Spreekwoorden met `lopen`

Zoek


77 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `lopen`

  1. met molentjes lopen (=in de war zijn, niet goed bij het verstand zijn)
  2. met zijn ziel onder de arm lopen (=zich vervelen)
  3. naar de maan lopen (=het wel mogen vergeten / weg moeten gaan)
  4. naar de pomp lopen (=ga weg!)
  5. naast zijn schoenen lopen (=te veel eigendunk hebben)
  6. om kaneelwater lopen (=beuzelwerk doen - van het kastje naar de muur gestuurd worden)
  7. op de baan lopen (=tippelen)
  8. op de klippen lopen (=mislukken)
  9. op één been kan je niet lopen. (=gezegd als je één drankje gehad hebt en meer wilt)
  10. op een papieren zoldertje lopen (=grote risico`s nemen)
  11. op eieren lopen (=zeer voorzichtig handelen)
  12. op je laatste benen lopen (=bijna niet meer kunnen van vermoeidheid)
  13. op je tandvlees lopen (=in totale uitputting voortdoen, zijn laatste krachten gebruiken)
  14. op je tenen lopen (=meer willen presteren dan je aan kunt)
  15. over de hoge schoenen lopen (=te ver gaan of niet realistisch zijn)
  16. over de koppen kunnen lopen (=gezegd als het erg druk is)
  17. recht in zijn schoenen lopen/staan (=eerlijk zijn, niets misdaan hebben)
  18. spaak lopen (=mislukken)
  19. stad en land aflopen. (=geen moeite sparen om iets te bereiken)
  20. te haaien en te draaien lopen (=doelloos ronddwalen)
  21. te hoop lopen (=in opstand komen)
  22. te koop lopen/staan (=er bespottelijk uitzien)
  23. tegen de lamp lopen (=betrapt/gesnapt worden)
  24. tegen de paal lopen (=er slecht vanaf komen)
  25. tegen iemand aanlopen (=iemand toevallig tegenkomen)
  26. wie boter op zijn hoofd heeft moet niet in de zon lopen (=wie schuldig is houdt zich best gedeisd)
  27. zo `n vaart niet lopen (=niet zo erg zijn als het lijkt)

50 dialectgezegden bevatten `lopen`

  1. Die lop gien aeze an (=Moeilijk kunnen lopen) (Giethoorns)
  2. die ma niet inne Oasiestraat lope (=wijdbeens lopen) (Leewarders)
  3. dor kom God è klein Peerke nie ; dor kunde mè ô gat bloot lopen (=heel afgelegen wonen) (Sint-Niklaas)
  4. durre voor loepe (=op de scheiding van een perceel lopen) (Koersels)
  5. e biëgske rond iemed maoke (=in een kringetje rond iemand lopen (mijden) ) (Bilzers)
  6. één de paas oafsnied'n (=iemand danig voor zijn voeten lopen) (Westerkwartiers)
  7. een klissie lopen (=een blokje om lopen) (Delfts)
  8. én Minster lik ook e graut gestich, e gekkehaus nieme ze dat nog per abuis, mér de echte gekken loope nog vraaj rond ént dürp (=Het St Jozefsinstituut herbergt heel wat mensen die geestelijke verzorging nodig hebben, vroeger gekken genoemd, maar die lopen er genoeg los in het dorp zelf) (Munsterbilzen - Minsters)
  9. èn zëne nokse rondlope (=in zijn blootje lopen) (Munsterbilzen - Minsters)
  10. ff kantje pikken (=langs de haven lopen / wandelen) (IJmuidens)
  11. Flaneren (=lopen om te zien en gezien te worden) (Amsterdams)
  12. gaank in de bokse (=door lopen / werken) (Vechtdals)
  13. gaank in de bokse (hemmn) (=rennen, op een draf lopen, snel lopen) (Sallands)
  14. Gaer doeëd laeftj lang (=Piepende wagens lopen het langst) (Weerts)
  15. gallet geven, chette geven (=vlug lopen of rijden) (Erps)
  16. ge moest’m zien gétten (=je moest hem zien lopen) (Meers)
  17. ge zoagt d'iuërn van mijne kop (=heel erg lopen zeuren) (Kaprijks)
  18. goed sërvètte (=hard lopen) (Munsterbilzen - Minsters)
  19. goën përsjoenkële (=in en uit lopen (om naar toilet te gaan)) (Munsterbilzen - Minsters)
  20. Hae taffeldje d' r röstig haer (=Rustig ergens naar toe lopen) (Weerts)
  21. hen en weer kötten (=ongedurig heen en weer lopen) (Maas en waals)
  22. Hi' naegelt er over (=Hard lopen) (Giethoorns)
  23. Hijs luppes (=Hij is komen lopen) (Betuws)
  24. himpie raak mn gatjie niet (=erg verwaand lopen) (Alblasserdams)
  25. hoarhinkelen (=enkels tegen elkaar lopen tijdens het wandelen) (Heusdens)
  26. hoeëgklummers en kloke zwummers, sterve zelje in bèd (=uitspraak over mensen die veel riskeren; waaghalzen lopen veel risico) (Heitsers)
  27. hòks lôope (=met de voeten naar binnen gericht, lopen) (Tilburgs)
  28. I Remung lofe de hung mit d'r piezzel uvver d'r kiezzel. (=In Roermond lopen de honden met de ... over het grind.) (Kerkraads)
  29. ich geleef dattët geet raengërë, de vêrkë lopen al mèt stroj èn hun maul rond (=ik geloof dat het gaat regenen, want de varkens lopen al met stro in hun muil ...allé man, stop nu toch eens met roken !) (Munsterbilzen - Minsters)
  30. ich haai uch zeen lopen (=ik had jou zien lopen) (Limburgs)
  31. ich loët mich nie op mëne kop sjijte (=ik laat niet over me heen lopen) (Munsterbilzen - Minsters)
  32. ie zoekt ni dubbeltjes (=krom lopen) (Zeeuws)
  33. iemand ien 't licht stoan (=iemand voor de voeten lopen) (Westerkwartiers)
  34. iemand roemedoem loeëpe (=iemand omver lopen) (Winksels)
  35. iemëd van zën zokke loope (=iemand omver lopen) (Munsterbilzen - Minsters)
  36. iemes veur de veu laope (=iemand voor de voeten lopen) (Mestreechs)
  37. ik het zukke zere beene van ut lope (=ik heb pijnlijke voeten van het lopen) (Spakenburgs)
  38. ik kan zingen gelek e pjied mo kan zoe noag nie loeëpen (=ik kan zingen zoals een paard maar kan niet zo hard lopen) (Denderleeuws)
  39. In Biggenaat loëpe de mieren oep de mieren (=In Buggenhout lopen de mieren op de muren) (Buggenhouts)
  40. In de meui'jte lopen (=Tegemoet komen) (Giethoorns)
  41. In je blote niksie (=Zonder broek aan lopen) (Rotterdams)
  42. in't garieuw liuëbm (=in het gelid lopen) (Kaprijks)
  43. int garil luupn' (=in het gelid lopen) (Brakels)
  44. J'é oal de nummero's van d'uzen noadig voa naer us te gaen (=Hij is straalbezopen, te zat om recht te lopen) (Kortrijks)
  45. je zoedt een oend in ze kl... biet'n (=je zou de muren op lopen) (Veurns)
  46. jo-t-in twi grachten tuggeliek loowpen (=hij zal niet rap verongelukken : hij zal niet in twee grachten tegelijk lopen) (Brugs)
  47. laef zen eege laeve, de hübster mèr één (=wees jezelf, er lopen al zovele anderen rond) (Munsterbilzen - Minsters)
  48. langest zee loëpen (=langs het water van het huidige Gooimeer lopen) (Huizers)
  49. langzoam aan, dan brekt 't liendje niet (=niet te snel van stapel lopen) (Westerkwartiers)
  50. Last van 't hien en weer hewwe (=De hele tijd heen en weer lopen) (Westfries)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen