23 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `vliegen`
- als de stok stijf staat is de uil gaan vliegen (=zit je eenmaal met een erectie, dan is de wijsheid ver zoeken)
- de pan uit vliegen (=erg snel stijgen (inz. gezegd over prijzen))
- de vogel over het net laten vliegen (=goede kansen niet aangrijpen)
- een vliegende kraai/vogel vangt/vindt altijd wat (=als je er maar op uit gaat, vind je altijd wel wat in je voordeel)
- elkaar in de haren vliegen (=ruzie maken)
- elkaar vliegen afvangen (=op onbeduidende details elkaar beconcurreren dan wel duidelijk willen laten uitkomen dat men zelf gelijk heeft en de ander niet)
- er een laten vliegen (=een wind laten)
- gebraden duiven vliegen niemand in de mond (=je krijgt niets zomaar (zonder er enige moeite voor te doen))
- hier niet zijn om vliegen te vangen (=niet gekomen om de tijd de verdoen)
- hoger willen vliegen dan men kan (=meer willen doen dan men kan)
- iemand naar de keel vliegen (=op iemand erg kwaad worden, aanvallen, ermee vechten)
- in de lucht laten vliegen (=laten ontploffen)
- in de nood eet de duivel vliegen. (=als je in nood verkeert, stel je je tevreden met dingen die je anders zou weigeren.)
- last van vliegen hebben (=stotteren)
- men heeft het geluk zo vast als een handvol vliegen. (=geluk komt onverwachts en kan zo weer gaan)
- men vangt meer vliegen met honing/stroop dan met azijn (=door vriendelijk te zijn bereik je meer bij iemand dan met lelijke woorden)
- niets afslaan behalve vliegen (=alles aannemen)
- om vliegen te vangen (=om te luieren (niets te doen))
- twee vliegen in een klap slaan (=twee problemen gelijktijdig oplossen)
- voor iemand door het vuur gaan/vliegen (=voor iemand alles overhebben, zich opofferen)
- waar aas is vliegen kraaien (=als er iets te halen valt staat iedereen vooraan)
- willen vliegen eer men vleugels heeft (=iets willen doen nog voor men het geleerd heeft)
- ze zien vliegen (=niet goed bij het verstand zijn)
38 dialectgezegden bevatten `vliegen`
- 'k zie ze vliegen (=ik heb grote honger) (Meers)
- adjoemela djoemela meulenèr, meej draaike en al. En ahhe dan nie vliehe wil, dan steekkik oe in oew stal. (=liedje om een meikever aan het vliegen te krijgen.) (Hulsters (NL))
- ae vangt / sloat d'r neffen / droat deur / zie ze vliegen / ee ne slag van de meulen g'ad (=hij is gek) (Wichels)
- as 'm kan vogel'n, kan 'm ujek vliegen (=een pas getrouwde die uit het raam wordt gekieperd: als hij kan vrijen, kan hij ook vliegen) (Meers)
- As de zwelven liêg vleegen guft `t raegen (=Als de zwaluwen laag vliegen krijgen we regen) (Sevenums)
- daaj kos vieër kotse (=als 't hart in brand staat, vliegen de vonken uit de mond) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae voeëgel ès al vlèg (=vogel die oud genoeg is om uit te vliegen) (Munsterbilzen - Minsters)
- de gebakken kiekens gon nie in je moend vliegen (=je moet werken voor de kost) (Veurns)
- de grapp' n en grol' n vloain over toafel hin en weer (=de grappen en grollen vliegen over tafel heen en weer) (Gronings)
- den buidewacht krijën (=buiten vliegen) (Kaprijks)
- dievel: D' erop vliegen gelèk as d' n dievel op Giëraut (=Onverschrokken zijn) (Lebbeeks)
- ene loate vliegen (=een wind laten) (Sint-Niklaas)
- Ge zo vliegen vangen mee au gat as ge 't op tèed kunt toenèepen (=Je laat geen enkele kans voorbijgaan) (Wichels)
- Gesketen ol vliegen (=Iemand bedrogen uitkomen) (Lauws)
- haaj reik get aongebrand! (=wie heeft er ééntje laten vliegen) (Munsterbilzen - Minsters)
- hae hoch ze nie alle vaajf (=de duivenmelker zag ze vliegen) (Munsterbilzen - Minsters)
- Hae raet der eine aaf (=Hij liet er een vliegen) (Roggels)
- hemme es hemme en kraige is ne kunst en mee liege en bedriege moeitte deur de wijreld vliege (=hebben is hebben en krijgen is een kunst en met liegen en bedriegen moet je door de wereld vliegen) (Zichems)
- ij zo vliegen vangen mee zijn gat moest ij t'op tijd keunen toenijpen (=hij probeert uit alles profijt te halen) (Lokers)
- je bin noh lite open (=laat een windje vliegen) (Zeeuws)
- je peist dat de gebradde kiekens in ziene mond goan vliegen (=hij denkt dat alles vanzelf gaat) (Roeselaars)
- jée gesketen al vliegen (=Hij heeft afgedaan) (Kortrijks)
- lossen deer de deer deer (=buiten vliegen) (Denderleeuws)
- Me zn kli'en en kla'en oep de beton zwiern (=Met zijn hebben en houden buiten vliegen) (Hulshouts)
- Mi kliek'n en klakk'n buten vliegen (=Met hebben en houwen naar buiten vliegen) (Veurns)
- ne wip krijgen (=buiten vliegen) (Gents)
- ne wip krijn (=buiten vliegen) (Kaprijks)
- op den kajee vliegen (=een bekeuring krijgen) (Gents)
- op zwart zaat zitten, a zie ze vliegen (=arm zijn) (Giesbaargs)
- protse (=scheet laten vliegen) (Munsterbilzen - Minsters)
- schörp geven (=er in vliegen) (Bornems)
- Tgoe goo weij weire, de zwolme vleege uug (=het zal goed weer worden, de zwaluwen vliegen hoog) (Lembeeks)
- ut stikt daor de moord van de vliege (=het zit daar barstensvol vliegen) (Oudenbosch)
- vangen, oan 't vangen zèen (=ze zien vliegen) (Wichels)
- wae van gevaor hilt, ént gevaor vilt (=rij nooit sneller kan je engelbewaarder kan vliegen) (Munsterbilzen - Minsters)
- ze zien vliegen (=heel grote honger hebben) (Sint-Niklaas)
- ze zien vliegen (=honger hebben) (Ninoofs)
- zne broek scheurt (=hij laat een wind vliegen) (Lichtervelds)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen