Spreekwoorden met `houd`

Zoek


88 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `houd`

  1. iemand de hand boven het hoofd houden (=iemand in bescherming nemen)
  2. iemand een worst voorhouden (=iemand een voordeeltje in het vooruitzicht stellen, teneinde hem te bewegen ergens mee akkoord te gaan)
  3. iemand kort houden (=iemand niet veel bewegingsvrijheid geven (fig.))
  4. iemand onder de duim houden (=iemand in je macht hebben, iemand de baas zijn)
  5. iemand voor het lapje houden (=iemand iets wijs maken of voor de gek houden)
  6. iets in petto houden (=een mededeling voor later bewaren)
  7. in behouden haven zijn (=veilig ergens zijn (bv na een reis))
  8. in echec houden (=in bedwang houden)
  9. in ere houden (=goed onderhouden, niet laten voorbijgaan)
  10. in het oog houden (=binnen het gezichtsveld houden)
  11. je gemak houden (=niet te veel werk doen, niet kwaad worden)
  12. je hart vasthouden (=ernstig zorgen maken, bang zijn dat het mis gaat)
  13. je katoen houden (=je rustig houden)
  14. je kop erbij houden (=blijven opletten, aandacht vasthouden)
  15. je kop houden (=stil zijn, niet praten)
  16. je kruit droog houden (=geen onnodige acties ondernemen of energie verspillen.)
  17. je lijn vasthouden (=voortgaan volgens de vanaf het begin gehanteerde aanpak)
  18. je op de vlakte houden (=je niet te veel met de zaak bemoeien, geen duidelijk oordeel geven)
  19. je op een afstand houden (=je niet te veel met de zaak bemoeien)
  20. je van de domme houden (=doen alsof men van niets weet)
  21. je van de hals houden (=van je afhouden, niet aanvaarden)
  22. je van het lijf houden (=van je afhouden, niet aanvaarden)
  23. maandag houden (=niet werken op Maandag)
  24. met het kleine begint men bij het grote houdt men op (=van de kleine misdaad komt men vanzelf in de grote misdadigheid terecht)
  25. op het sleeptouw houden (=aan het lijntje houden)
  26. op iemands schouders staan (=op andermans werk voortbouwen)
  27. op tui houden (=aan het lijntje houden)
  28. pappen en nathouden (=situatie min of meer ongewijzigd te laten zonder een beslissing te nemen of daadwerkelijk een probleem op te lossen)
  29. ruggespraak houden (=eerst ergens over moeten overleggen)
  30. strak houden (=streng opvolgen - weinig toelaten)
  31. troeven achter de hand houden (=iets voordeligs achterhouden, informatie achterhouden)
  32. van de behoudende leer zijn (=conservatief zijn)
  33. vasthouden aan een strootje (=blijven hopen op een kleine kans.)
  34. voeling houden met (=contact houden met)
  35. voet bij stuk houden (=niet toegeven, bij de eigen ideeën blijven)
  36. voor ogen houden/staan (=er steeds rekening mee blijven houden)
  37. wie pleit om een paard, behoudt de staart. (=je kunt beter wat toegeven, dan het tot een duur en langslepende kwestie te laten komen)
  38. woord houden (=doen wat iemand beloofd heeft)

119 betekenissen bevatten `houd`

  1. op de kaart zetten (=gemaakt tot iets waar rekening mee gehouden wordt.)
  2. een goed begin heeft een goed behagen maar het eindje zal de last dragen (=goed beginnen is prima, maar je moet volhouden tot het einde)
  3. in ere houden (=goed onderhouden, niet laten voorbijgaan)
  4. in de oren knopen (=goed onthouden)
  5. het uitzingen (=het einde ervan afwachten, het volhouden)
  6. vrij buurmans` kind, dan weet je wat je vindt. (=het is verstandig om vast te houden aan wat bekend en vertrouwd is)
  7. het eet geen brood (=het kost niets om het te bewaren, behoeft geen onderhoud)
  8. wie met de duivel uit één schotel wil eten, moet een lange lepel hebben. (=het valt niet mee iemand te bedriegen, die er zelf bedrieglijke parktijken op na houdt.)
  9. de kap aan de haag hangen (=het voor gezien houden)
  10. het oog van de meester maakt het paard vet (=het werk gebeurt beter als de baas toezicht houdt)
  11. hoer en tollenaar zijn onze lieve Heer ook dierbaar (=hoe slecht je afkomst is, God houdt van je)
  12. iemand voor het lapje houden (=iemand iets wijs maken of voor de gek houden)
  13. iemand of iets over het hoofd zien (=iemand niet opmerken, vergeten met iemand of iets rekening te houden, iets niet zien)
  14. iemand geen haarbreed in de weg leggen (=iemand op geen enkele manier ergens mee hinderen of tegenhouden)
  15. iemand in de maling nemen (=iemand voor de gek houden)
  16. met iemand spelen als de kat met de muis (=iemand voor de gek houden)
  17. met iemand zijn voeten spelen (=iemand voor de gek houden)
  18. iemand bij de neus nemen (=iemand voor de gek houden; iemand bedriegen)
  19. iemand in de tang nemen (=iemand zo vasthouden dat hij of zij niet kan ontsnappen. / Iemand in zijn macht hebben)
  20. iets in het oor knopen (=iets goed onthouden)
  21. goedkoop is duurkoop (=iets goedkoops kan later kosten veroorzaken, bijvoorbeeld door slechte werking, reparaties of onderhoud)
  22. de langste adem hebben (=iets het langst volhouden)
  23. troeven achter de hand houden (=iets voordeligs achterhouden, informatie achterhouden)
  24. iets met argusogen bekijken (=iets wantrouwend bekijken. Iets nauwlettend in de gaten houden)
  25. iets niet tegen/aan dovemans oren zeggen (=iets wordt erg goed onthouden)
  26. doe wel naar mijn woorden, maar ziet niet naar mijn daden (=ik geef raad waar je je het beste aan kan houden, maar ik doe het zelf niet)
  27. in echec houden (=in bedwang houden)
  28. een oog in het zeil houden (=in de gaten houden)
  29. de vinger aan de pols houden (=in de gaten houden of alles goed gaat)
  30. van Lillo komen (=je dom houden. Volgens de overlevering vindt dit gezegde zijn oorsprong in het (ontkennende) gedrag van de inwoners van Fort Lillo na een aan hen toegeschreven roofoverval op een boerderij te Waarde in 1579)
  31. je op de lippen bijten (=je inhouden (niet lachen of kwaad worden))
  32. je moet geen goed geld achter slecht geld aangooien (=je moet geen geld besteden aan een zaak die niet meer in stand kan worden gehouden)
  33. je katoen houden (=je rustig houden)
  34. glashard liegen (=liegen zonder er iets van in zijn houding te laten merken)
  35. iets door het oog van de schaar halen (=materiaal van op het werk voor jezelf houden / Jezelf oneerlijk zaken toe-eigenen)
  36. wat de boer niet kent, dat eet hij niet. (=mensen houden niet van (zijn bang voor) wat ze niet kennen.)
  37. salvo titulo (=met behoud van titels)
  38. salvo honore (=met behoud van zijn eer)
  39. salvo honore et titulo (=met behoud van zijn eer en zijn titel)
  40. iemand in het ooitje nemen (=met iemand een grap uithalen of voor de gek houden)
  41. over het hoofd groeien (=niet meer onder controle te houden)
  42. iemand geen strobreed in de weg leggen (=niets doen om iemand tegen te houden of te belemmeren)
  43. een oude boom moet je niet verpoten. (=ouderen houden niet van veranderingen)
  44. tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren (=praktische belemmeringen weerhouden ons van het realiseren van onze plannen.)
  45. er de mond vol van hebben (=praten over de zaken die iemand bezighouden)
  46. zeggen wat je doet en doen wat je zegt (=proactief communiceren en je houden aan toezeggingen)
  47. een garnaal heeft ook een hoofd (=schertsend gezegd van een kind dat koppig aan zijn mening vasthoudt)
  48. de pijp aan maarten geven (=sterven, ermee ophouden)
  49. aan Bacchus offeren (=te veel alcoholhoudende drank nuttigen)
  50. naar de haaien gaan (=ten onder gaan, zinken, zeer grote problemen krijgen en wellicht ophouden te bestaan)

17 dialectgezegden bevatten `houd`

  1. laach mèt zën eege ! (=houd jezelf voor de gek !) (Munsterbilzen - Minsters)
  2. mèt vrëmde konste haandële, mér mèt femiele geeste waandële (=houd je familie in ere) (Munsterbilzen - Minsters)
  3. moak van dien haart gien moordkuul (=houd je problemen niet voor voor jezelf) (Westerkwartiers)
  4. moej dich mèt zën eegte (=houd je d'er tussen uit!) (Munsterbilzen - Minsters)
  5. Ouwet goande! (=houd het aan de gang!) (Baronies)
  6. scheijoewt (=houd er eens mee op) (Neerpelts)
  7. scheit ermee uit! (=houd daarmee op!) (Termeis)
  8. schet er es oewt (=houd er eens mee op!) (Neerpelts)
  9. skit in de bjitn é vint (=wat je zegt houd geen steek) (West-vlaams)
  10. skrijft et mor op den balk (=houd het maar te goed, ik kan het nu niet betalen) (Meers)
  11. Smoel houwe, aanders zal 't oe doadelijk meij oew bakkes op de kaaien naaien, kunde tandjes roapen mepesaant. (=houd je mond ander neem ik maatregelen.) (Tilburgs)
  12. Wat let je (=Wat houd je tegen) (Bollenstreeks)
  13. Wat let oe? (=Wat houd je tegen?) (Sallands)
  14. wat lèt tich (=wat houd je tegen) (Munsterbilzen - Minsters)
  15. zijn bekje zit op een lekker steetje (=hij houd van lekker eten:) (Katwijks)
  16. zjwieg de moel (=houd je mond) (Aelsers)
  17. zwieg de moel!! (=houd je mond!!) (Steins)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen