Spreekwoorden met `maak`

Zoek

36 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `maak`

  1. belofte maakt schuld (=als je iets beloofd hebt moet je dat ook nakomen)
  2. bitter in de mond maakt het hart gezond (=ook wat minder aangenaam is, kan gezond of goed zijn)
  3. dat maakt van Jezus nog een ketter (=dat is zelfs bij de meest integer mens een schanddaad)
  4. dat smaakt naar meer (=meer van dat, graag!)
  5. de appel smaakt bomig. (=kinderen lijken op hun ouders.)
  6. de gelegenheid maakt de dief (=men laat zich gemakkelijk verleiden door een goede gelegenheid)
  7. de kap maakt de monnik niet (=aan het uiterlijke kan men het innerlijke niet beoordelen)
  8. de lange weg maakt een moede man (=een langdurige ziekte leidt tot uitputting)
  9. die perzik smaakt naar meer (=dat is gunstig - nog van dat!)
  10. een bonte kraai maakt nog geen winter (=één voorbeeld is niet genoeg om een definitief besluit te nemen)
  11. een goed paard maakt nog geen goede ruiter. (=niet enkel de middelen tellen, ook de vaardigheid is belangrijk om resultaat te krijgen.)
  12. een gouden zadel maakt geen ezel tot paard. (=een mens verandert niet door uiterlijkheden)
  13. een kat in het donker/nauw maakt rare sprongen (=in een benarde situatie doet men vreemde dingen)
  14. eén kwade dag maakt de winter niet. (=als iets verkeerd gaat, hoeft nog niet alles verkeerd te gaan.)
  15. eén rotte appel in de mand, maakt al het gave fruit te schand (=als één persoon uit een groep zich misdraagt, wordt de hele groep erop aangekeken. / Een negatieve beïnvloeding van één persoon kan vele anderen op het slechte pad brengen.)
  16. een zwaluw maakt de lente niet (=een omstandigheid laat nog geen eindconclusie toe)
  17. één zwaluw maakt nog geen zomer (=één positieve gebeurtenis betekent niet dat alle problemen opgelost zijn.)
  18. eendracht maakt macht (=wanneer mensen samenwerken kan men veel bereiken)
  19. effen rekening maakt goede vrienden (=of anders: schulden maken vijanden)
  20. er is reuk noch smaak aan (=het is weinig waard, het is niet interessant)
  21. geld dat stom is, maakt recht wat krom is (=mensen kunnen door financiële bevoordeling ertoe gebracht worden om onrecht toe te laten)
  22. geld maakt niet gelukkig (=er is meer in het leven dan rijkdom)
  23. het is de toon die de muziek maakt (=het gaat om de manier waarop iets gezegd wordt)
  24. het is niet voor de ganzen gemaakt (=we kunnen het maar beter uitdrinken)
  25. het oog van de meester maakt het paard vet (=het werk gebeurt beter als de baas toezicht houdt)
  26. honger maakt rauwe bonen zoet (=als men honger heeft, smaakt alles)
  27. ik maak een platvis van je (=iemand dreigen in elkaar te slaan)
  28. korte afrekening maakt lange vriendschap (=snel terugbetalen (teruggeven) voorkomt ruzie)
  29. koud bier maakt warm bloed. (=alcohol maakt aggressief)
  30. kraak nog smaak hebben (=het is niet heel smakelijk)
  31. maak geen slapende honden wakker (=zwijgen over iets, om te voorkomen dat een autoriteit op het idee komt om er werk van te maken)
  32. maak je bed zoals je wilt slapen (=iedereen is verantwoordelijk voor zijn eigen daden)
  33. maak je borst maar nat (=bereid je voor op een zware klus (of op veel tegenstand))
  34. onbekend maakt onbemind (=iets wat nog onbekend is, kan ook niet geapprecieerd worden)
  35. over smaak valt niet te twisten (=over verschil in smaak moet men geen ruzie maken)
  36. wie zijn naasten te schande maakt, onteert zichzelf (=een klein foutje, kan een groot geheel te schande maken)

45 betekenissen bevatten `maak`

  1. met de vork schrijven (=afzetten, meer kosten rekenen dan werkelijk gemaakt)
  2. koud bier maakt warm bloed. (=alcohol maakt aggressief)
  3. honger maakt rauwe bonen zoet (=als men honger heeft, smaakt alles)
  4. wat het huis verliest, brengt het weer terug (=als men iets in huis zoek maakt, komt het meestal vanzelf weer tevoorschijn)
  5. wie veel begeert veel ontbeert (=altijd meer willen maakt ongelukkig)
  6. mastiek maken (=de dagelijkse schoonmaak verrichten)
  7. eigen roem/lof stinkt (=door over jezelf op te scheppen maak je een nare indruk)
  8. een paard dat eens op hol is geslagen, kan dat snel weer doen. (=een eens gemaakte fout, begaat men makkelijk weer)
  9. het verkorven hebben (=een slechte beurt gemaakt hebben bij iemand)
  10. een schurftig schaap steekt de hele kudde aan (=een slechte persoon in een groep, maakt de hele groep slecht)
  11. de kost gaat voor de baat uit (=eerst moeten er kosten worden gemaakt alvorens men er iets aan verdienen kan)
  12. al voor heter vuren gestaan hebben (=er erger meegemaakt hebben)
  13. de kop is eraf (=er is een begin gemaakt)
  14. iets uit de eerste hand hebben (=ergens zelf bij zijn geweest of hebben gehoord van iemand die het zelf heeft meegemaakt)
  15. geld verzoet de arbeid (=geld dat je krijgt maakt het harde vervelende werk weer goed)
  16. op de kaart zetten (=gemaakt tot iets waar rekening mee gehouden wordt.)
  17. heb je het ooit zo zout gegeten (=heb je het ooit zo straf meegemaakt)
  18. of men van de kat of de kater gebeten wordt (=het maakt geen verschil)
  19. `t Is gelijk of men van/door de kat of de kater/hond gebeten wordt (=het maakt niet uit hoe of waardoor je benadeeld bent geweest)
  20. het zal me worstwezen (=het maakt voor mij geen enkel verschil)
  21. het eten is niet te pruimen. (=het smaakt niet)
  22. het zo zout nog niet gegeten hebben (=het zo slecht nog nooit meegemaakt hebben)
  23. je schip is binnen (=hij heeft zijn fortuin gemaakt)
  24. paarden vallen ook al hebben zij vier benen. (=iedereen maakt fouten)
  25. ieder vist op zijn getij (=iedereen maakt gebruik van het geschikte ogenblik)
  26. het beste paard struikelt ook wel eens. (=iedereen maakt wel eens een fout)
  27. aan elke goede visser ontsnapt wel eens een aal (=iedereen maakt wel eens een foutje)
  28. als apen hoger klimmen willen, ziet men gauw hun blote billen (=iemand die meer wil dan hij kan, maakt zich snel belachelijk)
  29. een hennentaster (=iemand die zich druk maakt om ongelegde eieren)
  30. dat zal mijn klomp niet roesten (=ik maak me er niet druk om; het kan mij niet schelen)
  31. denkt aleer gij doende zijt en doende denkt dan nog. (Guido Gezelle) (=maak een plan alvorens ergens aan te beginnen, en stel tijdens de activiteit het plan bij indien nodig)
  32. geen zorgen voor de dag van morgen (=maak je nu nog niet druk over mogelijke toekomstige problemen)
  33. kiezen of delen/kavelen (=maak uw keuze!)
  34. een ezel stoot zich geen tweemaal aan dezelfde steen (=men maakt geen twee keer dezelfde fout)
  35. over smaak valt niet te twisten (=over verschil in smaak moet men geen ruzie maken)
  36. om de kracht van het anker te voelen moet men de storm trotseren (=pas als men iets ernstig meemaakt, weet men op wie men kan vertrouwen)
  37. wie zijn pap gemorst heeft kan niet alles weer oprapen (=schade kan nooit geheel worden goedgemaakt)
  38. ervaring is de beste leermeester (=van datgene dat je zelf hebt meegemaakt leer je het meeste)
  39. een schip op het strand is een baken in zee (=van de fouten die anderen hebben gemaakt kun je zelf veel leren)
  40. al te goed is buurmans gek (=van te veel goedheid wordt misbruik gemaakt)
  41. die wijn drinkt kweekt luizen. (=veel alcohol drinken maakt je arm)
  42. met de prins over de Maas geweest zijn (=veel meegemaakt hebben)
  43. de meeste aardappelen al gegeten hebben (=veel meegemaakt hebben, al lang leven)
  44. waar gehakt wordt, vallen spaanders (=waar werk verricht wordt, worden ook wel wat fouten gemaakt)
  45. honger is de beste kok/saus (=wanneer men honger heeft, smaakt alles goed)

50 dialectgezegden bevatten `maak`

  1. 'k stell' het goe (=ik maak het goed) (Waregems)
  2. 't leste schip mot ok vracht hemm'n (=maak je niet zo druk) (Westerkwartiers)
  3. a s den bliksem aa koamer prauper moake (=maak dat je kamer proper is) (Leefdaals)
  4. a'j doot wa'j könt wat zeur iej dan nog (=je kunt niet meer doen dan je best, dus wat maak je je druk) (Twents)
  5. aaren oef joeng (=eieren of jongen; maak eindelijk je keuze) (Herentals)
  6. aaren of joeng (=maak een keuze) (Booms)
  7. Allee, mettez vite vos chandailles, springt oep oven ijzere peerd, en moakt nog nen tour du jardin! (=Trek vlug jullie pulletjes aan, neem jullie fiets en maak nog eens de ronde van de tuin.) (Antwerps)
  8. Amezeida (=maak veel plezier) (Zoovetoems)
  9. As je niet maok datje onder me oge uit komp/ as je niet maak dat je wegkomp (=Ga a.u.b. weg, ik word moe van je) (Utrechts)
  10. As je nu niet ophoudt , maak ik van je bril een racefietsch (=Hou op aub. (tegen iemand die vervelend doet en een bril draagt)) (Utrechts)
  11. As't ni woar was souk't nait seg'n. (=Al maak ik een compliment, het is geen vleierij) (Gronings)
  12. beel dich maar niks in (=maak je maar illusie) (Opglabbeeks)
  13. Bènde gek! (=Geeft niet / maak je geen zorgen!) (Helenaveens)
  14. Bloest oi ezuu nie oop. (=maak je niet kwaad.) (Ronsisch)
  15. da maak gien donder. (=dat geeft niet, hoor!) (Vechtdals)
  16. Dae maak van eine sjeet eine dòndersjlaag. (=Hij overdrijft.) (Roermonds)
  17. dae maak van eine sjeet vief puupkes (=hij is erg gierig) (Aelsers)
  18. Dae maak vläög. (=Die haalt domme streken uit.) (Gelaens (Geleens))
  19. dan le-de allaang op ut kerkof (=dat maak je niet meer mee) (Oudenbosch)
  20. das mich krêk égaol (=dat is me gelijk, ik maak geen keuze) (Munsterbilzen - Minsters)
  21. maak de kachel aan (=hij maakt er een zooitje van) (Susters)
  22. dè makte gij nie ut (=dat maak jij niet uit) (Bosch)
  23. de moes haaj nie oëpen en blaut ston te teatere (=maak hier in de straat maar geen opstand) (Munsterbilzen - Minsters)
  24. de moes mich geen bliëkës wijsmaoke (=maak me geen blaasjes wijs) (Munsterbilzen - Minsters)
  25. de moes zën aute ès autkieëtëre (=maak je oren eens zuiver, luister beter) (Munsterbilzen - Minsters)
  26. dich bès (mich) ne sjaune ! (=maak je een grapje) (Munsterbilzen - Minsters)
  27. Die maak ie de pis niet lauw (=Die raakt niet zo gauw van slag) (Drents)
  28. Dieje vang der ooch onner ö papiejrenhujke (=Die maak je alles wijs) (Stals)
  29. doë steet ët koet (=maak je maar rap buiten) (Munsterbilzen - Minsters)
  30. Doe' w nissels vaast (=maak je schoenveters vast) (tilburgs)
  31. doet 't heanig an (=maak het je zelf niet te moeilijk) (Vechtdals)
  32. doet dich nog mér ën sjöp drek terbij (=maak het nog maar wat erger dan het al is) (Munsterbilzen - Minsters)
  33. Doot moar röstig an: wi'j komt allemoal tegelieke an Ni'jjoar. (=maak je niet druk.) (Winterswijks)
  34. e bitsje opzaaj, medammeke, of ich raaj oere soetjae aut (=maak wat meer plaats, mevrouw, anders ben je wat onderdelen kwijt) (Bilzers)
  35. ederein haatj mich, zag de vos, “mer ich maak ’t d’r waal nao!” (=terecht negatieve aandacht krijgen) (Heitsers)
  36. ee dikkop gaode gij us wa opzij (=zeg beste maak eens wat plaats) (Oudenbosch)
  37. Es te miech neet geluifs, dan maak iech diech get anges wies. (=als je me niet geloofd, dan maak ik je wat anders wijs.) (Boorsems)
  38. gank dich ins gauw heiversj (=maak 't em nou een beetje) (Berg en Terblijts)
  39. gank mèr n diër waajer (=maak dat een ander wijs) (Munsterbilzen - Minsters)
  40. gaodde gij mar un deur wijer (=maak dat je weg komt) (Oudenbosch)
  41. gart an de kant, gart uut de goerte (=maak dat je wegkomt) (Kortemarks)
  42. gart jan de kant (=maak je weg) (Lichtervelds)
  43. gart juut de goerte (=maak dat je wegkomt) (Lichtervelds)
  44. Gé makt menne zéik nie louw (=Mij maak je niet gek) (Geffes)
  45. ge moet azooë van uijen tak nie mokn (=maak zo niet van je oren) (Waregems)
  46. ge mòkt mènne zèèk nie laauw (=mij maak je niks wijs, mij hou je niet voor de gek.) (Tilburgs)
  47. Geef een vul gien haver en een kind gien brandewien (=Laat kinderen kind blijven, maak ze niet te wijs) (Drents)
  48. geef moar sedde (=maak maar vaart) (Kaprijks)
  49. gij kun inrukke (=maak dat je weg komt) (Oudenbosch)
  50. go goan zanten! (=maak dat ge weg komt!) (West-Vlaams)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen