Spreekwoorden met `al`

Zoek


958 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `al`

  1. altijd hetzelfde deuntje zingen (=steeds weer hetzelfde herhalen)
  2. anderhalve man en een paardenkop (=weinig aanwezigen)
  3. arbeiden als een galeislaaf (=erg hard werken)
  4. armoe op de stal is armoe overal (=met te weinig dieren in de stal kun je geen geld verdienen)
  5. bakzeil halen (=toegeven dat je ongelijk hebt / aanzienlijk minder hoge eisen stellen dan je eerder deed)
  6. balen als een stier (=er een gloeiende hekel aan hebben)
  7. balsem in de wonde gieten (=het leed verzachten)
  8. bekend staan als de bonte hond met de blauwe staart (=berucht)
  9. beminnen als het licht van zijn ogen (=erg graag zien)
  10. beneden alle peil (=stijlloos)
  11. beproeft alle dingen en behoudt het goede. (=weet wat er allemaal is, maar doe alleen de goede dingen)
  12. betalen als de paus geus wordt (=nooit betalen)
  13. beter een blind paard dan een leeg halster. (=beter iets dan niets)
  14. beter één ezel voor de ploeg dan twee paarden op stal. (=kiezen voor zekerheid.)
  15. beter een half ei dan een lege dop (=beter iets dan helemaal niets)
  16. beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald (=je kan beter iets voortijdig stoppen dan doorgaan tot het helemaal verkeerd gaat)
  17. bij elkaar passen als twee trommelstokken (=goed bij elkaar passen)
  18. bij het walletje langs (=op het nippertje, zuinig)
  19. bij nacht zijn alle katjes grauw en alle mondjes even nauw (=als het erop aankomt zijn we allen gelijk)
  20. bijna is nog niet half en een koe is nog geen kalf (=iets bijna hebben is hetzelfde als iets helemaal niet hebben)
  21. boter aan de galg smeren (=tevergeefse moeite doen, iets zal niet helpen)
  22. boven water komen / boven water halen (=tevoorschijn komen / tevoorschijn halen, verschijnen, opduiken)
  23. branden als een (tiere)lier (=een heel erg hevige brand)
  24. branden als een fakkel (=zeer fel branden)
  25. brutaal als de beul (=zeer brutaal)
  26. buig de boom als hij jong is (=goede gewoonten kunnen het beste al jong worden aangeleerd)
  27. buurmans gras is altijd groener (=bij anderen lijkt het altijd beter (omdat men daar de interne problemen niet van kent))
  28. cum grano salis (=met een korreltje zout) (Latijn)
  29. daar valt wel een mouw aan te passen (=daar is wel een oplossing voor te vinden)
  30. daar zal wat zwaaien (=daar zal een hartig woordje gesproken worden)
  31. daar zitten nogal wat haken en ogen aan (=er zijn meer problemen dan je op het eerste gezicht zou denken)
  32. dan moet de wal het schip maar keren (=als iemand niet vooraf rekening houdt met een naderend probleem, dan moet het probleem maar daadwerkelijk in volle omvang ontstaan, en dan alsnog worden opgelost)
  33. dat gaapt als een oven (=dat is onwaarschijnlijk)
  34. dat gaapt zo wijd als een oven (=dat is hoogst onwaarschijnlijk)
  35. dat gaat erin als klokspijs (=dat gaat er gemakkelijk in)
  36. dat gebeurt pas als de Paus een geus wordt (=dat gebeurt nooit)
  37. dat haal je de koekoek (=mij niet gezien!)
  38. dat hangt als een schijthuis boven de gracht (=dat is overduidelijk)
  39. dat is algabra voor hem. (=daar snapt hij niets van.)
  40. dat is alleen voor pater en mater en niet voor het hele convent (=dat is voor jou te hoog gegrepen)
  41. dat is een aalshuid (=dat is van weinig waarde)
  42. dat is een alikruik van een vent. (=dat is een kleine dikke man.)
  43. dat is een bal voor open doel (=dat is een opmerking waar een zeer voor de hand liggend weerwoord op gegeven kan worden)
  44. dat is een kwal (=een uiterst vervelend persoon)
  45. dat is een paal onder water (=dat brengt meer nadeel dan voordeel)
  46. dat is een paard van een daalder. (=dat is een trots mens)
  47. dat is een waarheid als een koe (=dat is overduidelijk waar)
  48. dat is zo breed als het lang is (=dat verandert niets aan de zaak)
  49. dat is zo vast als een huis (=dat is zeker)
  50. dat kan al het water van de zee niet afwassen (=daar is niets aan te doen - dat kan je niet wegpraten)

1078 betekenissen bevatten `al`

  1. waar geen aardappelen gepoot worden, zullen er ook geen groeien (=als je niet een goed begin voor iets legt, zal er ook niets van worden)
  2. geen bericht is goed bericht (=als je niet weet hoe het met iets of iemand gaat, kun je ervan uitgaan dat het goed gaat, zolang je geen slecht bericht ontvangt)
  3. gissen doet missen (=als je niet zeker bent van je zaak maar gokt, gaat het meestal fout)
  4. een geplaveide weg is des duivels oorkussen (=als je niets doet en lui bent, doe je ook niks goeds / mensen die zich vervelen omdat ze niets te doen hebben, kunnen tot de slechts dingen komen daardoor)
  5. handen in de schoot geeft geen brood. (=als je niets doet verdien je ook niets)
  6. geen spreker die een zwijger verbetert. (=als je niets zegt zeg je niets verkeerds)
  7. wie gekheid zaait zal dwaasheid oogsten. (=als je ongebruikelijke dingen doet krijg je ook ongebruikelijke resultaten)
  8. ouderdom komt met gebreken (=als je ouder wordt ga je van alles mankeren)
  9. gedeelde smart is halve smart (=als je over problemen praat, dan kan je het makkelijker verwerken / door de problemen/ellende van een ander is het gemakkelijker de eigen problemen/ellende te dragen)
  10. kalmte zal je redden (=als je rustig blijft gaan de dingen beter)
  11. de liefde kan niet van één kant komen (=als je samen iets doet zal ieder moeten bijdragen)
  12. als de kan vol is, loopt zij over. (=als je te veel drinkt komt het er weer uit)
  13. wie zijn klomp breekt, schiet gemakkelijk uit zijn slof (=als je wordt teleurgesteld, kun je gemakkelijk boos worden)
  14. goed voorbeeld doet goed volgen (=als je zelf op de goede manier handelt, nemen anderen dat vanzelf over)
  15. goed voorgaan doet goed volgen (=als je zelf op de goede manier handelt, nemen anderen dat vanzelf over)
  16. wie geeft wat hij heeft, is waard dat hij leeft (=als je zoveel geeft zoveel je kunt, dan kan niemand je iets verwijten)
  17. een groene Kerstmis een witte Pasen. (=als Kerst warm is wordt Pasen koud)
  18. meeuwen op het land, onweer aan het strand. (=als meeuwen het binnenland intrekken omdat er slecht weer op zee is)
  19. oude liefde roest niet (=als men al lang verliefd is, verdwijnt die liefde niet meer)
  20. een gegeven paard mag men niet in de bek kijken. (=als men een geschenk krijgt, dan moet men niet zoeken of er hier of daar wat aan mankeert.)
  21. wat men afdingt is het eerst betaald (=als men het goedkoop krijgt, is het vlugger betaald)
  22. honger maakt rauwe bonen zoet (=als men honger heeft, smaakt alles)
  23. wie vuur eet schijt vonken (=als men iets gevaarlijks onderneemt krijgt men nare gevolgen)
  24. wat het huis verliest, brengt het weer terug (=als men iets in huis zoek maakt, komt het meestal vanzelf weer tevoorschijn)
  25. de kruik gaat zo lang te water tot ze barst/breekt (=als men steeds risico`s blijft nemen, gaat het een keer mis)
  26. men moet de schapen scheren maar niet villen (=als men uit hebberigheid de inkomstenbron opoffert heeft men niets meer voor in de toekomst)
  27. oude paarden jaagt men aan de dijk (=als men zijn taak niet goed meer aankan, wordt men ontslagen)
  28. in zijn achterhoofd hebben (=als reserve klaar hebben)
  29. de appel wegdragen/winnen (=als schoonste erkend worden)
  30. iemand in de buik straffen. (=als straf geen eten geven.)
  31. als twee honden vechten om een been loopt de derde ermee heen (=als twee mensen ruzie maken, profiteert een derde ervan.)
  32. twee geloven op een kussen daar slaapt de duivel tussen (=als twee personen van een verschillend geloof trouwen, gaat het zelden goed)
  33. wanneer twee honden vechten om een been, loopt de derde ermee heen (=als twee strijdende personen of partijen zich richten op elkaar, kan een ander daarvan profiteren door zich datgene toe te eigenen waar om gestreden wordt)
  34. haar wil is wet (=als wat zij wil niet gebeurt, dan ontstaan er grote conflicten)
  35. uitdrogen als een Harderwijker (=alsmaar vervelender worden)
  36. zitten alsof men een luis in zijn oor heeft (=alsof hij door zijn geweten beschuldigd wordt)
  37. altijd de kwade pier zijn (=altijd als de schuldige aangewezen worden)
  38. op de kloosters reizen (=altijd bij vrienden of kennissen logeren)
  39. recht door zee gaan (=altijd eerlijk blijven/zijn)
  40. de pastoor gaat voor en de dominee loopt met hem mee (=altijd eerst de machtige mensen, dan de mindere mens)
  41. semper virens (=altijd groen)
  42. het is altijd koekoek éénzang (=altijd hetzelfde verhaal vertellen of zelfde voorbeeld geven)
  43. met alle winden draaien (=altijd iedereen gelijk geven)
  44. met alle winden meedraaien (=altijd iedereen gelijk geven)
  45. met alle winden waaien (=altijd iedereen gelijk geven / door alles en iedereen laten beïnvloeden)
  46. van leugens aaneenhangen (=altijd maar liegen)
  47. draaien als een molen (=altijd meegaan met de heersende mening - naar de mond van de toehoorder praten)
  48. wie veel begeert veel ontbeert (=altijd meer willen maakt ongelukkig)
  49. een bodemloos vat zijn (=altijd te weinig van iets zijn of opraken)
  50. onder een gelukkig gesternte geboren zijn (=altijd voorspoed hebben en gelukkig zijn)

50 dialectgezegden bevatten `al`

  1. dae ruuktj al nao de sjöp (=hij ligt op sterven) (Heitsers)
  2. dae stink oere boeëve de wènd aut (=die ruik je al van ver) (Munsterbilzen - Minsters)
  3. dae voeëgel ès al vlèg (=vogel die oud genoeg is om uit te vliegen) (Munsterbilzen - Minsters)
  4. dae waertj nog neet vèt al zit se ‘m op eine weiteberm (=hij kan eten wat hij wil zonder aan te komen (weiteberm = een stapel tarwe)) (Heitsers)
  5. dae zë raod hink ook al get sjeef (=hij begin ook al wat scheef te lopen) (Munsterbilzen - Minsters)
  6. dan jeuk'n heur de kuuz'n al niet meer (=dat duurt nog zo lang, dan leeft ze al niet meer) (Westerkwartiers)
  7. dan smaaten ze mee aa biëne (=Dan zijt ge al lang overleden) (Sint-Katelijne-Waver)
  8. Dao haet zich al 'ns eine doead gesjöd!! (=wordt gezegd tegen iemand die de kaarten te lang schud.) (Steins)
  9. Dao hejje-n-'t gegoes in de glaaze al (=Daar begint het gedonder) (Weerts)
  10. daor ebbik al ne jas vor kunne uittrekke (=dat heeft me al veel gekost) (Oudenbosch)
  11. Daor hedde 't schaop al àn 't schiete (=Daar begint de moeilijkheid al) (Wells)
  12. daor lee nog ne baarig goed om te worre opgeruimd (=al die kleren moeten nog in de kast) (Oudenbosch)
  13. das al ën heil poês geliëje (=dat is lang geleden) (Munsterbilzen - Minsters)
  14. das een aofgelebberde (=die heeft al zoveel mannen gehad) (Munsterbilzen - Minsters)
  15. das èn de posj (=dat is in orde, dat is al weer verdiend-op zak-) (Munsterbilzen - Minsters)
  16. dat ès al zoe aad as të stroët (=en daar kom jij nu nog mee af) (Munsterbilzen - Minsters)
  17. dat gebiërt (=dat gebeurt nog al eens) (Bilzers)
  18. dat had ik al ien 'e peiling (=dat had ik al in de gaten) (Westerkwartiers)
  19. Dat is 't eier eten al (=Zo is het nu eenmaal) (Giethoorns)
  20. dat is enne høllewøl (=dat is een niet al te slimme goedzak) (Wells)
  21. Dat kun je pakken (=Dat is het al bijna) (Volendams)
  22. dat pieëd hèt zëne poeëse al lang gehaage (=dat paard is al ouder dan 12 jaar (en dus versleten°) (Munsterbilzen - Minsters)
  23. dat was zien leev'mswaark (=daar heeft hij al zijn tijd ingestoken) (Westerkwartiers)
  24. dat zee'st neiskes ok al (=dat zei je zoëven ook al) (Westerkwartiers)
  25. de dikste krinten al autte koek pikke, vërdat tër gebakken ès (=geen risico willen lopen om niet het beste voor zichzelf te kunnen voorbehouden) (Munsterbilzen - Minsters)
  26. De duvel schet vaeke op iene bulte (=Wie al veel geld heeft wint ook nog eens de lotto) (Giethoorns)
  27. de duvel sjietj altied op dezelfdje houp (=dat komt op de verkeerde plek terecht; mensen die het al goed hebben krijgen alleen nog maar meer) (Heitsers)
  28. de ermoei lüp aoën diërë en vinsters aut (=het is al ellende wat je daar ziet) (Munsterbilzen - Minsters)
  29. de gezet steed er boemvol van (=ik heb het al van overal gehoord) (Munsterbilzen - Minsters)
  30. de hëbs al hënnêge kender (=je hebt al grote kinderen) (Munsterbilzen - Minsters)
  31. De hek al (=Dat heb ik al) (Eindhovense straattaal)
  32. de höbs graut gelijk, mèr zwijge moeste (=al heb je gelijk, toch moet je luisteren...) (Munsterbilzen - Minsters)
  33. de iëste zon hèt al meinig sjaun kènd vernield (=opgelet met de stralen van de eerste zon) (Munsterbilzen - Minsters)
  34. de joeng zin al vlèch, ze hangën al mèt te kop ieëver de kant van ët nès (=zij heeft haar borsten uit haar bloesje hangen) (Munsterbilzen - Minsters)
  35. de kaeks al vërdaste geslaoge bès (=je bent een bleiter) (Munsterbilzen - Minsters)
  36. de klok al heire loje (=al weten hoe laat het is (een bestraffing verwachten)) (Munsterbilzen - Minsters)
  37. de knaajn zin al on de kis ont knabbele (=de bobbeltjes zie je al door haar bloesje) (Munsterbilzen - Minsters)
  38. de knaajn zin al on de kis ont knabbele (=de tepels zie door haar bloesje) (Bilzers)
  39. de kneepkës beginne dich ook al te spanne (=je wordt ferm dik !) (Munsterbilzen - Minsters)
  40. de koe méttet kaaf kope (=trouwen met een vrouw die al moeder is) (Munsterbilzen - Minsters)
  41. de liëgës koëmen altijd aut, al moeten de kraeën ze autbringe (=leugens komen altijd uit) (Munsterbilzen - Minsters)
  42. de lucht kloart al weer wat op (=ze zien het alweer beter zitten) (Westerkwartiers)
  43. de markt en ‘t succursaal, ‘t zal alles nog naar Kalfort gaan (=Kalfort lacht met al die puurse hoogmoed (gezegde van vôôr 1900) ) (Kalforts)
  44. de maus twei kër roje (=je kan het al raden) (Munsterbilzen - Minsters)
  45. de mësiëre kump tich al tiëge aoën de viërdiër (=je hoeft nog niet alles gezien te hebben om te zien hoe groot de miserie is) (Munsterbilzen - Minsters)
  46. de mijne hink allang aon de kapstok (=die vogeltijd is al lang voorbij) (Munsterbilzen - Minsters)
  47. de misiëre kump tich al tiëge on de diër (=je hoeft niet veel te bekijken om te zien dat er allee ellende is) (Munsterbilzen - Minsters)
  48. de misiëre kumptich tiëge on de diër (=je ziet de armoede al van ver) (Bilzers)
  49. de moes nie heiligër zin dan de paus (=doe maar gewoon, er zijn al gekken genoeg) (Munsterbilzen - Minsters)
  50. de molp ès al goed ont staute (=ze krijgt al mooie borstjes) (Munsterbilzen - Minsters)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen