt verspreid.)
  42. wie plast tegen de kerk, gaat gevaarlijk te werk (=een wandaad met verstrekkende gevolgen)
  43. een keer nemen (=een wending nemen, veranderen)
  44. een bedrijvige Martha zijn (=een zeer ijverige vrouw zijn (Martha= bijbels symbool voor hardwerkende huisvrouw))
  45. voor de kat zijn viool iets hebben gedaan (=een zinloze inspanning hebben geleverd)
  46. het zeil in top zetten (=een zo goed mogelijke vertoning weggeven)
  47. klare wijn schenken (=eerlijk en duidelijk vertellen hoe de situatie in elkaar steekt)
  48. met de billen bloot (=eerlijk en open zijn over fouten of tekortkomingen.)
  49. open kaart spelen (=eerlijk zijn, niets verbergen)
  50. ruggespraak houden (=eerst ergens over moeten overleggen)

50 dialectgezegden bevatten `ver`

  1. hae ès nog te onnèttëg vër zich te sjaere (=hij is nog te lui om zich te scheren) (Munsterbilzen - Minsters)
  2. hae ès te vaul vër zen kloete op te lichte (=hij is lui, luier gaat niet!) (Munsterbilzen - Minsters)
  3. hae geet vër zen broek te verslijte (=hij doet niets op school) (Munsterbilzen - Minsters)
  4. hae hèt gene naogel mei vër oën zen K te krabbe (=de timmerman legt er het bijltje bij neer) (Munsterbilzen - Minsters)
  5. hae moet kretse vër rond te koëme (=hij kan ternauwernood rondkomen) (Munsterbilzen - Minsters)
  6. hee hei e gezicht ver jong hon liejere oep te bassen (=iemand met een lelijk aangezicht) (Betsers)
  7. héla mennëke, zau zin ver nie getraud (=ik ben daar niet mee akkoord) (Munsterbilzen - Minsters)
  8. hellemond stetje van plezier auw zal 'k nooit vergéttu, ben ik in d'n vrimde ben ver van hois bai allie vúl ik me thois (=helmond stadje van plezier, jou zal ik nooit vergeten) (Helmonds)
  9. hër tabernaokel stond wijd oëpe (=haar bloesje stond wat ver open) (Munsterbilzen - Minsters)
  10. het mênke kimp vér ze gêld (=boontje komt om zijn loontje) (Bilzers)
  11. hij was gek op die vrouw (=dae hèt ze been onder zen K autgeloope vër dat vroomes) (Munsterbilzen - Minsters)
  12. ich bèn graotës noeë sjoeël gegon, mèr dich vër niks (=het verschil tussen kostenloos en voor niets) (Munsterbilzen - Minsters)
  13. ich bén graotis noë sjoël gewés, mér dich vër niks (=gratis is niet altijd goed) (Munsterbilzen - Minsters)
  14. ich bèn roëzëtëg kaud, tès vër aut me vel te springe (=ik ben razend kwaad, om uit mijn vel te springen) (Munsterbilzen - Minsters)
  15. ich bèn viërdeg vër opte boemel te gon (=ik ben gereed om op stap te gaan) (Munsterbilzen - Minsters)
  16. Ich bîn ver 't behââd van 't plat Hotems (=Ik ben voor het behouden van het Walshoutems dialect) (Walshoutems)
  17. ich doeg mêr vër mën aevëviël (=ik deed maar alsof) (Munsterbilzen - Minsters)
  18. ich doen alles èn één baoën vër te bespaoëre (=ik doe alles tegelijk, dat spaart tijd en geld) (Munsterbilzen - Minsters)
  19. ich doenet vër zen eege goed (=ik doe dit in je eigen belang) (Bilzers)
  20. ich geleef tich vër geen roj sent (=ik geloof je voor geen geld ter wereld) (Munsterbilzen - Minsters)
  21. ich geleef tich vër gene roje sent (=ik geloof er geen bal van !) (Munsterbilzen - Minsters)
  22. ich hêb een kleen attentse vër dich (=ik heb een kleine attentie voor jou) (Munsterbilzen - Minsters)
  23. ich hüb al vër heter viere geston (=ik heb al erger meegemaakt) (Munsterbilzen - Minsters)
  24. ich hüb se laeve vër heter viere geston (=het kon nog erger zijn) (Bilzers)
  25. ich kan gene voet mei vër den aandre zètte (=ik ben totaal uitgeblust) (Munsterbilzen - Minsters)
  26. ich kos men kas opfraete dat dae klosjaar zjus vër men vitrin stond te baedele (=die zwerver stond recht voor mijn uitstalraam te bedelen) (Munsterbilzen - Minsters)
  27. ich moet nog al reeke vër traoën te konne (=ik moet mijn armen ver uitrekken om er aan te kunnen) (Munsterbilzen - Minsters)
  28. ich ston der nie vër te springe (=ik doe dat niet graag) (Munsterbilzen - Minsters)
  29. ich zien gene stiek vër mën ooge (=ik zie helemaal niets, ik ben stekeblind) (Munsterbilzen - Minsters)
  30. ich zit haaj te vringe vër mën tëleir liëg te krijge (=ik doe alle moeite om mijn bord leeg te eten) (Munsterbilzen - Minsters)
  31. ie ee 't verr' eskipt (=hij heeft het ver gebracht) (Waregems)
  32. ie is van de roei ver ie-een nehe (=diefachtig persoon) (Zeeuws)
  33. ieder hèttet raech vër ongelèkkeg te zin! (=trek maar eens een lachend gezicht!) (Munsterbilzen - Minsters)
  34. Ieëne vant zeeveste knopsgat (=ver familielid) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  35. iemëd autmaoke vër al wat lëlëk ès (=iemand niet netjes aanspreken) (Munsterbilzen - Minsters)
  36. iemëd autmaoke vër al wo lëlëk (leed) ès (=iemand verwijten voor alles wat lelijk is) (Munsterbilzen - Minsters)
  37. iemed autmaoke vër alwot lëlëkès (=iemand overladen met alle zonden ter wereld) (Munsterbilzen - Minsters)
  38. iemëd autmaokë vër rotte vès (=iemand lelijke verwijten naar het hoofd gooien) (Munsterbilzen - Minsters)
  39. iemëd vër de kop staute (=iemand beledigen of kwetsen) (Munsterbilzen - Minsters)
  40. iemëd vër vaul autmaoke (=iemand uitschelden) (Munsterbilzen - Minsters)
  41. iemëd vër vaulen aop autmaoke (=iemand verwensen) (Munsterbilzen - Minsters)
  42. iene vant sevenste knoepsgat (=ver familielid) (Antwerps)
  43. Ik heur et wal a'j 't er an toe hebt. (=Geef maar een gil als je zo ver bent.) (Drents)
  44. ik zit te wèèd in mun aachterwèèrk (=ik ben te ver uitgelopen in mijn werk) (Kaatsheuvels)
  45. in 'tol van plutoo (=ergens ver weg) (oudenaards)
  46. je gao gièèn oîge toppn scheîrn (=hij zal het niet ver brengen) (Kortemarks)
  47. je goat over de skréve (=hij gaat te ver) (Kortrijks)
  48. juffroke, gae zürg vêr de oëpening en ich vër de zin (=een goede openingszin?) (Munsterbilzen - Minsters)
  49. Juh lèk op juh vâdàh (=De appel valt niet ver van de boom.) (Haags)
  50. kaaf bèste mér vër e joeër, mér ieëzël bèste zën heil laeve (=als ze je een kalf noemen is niet zo erg als ezel) (Munsterbilzen - Minsters)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen