Spreekwoorden met `zitten`

Zoek


104 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `zitten`

  1. wie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten (=als je iets doms doet, moet je de gevolgen dragen (liefst zonder klagen))
  2. wie zijn gat brandt, moet op de blaren zitten (=wie een risico neemt, moet de gevolgen dragen)
  3. zitten als een kikker op een kluitje (=zonder enige bewegingsruimte)
  4. zitten alsof men een luis in zijn oor heeft (=alsof hij door zijn geweten beschuldigd wordt)

50 dialectgezegden bevatten `zitten`

  1. gaai zie maai ni zitten ei (=jij moet me niet) (Antwerps)
  2. gat: Zet aa e gat (=Ga zitten) (Lebbeeks)
  3. ge goat de stoej vanonder zijn gat moen trekn (=hij blijft maar zitten) (Kaprijks)
  4. ge zit doar gelaak nen uil op ne kluit (=erbij zitten voor Piet snot) (Gents)
  5. ge zoe ne noend in ze kloîtn bietn (=in de miserie zitten) (kortemarks)
  6. ge zoed de stoel vanoender ze gat moetn trekkn (=hij blijft altijd lang zitten voor hij vertrekt) (Lichtervelds)
  7. ge zoet de stoel van oendre ze gat moetn trekkn (=hij blijft maar zitten) (Kortemarks)
  8. gee zittend gat ein (=niet lang op zelfde plaats of stil kunnen zitten) (Sint-Niklaas)
  9. geen cent te makken (=Niets te verteren, zonder gelde zitten) (Rotterdams)
  10. geploeëg zin mèt (=opgescheept zitten met) (Munsterbilzen - Minsters)
  11. geprangd zitten (=vast zitten) (Sint-Niklaas)
  12. get et oon aa fles of oon aa klute (=je hebt het zitten) (tervurens)
  13. get op zen knieëk hûbbe (=met iets verveeld zitten) (Munsterbilzen - Minsters)
  14. Getj ann'n auk in (=Je hebt het zitten) (Liedekerks)
  15. gezoën en gebroan zitten (=om de haverklap langskomen) (Wichels)
  16. giejne rotte frang emmen (=zonder geld zitten) (Aalsters)
  17. gienen rotten bal en (=zonder geld zitten) (Gents)
  18. ginne kaant mir op kunne (=klem zitten) (Tilburgs)
  19. Gôat toch noa bedde, iej zitten doar mit zokker dòpogen te kieken (=Ogen moeilijk openhouden door slaapje) (Epers)
  20. goe int vlees zitten (=dik zijn) (kalkens)
  21. Goe.d op scheut zien (=Schot in zitten) (Genneps)
  22. goed op koers zitte (=op schema zitten) (Munsterbilzen - Minsters)
  23. Gou noar Daknam, doar zitten ze zonder weer (=Wanneer iemand klaagt over het slechte weer) (Lokers)
  24. graalek pinnig, ert van afgangk (=op zijn geldbeugel zitten) (Aalsters)
  25. ha heiget oan zane rekker (=hij heeft het zitten) (Geels)
  26. haat tich mèr goed mèt daaj, daaj hër aars zitten ter goed èn (=blijf daar maar op goede voet mee, want die zijn rijk) (Munsterbilzen - Minsters)
  27. hae doech de lamp branne (=de electricien zag het weer zitten) (Munsterbilzen - Minsters)
  28. hae heet zien aerpel oet (=financieel aan de grond zitten) (Weerts)
  29. hae heirde nie goed watter zaag (=de lamme stond erop om te kunnen zitten) (Munsterbilzen - Minsters)
  30. hae hètter gee goed oog èn (=de oogarts ziet het niet meer zitten) (Munsterbilzen - Minsters)
  31. hae zit énde koets (=hij heeft het zitten) (Bilzers)
  32. hae zitten heile daog èn zen knip, hae vertrèk geen paut (=hij zit de godganse dag thuis, hij verzet geen voet) (Munsterbilzen - Minsters)
  33. Heb mun ogen niet in mun zak zitten hoor ! (=Ik zie alles goed.) (Utrechts)
  34. hëbsët wier (=heb je het weer zitten) (Munsterbilzen - Minsters)
  35. heilegans èn de knoj geraoke (=helemaal in de knoei zitten) (Munsterbilzen - Minsters)
  36. Hej knienen dan hej ok keutels (=Overal zitten consequenties aan) (Drents)
  37. het aon zëne stieël hëbbe (=het zitten hebben) (Munsterbilzen - Minsters)
  38. het graos zien wasse èn Zjëruzëlem (=het lelijk zitten hebben) (Munsterbilzen - Minsters)
  39. het oan zaën fles hemme (=het zitten hebben) (Winksels)
  40. het spek an zin kloten (=het zitten hebben) (Zuid-west-vlaams)
  41. Het zit in de knossel (=In de knoop zitten) (Clings)
  42. Heur hoar zit dur de war (=Haar haren zitten niet netjes) (Helenaveens)
  43. hij ee mieren ein zijn gat (=hij kan niet stil zitten) (Wetters)
  44. Hij eent oa zijne schreper (=Hij heeft het zitten , hij is er aan) (Overmeers)
  45. hij hegget oan zennen tutter (=het hebben zitten) (Brechts)
  46. hij zaag d'r gien gat meer ien (=hij zag het niet meer zitten) (Westerkwartiers)
  47. Hij ziet er em geen gat aan (=Hij ziet het niet zitten) (Hansbeeks)
  48. I-j mag mien wel an de boks kommen, maor alleen at e an den draod hink (=Je moet niet aan me zitten) (Achterhoeks)
  49. Ich en bekans alle veugel zitte dèk in nèste. (=Ik en haast alle vogels zitten vaak in nesten.) (Kinroois)
  50. ich zie er e koot in (=ik zie het niet zitten) (Overpelts)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen