Spreekwoorden met `houden`

Zoek


71 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `houden`

  1. je kop houden (=stil zijn, niet praten)
  2. je kruit droog houden (=geen onnodige acties ondernemen of energie verspillen.)
  3. je lijn vasthouden (=voortgaan volgens de vanaf het begin gehanteerde aanpak)
  4. je op de vlakte houden (=je niet te veel met de zaak bemoeien, geen duidelijk oordeel geven)
  5. je op een afstand houden (=je niet te veel met de zaak bemoeien)
  6. je van de domme houden (=doen alsof men van niets weet)
  7. je van de hals houden (=van je afhouden, niet aanvaarden)
  8. je van het lijf houden (=van je afhouden, niet aanvaarden)
  9. maandag houden (=niet werken op Maandag)
  10. op het sleeptouw houden (=aan het lijntje houden)
  11. op tui houden (=aan het lijntje houden)
  12. pappen en nathouden (=situatie min of meer ongewijzigd te laten zonder een beslissing te nemen of daadwerkelijk een probleem op te lossen)
  13. ruggespraak houden (=eerst ergens over moeten overleggen)
  14. strak houden (=streng opvolgen - weinig toelaten)
  15. troeven achter de hand houden (=iets voordeligs achterhouden, informatie achterhouden)
  16. van de behoudende leer zijn (=conservatief zijn)
  17. vasthouden aan een strootje (=blijven hopen op een kleine kans.)
  18. voeling houden met (=contact houden met)
  19. voet bij stuk houden (=niet toegeven, bij de eigen ideeën blijven)
  20. voor ogen houden/staan (=er steeds rekening mee blijven houden)
  21. woord houden (=doen wat iemand beloofd heeft)

95 betekenissen bevatten `houden`

  1. iemand geen haarbreed in de weg leggen (=iemand op geen enkele manier ergens mee hinderen of tegenhouden)
  2. iemand in de maling nemen (=iemand voor de gek houden)
  3. met iemand spelen als de kat met de muis (=iemand voor de gek houden)
  4. met iemand zijn voeten spelen (=iemand voor de gek houden)
  5. iemand bij de neus nemen (=iemand voor de gek houden; iemand bedriegen)
  6. iemand in de tang nemen (=iemand zo vasthouden dat hij of zij niet kan ontsnappen. / Iemand in zijn macht hebben)
  7. iets in het oor knopen (=iets goed onthouden)
  8. de langste adem hebben (=iets het langst volhouden)
  9. troeven achter de hand houden (=iets voordeligs achterhouden, informatie achterhouden)
  10. iets met argusogen bekijken (=iets wantrouwend bekijken. Iets nauwlettend in de gaten houden)
  11. iets niet tegen/aan dovemans oren zeggen (=iets wordt erg goed onthouden)
  12. doe wel naar mijn woorden, maar ziet niet naar mijn daden (=ik geef raad waar je je het beste aan kan houden, maar ik doe het zelf niet)
  13. in echec houden (=in bedwang houden)
  14. een oog in het zeil houden (=in de gaten houden)
  15. de vinger aan de pols houden (=in de gaten houden of alles goed gaat)
  16. van Lillo komen (=je dom houden. Volgens de overlevering vindt dit gezegde zijn oorsprong in het (ontkennende) gedrag van de inwoners van Fort Lillo na een aan hen toegeschreven roofoverval op een boerderij te Waarde in 1579)
  17. je op de lippen bijten (=je inhouden (niet lachen of kwaad worden))
  18. je moet geen goed geld achter slecht geld aangooien (=je moet geen geld besteden aan een zaak die niet meer in stand kan worden gehouden)
  19. je katoen houden (=je rustig houden)
  20. iets door het oog van de schaar halen (=materiaal van op het werk voor jezelf houden / Jezelf oneerlijk zaken toe-eigenen)
  21. wat de boer niet kent, dat eet hij niet. (=mensen houden niet van (zijn bang voor) wat ze niet kennen.)
  22. iemand in het ooitje nemen (=met iemand een grap uithalen of voor de gek houden)
  23. over het hoofd groeien (=niet meer onder controle te houden)
  24. iemand geen strobreed in de weg leggen (=niets doen om iemand tegen te houden of te belemmeren)
  25. een oude boom moet je niet verpoten. (=ouderen houden niet van veranderingen)
  26. tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren (=praktische belemmeringen weerhouden ons van het realiseren van onze plannen.)
  27. er de mond vol van hebben (=praten over de zaken die iemand bezighouden)
  28. zeggen wat je doet en doen wat je zegt (=proactief communiceren en je houden aan toezeggingen)
  29. de pijp aan maarten geven (=sterven, ermee ophouden)
  30. aan Bacchus offeren (=te veel alcoholhoudende drank nuttigen)
  31. naar de haaien gaan (=ten onder gaan, zinken, zeer grote problemen krijgen en wellicht ophouden te bestaan)
  32. uit de band springen (=uitbundig plezier maken, zonder rekening te houden met de regels van orde en fatsoen)
  33. je van het lijf houden (=van je afhouden, niet aanvaarden)
  34. je van de hals houden (=van je afhouden, niet aanvaarden)
  35. voor de fret zijn (=van lekker eten houden)
  36. een smulpaap zijn (=van lekker eten houden)
  37. op je strepen staan (=vasthouden aan je principes en rechten.)
  38. er zijn tanden inzetten (=vasthoudend zijn, niet snel opgeven)
  39. tot het gaatje gaan (=volhouden)
  40. aanzien doet gedenken (=wat men met eigen ogen gezien heeft, is gemakkelijker te onthouden)
  41. wat Jantje is zal Jan worden. (=wel ouder worden maar dezelfde streken houden)
  42. onder en boven de wet zijn (=zich niet aan de regels hoeven te houden)
  43. of men geen tien kan tellen (=zich onnozel houdend)
  44. roomser dan de paus zijn (=zich overdreven precies aan de regels houden)
  45. zonder aanzien des persoons (=zonder iemand voor te trekken; zonder er rekening mee te houden om wie het gaat)

50 dialectgezegden bevatten `houden`

  1. Doë wos geen haage aon hér (=Zij was niet te houden) (Bilzers)
  2. doen da ge zot zaa (=zich van de domme houden) (Heist-op-den-Berg)
  3. doen of a' je van Lillo komt (=zich van den domme houden) (Hulsters (NL))
  4. doot waat se wils den waer se neet gek (=geen rekening houden met anderen) (Heitsers)
  5. e woëd èsse woëd (=een gegeven woord moet je houden) (Munsterbilzen - Minsters)
  6. eemand ne poeter skillere (=iemand voor de gek houden) (Hals)
  7. eemes eine insjödde (=iemand voor de gek houden) (Sint-joasters)
  8. één ien 'e moaling nemm'n (=iemand voor de gek houden) (Westerkwartiers)
  9. één ien 't gareel hold'n (=iemand op het goede spoor houden) (Westerkwartiers)
  10. een koekje van eig'n deeg (=nu moet hij zich houden aan zijn eigen zware opdracht) (Westerkwartiers)
  11. één onner de duum hold' n (=iemand in bedwang houden) (Westerkwartiers)
  12. één veur ' t lapke holl' n (=iemand voor de gek houden) (Westerkwartiers)
  13. eenen ne pee stoven (=iemand voor de gek houden) (Graauws)
  14. eentwie voe dn aop oedn (=iemand voor de gek houden) (Kortemarks)
  15. emes biej de puët höbbe (=Iemand voor de gek houden) (Steins)
  16. Emes kloeate (=Iemand voor de gek houden) (Steins)
  17. Emes wèkke (=Iemand voor de gek houden) (Gelaens (Geleens))
  18. èn de faar haate (=in het oog houden) (Bilzers)
  19. èn de mot haage (=in het oog houden) (Bilzers)
  20. èn de mot haage (=in het oog houden) (Munsterbilzen - Minsters)
  21. én de ridzje-n ààn (S*) (=onder controle houden) (Sintrùins)
  22. etwieë voe dn oap oeddn (=iemand voor de gek houden) (Lichtervelds)
  23. etwien up flaschn trekkn (=iemand voor de gek houden) (Kortemarks)
  24. foetse (=voor de gek houden) (Munsterbilzen - Minsters)
  25. ge moet ier oîgn up je gat één (=je moet hier alles in het oog houden) (Lichtervelds)
  26. ge moet oîgn up je gat en (=ge moet alles in het oog houden) (Kortemarks)
  27. gebare van kroemmen haas (=zich onwetende houden) (Asses)
  28. gèèn zien (S*) (=houden van) (Sintrùins)
  29. gemeuttemmemme (=je mag hem houden) (Antwerps)
  30. Gen zetj ie be de Dookes ne he (Dookes: familie die gekend was voor gebrek aan hygiëne) (=Je moet het proper houden) (Liedekerks)
  31. get bekoongkelle (=iets onder de pet houden) (Mestreechs)
  32. get onder de mat kaere (=iets willen verborgen houden) (Munsterbilzen - Minsters)
  33. Gezeed es gezeed en ö woord es ö woord (=Je moet je woord houden) (Stals)
  34. gezèid: Gezèid es gezèid! (=Je moet je aan je woord houden) (Lebbeeks)
  35. gezèjt is gezèjt (=woord houden) (Kaprijks)
  36. Gij goa mee mijn gin elluf ure luien (=Ik laat niet met me sollen, ik laat me niet voor de gek houden) (Roosendaals)
  37. god noch gebod kinne (=met geen enkele wet rekening houden) (Munsterbilzen - Minsters)
  38. haaft aven teutter (=mond houden) (Leefdaals)
  39. He wil poezen, mer 't mel in de moond holn. (=Hij wil blazen, maar het meel in de mond houden (dus twee dingen tegelijk doen, wat niet kan) .) (Twents)
  40. hebb'n en holl'n (=hebben en houden) (Westerkwartiers)
  41. heeël zun santeboetiek (=zijn ganse hebben en houden) (Brugs)
  42. hem in het tjok houden (=iemand in de gaten houden) (Nijmeegs)
  43. hem op 7 streken Noord houden (=iemand wantrouwen) (Rotterdams)
  44. het pètsje gedèk hage (=iets geheim houden) (Munsterbilzen - Minsters)
  45. hou dien hasses (=je moet je mond houden) (Leewarders)
  46. ich loët mich nie mèt mën viet rammële (=ik laat me niet voor de gek houden) (Munsterbilzen - Minsters)
  47. Ie mut oe koest hollen (=Je moet je rustig houden) (Hoogeveens)
  48. Ieël zaanen battaklang (=Heel zijn hebben en houden) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  49. Ieëlen annekesnest (=Hele hebben en houden) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  50. Ieënen versturen (=iemand voor de gek houden) (Meers)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen