Spreekwoorden met `zit`

Zoek


137 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `zit`

  1. het zit eraan bij hem/haar (=diegene kan het betalen, er is genoeg)
  2. het zit in de pijplijn (=er wordt aan gewerkt)
  3. het zit me tot hier (=ik heb er genoeg van)
  4. hij zoekt zijn paard en hij zit er op (=hij zoekt iets wat voor zijn neus is, wat iedereen ziet)
  5. hoog te paard zitten (=verwaand zijn, eigendunk hebben)
  6. iemand achter de broek/veren/vodden zitten (=iemand aansporen/opjagen / nauwlettend volgen)
  7. iemand op de hielen zitten (=iemand bijna te pakken hebben)
  8. iets niet op je laten zitten (=iets niet aanvaarden zonder tegenstand)
  9. ik zoek het paard, maar ik zit erop. (=iets zoeken waar je heel dichtbij bent)
  10. in de broei zitten (=in verlegenheid zitten)
  11. in de kleinste potjes zit de beste pommade/zalf (=gezegd van uitzonderlijk kleine personen)
  12. in de knoei zitten (=grote moeilijkheden of zorgen hebben)
  13. in de knoop zitten (=er niet meer wijs uitraken - van slag zijn)
  14. in de lappenmand zitten (=ziek zijn)
  15. in de lift zitten (=de situatie waarin het zit wordt beter)
  16. in de lucht zitten (=algemeen voorkomen)
  17. in de muit zitten (=niet uitgaan)
  18. in de naad zitten (=bang zijn)
  19. in de nesten zitten (=met problemen zitten)
  20. in de p zitten (=in de penarie zitten)
  21. in de patatten zitten (=in de puree zitten)
  22. in de pee zitten (=in de penarie zitten)
  23. in de penarie zitten (=in grote moeilijkheden zitten)
  24. in de piepzak zitten (=geen oplossing weten, Bang zijn voor de gevolgen)
  25. in de put zitten (=somber of depressief zijn.)
  26. in de rats zitten (=bang zijn of angst hebben / in de problemen zitten)
  27. in een moeilijk parket zitten (=moeilijkheden hebben)
  28. in het hoekje zitten waar de slagen vallen (=zich in een groep bevinden die altijd het moeilijk heeft of problemen krijgt)
  29. in het moeras zitten (=moeilijkheden hebben)
  30. in het schuitje zitten en mee moeten varen (=mee moeten doen, zich niet meer kunnen terugtrekken)
  31. in hetzelfde schuitje varen/zitten (=met dezelfde omstandigheden te maken hebben, hetzelfde lot ondergaan)
  32. in iemands vaarwater zitten (=iemand hinderen of concurreren)
  33. in iemands zakken zitten (=iemand plagen)
  34. in zak en as zitten (=terneergeslagen zijn (oorspronkelijk: Joodse rouw))
  35. je kan niet door een muur lopen, behalve als er een deur in zit (=dingen kunnen alleen gedaan worden als er een reële kans toe is)
  36. je ziel in lijdzaamheid bezitten (=gelaten het ongelijk verdragen)
  37. knijp zitten (=in de problemen zitten)
  38. laat maar zitten (=het is goed zo)
  39. met de gebakken peren blijven zitten (=voor de moeilijkheden opdraaien)
  40. met de handen in het haar zitten (=geen oplossing meer weten)
  41. met de neus in de boeken zitten (=veel lezen)
  42. met de zweep erachter zitten (=opjagen)
  43. met het mes in de buik zitten (=in grote angst verkeren)
  44. met kromme tenen zitten (=zich ergeren)
  45. onder de pantoffel zitten (=thuis niets te vertellen hebben)
  46. onder de plak zitten (=niets durven tenzij de partner het goed vindt)
  47. onder het mes zitten (=een examen hebben, in angstige omstandigheden zitten)
  48. op de knieën zitten (=onderworpen zijn, geen oplossing meer weten)
  49. op de schopstoel zitten (=elk ogenblik ontslagen kunnen worden)
  50. op de wip zitten (=elk ogenblik ontslagen kunnen worden)

61 betekenissen bevatten `zit`

  1. geen licht zonder schaduw (=tussen al het goeie zit altijd ook wel iets minder goeds)
  2. geen koren zonder kaf (=tussen al het goeie zit altijd ook wel iets minder goeds)
  3. de drie h s op de rug hebben (=vast zitten, niet weg kunnen komen)
  4. in nood leert men zijn vrienden kennen (=wanneer men in de problemen zit wordt duidelijk welke vrienden daadwerkelijk iets voor je willen betekenen)
  5. weten uit welke hoek de wind waait (=weten hoe het in elkaar zit, wie de baas is)
  6. daar wringt de schoen (=weten waar het probleem zit)
  7. weten waar de schoen wringt (=weten waar het probleem zit)
  8. als de stok stijf staat is de uil gaan vliegen (=zit je eenmaal met een erectie, dan is de wijsheid ver zoeken)
  9. dat is het hele eieren eten (=zo zit de zaak in elkaar.)
  10. dat is het geheim van de mis (=zo zit de zaak in elkaar.)
  11. zo zit de vork in de steel (=zo zit de zaak in elkaar.)

50 dialectgezegden bevatten `zit`

  1. 't zit er vierklaavers oep (=het is grote ruzie) (Booms)
  2. 't zit in 't soort (=Dat is zijn aard) (Zwartebroeks)
  3. 't zit in den bok zijn koente (=heel goed verborgen) (Gents)
  4. 't zit in doolors bende (='t is kwijt) (Veurns)
  5. 't zit in zijn mouwe (=een sluw of geslepen persoon zijn) (oudenaards)
  6. 't zit koentekeraafs (=verkeerd ineen) (Veurns)
  7. 't zit niemand achter a (=doe rustig) (Kaprijks)
  8. 't zit niet aans (=het is niet anders) (Westerkwartiers)
  9. 't zit schieëf (=er zit een haar in de boter) (Kaprijks)
  10. 't zit schief tusgen de twiej (=Ze hebben ruzie) (Wetters)
  11. 't zit sjeef (=ze hebben ruzie) (Munsterbilzen - Minsters)
  12. 't zit veej wint achtre (=hij heeft veel pretentie) (Kaprijks)
  13. ‘t is ne ljuk (=het zit mee) (Kaprijks)
  14. ‘t is schrieëmn zonder troaënn (=hij zit te janken) (Kaprijks)
  15. ‘t zit er em bovenoarms op (=het is weer ruzie) (Kaprijks)
  16. ‘t zit in de famielde (=het is aangeboren) (Kaprijks)
  17. ‘t zit sleed’op (=het gaat wat stug) (Kaprijks)
  18. ' k zit geprangd (vernepen) (=ik zit vast (kan niet weg) ) (Sint-Niklaas)
  19. ' k zit hier niet om vlieg' n te vang' n (=als ik hier ben wil ik ook wat doen) (Westerkwartiers)
  20. ' k zit mé ' t bisjten (=ik heb jicht) (Aalsters)
  21. ' t geluchte zit gebothoamerd (=klare hemel) (Ledegems, Kappels)
  22. ' t spélkë zit op dë wôagël (=het spel zit op de wagen) (Millers)
  23. ' t steekt oes teeg' n / ' t es oes verleeëd / ' t zit oes tot ier (=we hebben er genoeg van) (Waregems)
  24. ' t zit doar skeeëf (=ze spreken elkaar niet meer) (Waregems)
  25. ' t zit in de famielde (=aangeboren aanleg) (Gents)
  26. A zit boa Mannekes (=hij is in de middelbare school van Boom) (Booms)
  27. a zit op meine blaak (=in iemands vaarwater zitten) (Nijlens)
  28. a zitj 'r dik in (=hij zit goed bij kas) (Meers)
  29. a zitj mè t'bistj'n (=kater - hij zit met een kater) (Meers)
  30. a zitj op 't fintrek (=hij zit op de wc) (Meers)
  31. a zitj op ‘t eusken (=hij zit op het toilet) (Galmaardens)
  32. a'k nou een schete loaut zit er e gat in mijn broeke (=het eten is pikant) (Lokers)
  33. Aa zit altaad oep maan kap (=Hij werkt het altijd uit op mij) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  34. Aa zit in e karreken (=Hij zit in een rolstoel) (Herns (Herne, VL-B))
  35. Aa zit mè de poeppers (=Hij heeft schrik) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  36. aa zit mei zaain broek vol goeste (=een geil man) (tervurens)
  37. Aa zit mette poepers (=Hij heeft schrik / is ongerust) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  38. Aa zit oep ne goeië waa (=hij heeft het goed thuis) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  39. Aa zit oep ne wieër (=Hij blijft maar doorzagen) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  40. Aa zit oep zaane zak (=Hij is spaarzaam) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  41. Aa zit veul oep zaan ukke (=Hij zit vaak gehurkt) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  42. ae ee 't spek oan zèen biën (=hij zit in een lastig parket) (Wichels)
  43. ae zit mi de gebakken pèer'n / vloan / patatten (=hij zit met de gebakken peren) (Wichels)
  44. agge innut schu (i) tje zit dan motte vaore (=blijven doorgaan nadat je begonnen bent) (Oudenbosch)
  45. Ai zit in dun amigo (=hij zit in de gevangenis) (Hulsters (NL))
  46. ai zit op zun aige (=hij woont alleen) (Hulsters (NL))
  47. aij zit nognie aon dun trok (=hij erft voorlopig nog niks) (Hulsters (NL))
  48. Als het oog valt, zit het dicht (in het ABN uitgesproken) (=Liefde maakt blind) (Volendams)
  49. aoën den aaterkant van piëd en de viërkant van vrolaaj moeste vërzichtëg zin (=opgepast als je aan de achterkant van paarden of de voorkant van meisjes zit) (Munsterbilzen - Minsters)
  50. aon zën naos poële (=de waarheid zoeken waar ze niet zit) (Bilzers)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen