Spreekwoorden met `moe`

Zoek


127 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `moe`

  1. wie boter op zijn hoofd heeft moet niet in de zon lopen (=wie schuldig is houdt zich best gedeisd)
  2. wie een paard uit de wei wil halen, moet het beest niet eerst met het halster tegen de kop slaan. (=je bereikt meer met vriendelijkheid, dan met strengheid)
  3. wie een varken is moet in het schot (=wie voor het ongeluk geboren is, hoeft geen geluk te verwachten)
  4. wie eten wil moet de kok niet beledigen. (=hou je meerdere te vriend.)
  5. wie goed doet, goed ontmoet (=wie goede dingen doet voor andere mensen kan soms ook goede dingen terug verwachten)
  6. wie het grootste hoofd heeft, moet de grootste hoed hebben (=iemand die het recht heeft op het grootste deel, moet dat ook krijgen)
  7. wie honing wil eten moet lijden dat de bijen hem steken (=wie iets wil bereiken moet daar iets voor over hebben)
  8. wie in een glazen huis woont moet niet met stenen gooien (=wie schuldig is, moet zich niet laten opmerken)
  9. wie in het schuitje zit moet meevaren (=wie ergens mee begonnen is moet dit ook afmaken)
  10. wie kaatst kan/moet de bal verwachten (=als je een ander plaagt, kun je verwachten dat die jou terug gaat plagen)
  11. wie kwaad doet, kwaad ontmoet. (=je zult gestraft worden voor slechte daden)
  12. wie maaien wil moet zaaien (=je moet er iets voor doen om iets te verkrijgen)
  13. wie met de duivel uit één schotel wil eten, moet een lange lepel hebben. (=het valt niet mee iemand te bedriegen, die er zelf bedrieglijke parktijken op na houdt.)
  14. wie mooi wil zijn, moet pijn lijden (=voor schoonheid moet je wat over hebben)
  15. wie naar zijn moeder en vader niet hoort moet het kalfsvel volgen (=wie niet naar zijn ouders luistert, moet soldaat worden)
  16. wie niet horen wil, moet voelen (=wie niet luistert naar wijze raad, of wie ongehoorzaam is, zal de gevolgen wel aan den lijve ondervinden)
  17. wie niet sterk is moet slim zijn (=wie geen macht of invloed heeft moet zijn slimheid gebruiken om je doel te behalen)
  18. wie nood heeft moet pompen. (=je moet zelf initiatief nemen om je problemen op te lossen)
  19. wie scheep is moet varen (=als je ergens aan begonnen bent moet je er mee voortdoen)
  20. wie tapt die moet boren (=men moet de gevolgen van zijn handelen dragen)
  21. wie vis heeft, moet ook de graat hebben (=je moet ook de nadelen accepteren (geen rozen zonder doornen))
  22. wie zich voor hond verhuurt, moet de botten kluiven (=wie zich onderdanig gedraagt, wordt als knecht behandeld)
  23. wie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten (=als je iets doms doet, moet je de gevolgen dragen (liefst zonder klagen))
  24. wie zijn gat brandt, moet op de blaren zitten (=wie een risico neemt, moet de gevolgen dragen)
  25. zijn haan moet altijd koning kraaien (=hij wil altijd de baas zijn)
  26. zo komt het kalfje weer bij zijn moer (=zo komt wat verloren was weer in orde)
  27. zo vader, zo zoon (of: Zo moeder, zo dochter) (=kinderen erven de eigenschappen van hun ouders)

359 betekenissen bevatten `moe`

  1. het voor de deuren van de hel weghalen. (=ergens veel moeite voor doen)
  2. tegen de borst stuiten (=ergens zwaar moeite mee hebben / met tegenzin ondervinden)
  3. korte rekeningen maken lange vriendschappen. (=financiële geschillen moet je direct oplossen)
  4. stad en land aflopen. (=geen moeite sparen om iets te bereiken)
  5. kind noch kraai hebben (=geen nazaten of andere familieleden hebben, alleen rekening moeten houden met zichzelf)
  6. het geld groeit niet op de rug (=geld komt niet zomaar binnen, er moet hard voor gewerkt worden)
  7. rozen (paarlen) voor de zwijnen werpen (=geld of moeite verspillen aan iets nutteloos)
  8. geen geluk zonder druk. (=gelukkig wordt je niet zonder er moeite voor te doen)
  9. het is moeilijk de oude mens af te leggen. (=gewoonten zijn moeilijk af te leren)
  10. iets in zijn holle kies kunnen stoppen (=gezegd van eten : het is de moeite niet, het is te weinig)
  11. een goed begin heeft een goed behagen maar het eindje zal de last dragen (=goed beginnen is prima, maar je moet volhouden tot het einde)
  12. goede waar prijst zichzelf (=goed materiaal moet niet aangeprezen worden)
  13. van wanten weten (=goed weten hoe men iets moet aanpakken)
  14. aardewerk is geen paardenwerk. (=graven of in aarde werken is een vermoeiende bezigheid)
  15. in de knoei zitten (=grote moeilijkheden of zorgen hebben)
  16. een bittere pil slikken (=grote moeite ergens mee hebben)
  17. heb het hart eens (=heb de moed om dat te doen. (Eigenlijk: als je dat doet, zal ik je ongenadig straffen))
  18. met een lantaarn te zoeken (=heel zeldzaam , moeilijk te vinden)
  19. de keel kost veel (=herhaalde dronkenschap leidt tot armoede)
  20. de haring braadt hier niet (=het gaat niet zoals het zou moeten)
  21. het is geen roofgoed (=het heeft veel geld (of moeite) gekost)
  22. de muizen sterven er voor de kast (=het is er armoe troef)
  23. magerman is in die keuken kok (=het is er armoe troef)
  24. wat de vos niet weet, weet de haas ook niet (=het is moeilijk iets te weten als het je nooit verteld is)
  25. het is kwaad stelen waar de waard een dief is. (=het is moeilijk om een bedrieger te bedriegen)
  26. met onwillige honden is het slecht hazen vangen (=het is moeilijk om samen te werken met mensen die niet willen)
  27. daar hangt de po uit (=het is niet zoals het zou moeten zijn)
  28. er is maar een f in het abc (=het juiste midden vinden, is moeilijk)
  29. het moet zo tussen neus en lippen gebeuren (=het moet bijna ongemerkt gebeuren)
  30. het moet uit de lengte of uit de breedte komen (=het moet hoe dan ook uitgespaard worden)
  31. het harde woord moet eruit (=het onaangename moet gezegd worden)
  32. de duivel schijt altijd op de grootste hoop (=het ongeluk treft meestal degenen die al in moeilijkheden verkeren.)
  33. fiat justitia (=het recht moet zegevieren)
  34. fiat justitia et pereat mundus (=het recht moet zegevieren ook al vergaat de wereld)
  35. onkruid vergaat niet (=het slechte is moeilijk uit te roeien)
  36. de vis wordt duur betaald (=het vergt veel opoffering ( je moet er wat voor over hebben) om te krijgen wat je wilt)
  37. naar de maan lopen (=het wel mogen vergeten / weg moeten gaan)
  38. al vaak met dat bijltje gehakt hebben (=het werk al vaker gedaan hebben en weten hoe het moet)
  39. een eitje met iemand te pellen hebben (=hetzelfde als: een appeltje met iemand te schillen hebben. Nog iets met iemand moeten oplossen.)
  40. zijn kop is zwaarder dan zijn benen (=hij is dronken (of erg moe))
  41. boontje komt om zijn loontje (=hij krijgt wat hij verdient, de gevolgen zal iemand altijd wel een keer moeten gaan dragen)
  42. het hart zinkt hem in de schoenen (=hij verliest alle moed)
  43. men zou hem een aalmoes geven (=hij ziet er armoedig uit)
  44. hoe komt het kalf bij zijn maat (=hoe wonderlijk men elkaar kan ontmoeten)
  45. hoe hoger het hart, hoe lager de ziel (uit het Fries) (=hoogmoed is het kenmerk van een dwaas)
  46. de dood kent geen lieve kinderen (=ieder moet sterven)
  47. ieder moet zijn eigen stoep schoonvegen (=ieder moet zijn eigen problemen oplossen - zich afvragen of hij zelf schuldig is)
  48. ieder moet zijn eigen kruis dragen (=ieder moet zijn eigen tegenslagen verwerken)
  49. iedere heilige komt zijn kaarsje toe (=iedere medewerker moet delen in de eer)
  50. zoveel hoofden, zoveel zinnen (=iedereen heeft een eigen mening waarbij men moeilijk samen tot een oplossing kan komen)

50 dialectgezegden bevatten `moe`

  1. ich bèn ‘t käök (=ik ben het moe) (Heitsers)
  2. ich bin zo muuch as een spekmoaj (=ik ben moe) (Overpelts)
  3. Ich höb de piep oet, ich höb de knuip aaf (=Ik ben heel moe) (Roermonds)
  4. ich zen poemp af (=ik ben moe) (Tiens)
  5. ie 'n ee gienen nog'l om in z'n gat te skarten, ie moe leev'n van d'n dis (=niets bezitten, arm zijn) (Waregems)
  6. ie ei tennetje in d and (=moe) (Zeeuws)
  7. ie lag hlad voe p (ampus (=moe) (Zeeuws)
  8. ie moe 't gemeu (g) n (=hij moet het lijdzaam ondergaan) (Waregems)
  9. ij moe nog mee zijn twie handen piesen (=hij is nog niet volwassen) (Wetters)
  10. Ik ben annet end van de akker; ik hew 't end in de bek. (=moe zijn.) (Zaans)
  11. Ik haj d'n knollè gaar (=Ik was er moe van) (Siebengewalds)
  12. ik heb de knoln op (=ik ben moe) (Twents)
  13. ik hei loafe passies (=ik ben moe) (Westfries)
  14. ik hew de leg uut (=ik ben kapot moe) (Leewarders)
  15. ik loop op me tandvlees (=ik ben moe) (Rotterdams)
  16. ik stort in bonken (=ik ben moe) (Rotterdams)
  17. ik word strontziek van juh (=ik word moe van je) (Utrechts)
  18. Ik zen geboren in de Zelm, de de vo en moe van os pa, die van os ma die weunde op de Hoef (=Ik ben geboren in de Zelm, bij de moeder en de vader van mijn vader.Mij moeder haar ouders woonde in Achterbos) (Mols)
  19. Ik zen meirg (=Ik ben echt heel moe) (Bodegems)
  20. ik zijn tenne (=ik ben heel erg moe) (Nieuw-vossemeers)
  21. Je ben(t) van de eerste leuguh niet gebaerste/gebarstuh! (=u / jij liegt continu , ik word er moe van !) (Utrechts)
  22. je lopt roend lik e kieken die moe leggn (=hij loopt nerveus rond) (kortemarks)
  23. je lopt roend lik een inne die moe leggn (=hij is zenuwachtig) (Kortemarks)
  24. je moe gie do je stert nie gon roeren (=gij moet u daar niet gaan moeien) (Veurns)
  25. je moe je boîntjes niet te wièèke leggn (=je moet er niet op rekenen) (Lichtervelds)
  26. je moe maokn datn wegvliegt (=je broek staat open) (kortemarks)
  27. je moe nog zn wild oar verliezn (=hij moet nog volwassen worden) (Lichtervelds)
  28. je moe schartn voe toe te komn (=hij heeft een karig inkomen) (Kortemarks)
  29. Je moe Sinne Kop Ier Niemjè Twunnen (=hij heeft afgedaan) (Kortrijks)
  30. je moe zn wild aor nog verliezn (=hij is nog niet volwassen) (Kortemarks)
  31. je wit waje moe doejn? (=Je weet wat je moet doen?) (West-vlaams)
  32. jis tendn olle straotn (=hij is erg moe) (Kortemarks)
  33. jis van de planke (=hij is moe van het werken) (Kortemarks)
  34. jist stroentemoe, jist zoî moe lik gestampte fieggn (=hij is het kotsbeu) (Kortemarks)
  35. k bin zo haar as beuter (=moe) (Zeeuws)
  36. k'zien de bek in (=moe zijn (ik)) (Ostêns)
  37. kaaf kan koe wiëne, mér iëzel blif iëzel (=wie een put graaft voor een ander, heeft zich voor niets moe gemaakt) (Munsterbilzen - Minsters)
  38. kapélle: En aa kapélle moe versier wèrr'n (=Een oudere vrouw moet meer aandacht besteden aan haar uiterlijk) (Lebbeeks)
  39. kei aan de hegk (=heel moe) (Weerts)
  40. keî aan de hêk (=heel erg moe) (Weerts)
  41. kést: moe j' en kést op a kinne emmen? (=moet ik je een mep geven?) (Lebbeeks)
  42. Kiekt moe da der loept en loept moe da der kiekt (=Zie waar ge loopt en loopt waar ge ziet) (Lummens)
  43. Kloas moe were koome (=ze is terug zwanger) (Gents)
  44. ksie voe de wuppe (=ik ben moe) (Kortemarks)
  45. ksiet zoî moë of gestampte fiegn (=ik ben het kotsbeu) (kortemarks)
  46. kute wie krotte höbbe (=dikke kuiten hebben; moe gelopen zijn) (Heitsers)
  47. kzen jemmel tenne (=ik ben moe) (Noorderkempisch)
  48. kzen zoe muug as nen hoond (=ik ben heel moe) (Geels)
  49. Kzint zo moe lik koude keirre pap (=Ik ben het beu) (West-Vlaams)
  50. leegoards zweeët is rap greeëd (=Een luiaard is het vlug moe) (Veurns)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen