Spreekwoorden met `véél`

Zoek


53 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `véél`

  1. aan een balk, die uit het bos gehaald wordt, moet veel gehakt worden, voor hij in het huis past (=in een religieuze groep, vereniging, etc,: je kunt leden uit een gemeenschap winnen, maar hun moet wel geleerd worden zich aan te passen)
  2. aan een oud dak moet je veel herstellen (=verouderde zaken vergen nu eenmaal onderhoud)
  3. als je veel eet, dan ben je lelijk als je dood bent. (=waarschuwing tegen te veel eten.)
  4. de keel kost veel (=herhaalde dronkenschap leidt tot armoede)
  5. de wereld is een pijp kaneel ieder likt eraan maar krijgt niet veel (=ieder krijgt een klein deeltje van wat de wereld te bieden heeft)
  6. er blijft veel aan maat en strijkstok hangen (=lang niet alles komt op zijn plaats terecht)
  7. er gaan veel makke schapen in een hok (=met inschikkelijke mensen is meer mogelijk)
  8. het water is veel te diep (=hij durft het niet aan)
  9. hoge bomen/masten vangen veel wind (=in een hoge positie heeft men ook veel verantwoordelijkheid)
  10. mei koel en wak, veel koren in de zak. (=als het in mei nat en koud is wordt de opbrengst hoog)
  11. men vindt veel grijzen, maar weinig wijzen. (=oude mensen zijn niet per definitie wijs)
  12. menig heeft te veel, niemand heeft genoeg. (=sommige mensen hebben nooit genoeg)
  13. mensen vertellen veel op een zomerse dag. (=verhalen kloppen niet altijd)
  14. niet het vele is goed, maar het goede is veel. (=kwaliteit is beter dan kwantiteit)
  15. niet veel meer dan een aardappel zijn (=niet erg veel voorstellen)
  16. niet veel om de hakken (=niet veel bijzonders)
  17. niet veel zaaks (=niet veel bijzonders)
  18. ongegund brood wordt veel gegeten. (=vaak kan men het niet verdragen dat het een ander beter gaat.)
  19. over heel veel schijven gaan (=veel hiërarchische of administratieve niveaus moeten zich ermee bemoeien)
  20. te veel hooi op je vork nemen (=te veel werk aannemen, zodat je in moeilijkheden komt)
  21. te veel pannen op het dak (=te veel die het kunnen horen)
  22. te veel vuur in een stoof doet ze branden (=te veel is schadelijk)
  23. te weinig om te leven en te veel om te sterven (=een te kleine aalmoes)
  24. tussen lepel en mond valt veel pap op de grond (=problemen komen vaak pas op het laatst)
  25. van iets zoveel verstand hebben als een koe van saffraan eten (=ergens geen verstand van hebben)
  26. van verre liegt men veel. (=vreemden kunnen makkelijk liegen omdat het niet te controleren is)
  27. veel bekijks hebben (=de aandacht trekken)
  28. veel beloven en weinig geven, doet de gek in vreugde leven (=veel mensen zijn al blij met een belofte en geloven alles)
  29. veel garen op zijn klos hebben (=veel te zeggen hebben - veel aanmerkingen maken)
  30. veel geblaat/geschreeuw maar weinig wol (=veel woorden hebben maar in de praktijk komt daar weinig van terecht)
  31. veel geschreeuw maar weinig wol. (=veel drukte om niets)
  32. veel gewrijf en geschrijf (=eindeloze gedachtewisselingen)
  33. veel haken en ogen (=veel problemen)
  34. veel honden zijn der hazen dood (=voor de overmacht moet men wel bezwijken)
  35. veel in huis hebben (=over veel capaciteiten beschikken)
  36. veel in zijn mars hebben (=veel aanleg hebben en veel weten)
  37. veel koeien, veel moeien. (=hoe meer bezittingen hoe meer zorgen)
  38. veel koks bederven/verzouten de brij (=te veel verschillende raad volgen kan schadelijk zijn)
  39. veel noten op zijn zang hebben (=veel eisen en wensen waaraan voldaan moet worden)
  40. veel omslag maken (=veel bijzonders doen)
  41. veel pijlen op zijn boog hebben (=veel middelen, talenten hebben)
  42. veel poespas (=veel overdrijven en drukte maken)
  43. veel stof doen opwaaien (=iets heeft grote invloed op wat er leeft bij mensen)
  44. veel varkens maken de spoeling dun (=als je met veel bent, moet je ook met veel delen)
  45. veel vijven en zessen hebben (=veel bezwaren hebben)
  46. veel voeten in de aarde hebben (=veel moeite en tijd kosten)
  47. veel wit in de ogen hebben (=een slechte aard hebben)
  48. wie aan de weg timmert heeft veel bekijks (=iemand die grote beslissingen moet nemen, krijgt vaak ook veel kritiek)
  49. wie veel begeert veel ontbeert (=altijd meer willen maakt ongelukkig)
  50. wie veel eist krijgt veel. Wie te veel eist krijgt niets (=je kan door het te vragen veel bij mensen gedaan krijgen, maar als je onredelijk wordt zal je worden overgeslagen)

240 betekenissen bevatten `véél`

  1. een kleine aardappel moet je niet schillen (=aan mensen die weinig geld hebben, moet je niet veel geld vragen)
  2. gepokt en gemazeld zijn (=al veel ervaring hebben)
  3. mal moertje mal kindje (=als de moeder te veel toegeeft zal het kind niet deugen)
  4. aan een boom zo vol geladen, mist men een twee pruimpjes niet (=als er van iets grote hoeveelheden zijn, kan er wel wat gemist worden)
  5. genoeg voor een heel weeshuis. (=als je ergens heel veel van hebt)
  6. een goed gelaat is de beste geleidebrief. (=als je knap bent krijg je veel voor elkaar)
  7. veel varkens maken de spoeling dun (=als je met veel bent, moet je ook met veel delen)
  8. als de kan vol is, loopt zij over. (=als je te veel drinkt komt het er weer uit)
  9. wie geeft wat hij heeft, is waard dat hij leeft (=als je zoveel geeft zoveel je kunt, dan kan niemand je iets verwijten)
  10. keur baart angst. (=bang zijn om niet de goede keuze te maken door een teveel aan opties)
  11. breek me de bek niet open (=begin daar maar niet over, want daar kan ik heel veel negatieve dingen over vertellen)
  12. maak je borst maar nat (=bereid je voor op een zware klus (of op veel tegenstand))
  13. iemand de oren van het hoofd eten (=bij iemand erg veel eten)
  14. visnamig (=daar is het goed vissen, er zit daar veel vis)
  15. dat ligt hem in zijn mond bestorven (=daar spreekt hij veel over)
  16. dat zal hem geen windeieren hebben gelegd (=daar zal hij wel veel geld mee verdiend hebben)
  17. daar is geen oogje vet meer op (=dat is niet veel meer waard)
  18. als een vlag op een modderschuit (=dat is veel te mooi voor die situatie)
  19. een bodemloze put (=dat kost ontzettend veel geld)
  20. koffen en smakken zijn waterbakken (=dat soort dingen kan veel doorstaan)
  21. tussen die twee was er geen chemie (=die twee mensen hadden te veel karakterverschillen om goed te kunnen samenwerken)
  22. gierigheid is de wortel van alle kwaad (=door gierigheid ontstaan er veel problemen en is er veel ellende in de wereld)
  23. door vragen wordt men wijs (=door het stellen van vragen kun je veel te weten komen en veel kennis opdoen)
  24. oefening baart kunst (=door veel te oefenen verbeteren de prestaties)
  25. zuinigheid met vlijt, bouwt huizen als kastelen (=door zuinig en ijverig te zijn, kan men veel bereiken)
  26. zoet gedronken, zuur betaald. (=drankmisbruik kan veel schade aanrichten)
  27. in de papieren lopen (=duur uitkomen, veel geld kosten)
  28. het juiste midden vinden (=een goed evenwicht vinden tussen twee tegengestelde aanpakken. Bijvoorbeeld, als het er om gaat hoeveel bevoegdheden de politie moet hebben om de rechtsstaat te handhaven)
  29. een goede naam is beter dan olie (=een goede naam (reputatie) is beter dan veel geld (olie) bezitten)
  30. goede naam is beter dan goede olie (=een goede reputatie is beter dan veel geld)
  31. stukken maken (=een grote indruk maken , veel kapot maken)
  32. grote parade en klein garnizoen (=een grote vertoning maar niet veel zaaks)
  33. de kip met gouden eieren slachten (=een iets met veel rendement wegdoen)
  34. een heet hangijzer (=een moeilijk onderwerp waar veel discussie over bestaat)
  35. een tafeltje welbereid. (=een plek met veel en goed eten)
  36. de haren uit het hoofd trekken (=enorm veel spijt hebben)
  37. je handen jeuken (=er erg veel zin in hebben te beginnen)
  38. er verdrinken er meer in het glas dan in de zee (=er gaan veel mensen dood door het drinken van alcohol)
  39. de drempel is glad. (=er komt veel bezoek)
  40. er komen met krabben en bijten (=er met heel veel moeite komen)
  41. over het paard tillen (=er te veel goeds van zeggen / verwend en geprezen zijn)
  42. kunnen maken en breken (=er veel macht over hebben)
  43. er een vuile pijp aan roken (=er veel nadeel van ondervinden)
  44. je plezier niet opkunnen (=er veel plezier aan beleven)
  45. er een lelijke pijp aan roken (=er veel schade van ondervinden)
  46. er muziek in zitten (=er veel van kunnen verwachten en/of plezier van beleven)
  47. de broek lappen en het garen toegeven (=er veel verlies aan overhouden)
  48. er een melkkoetje aan hebben (=er veel voordeel uit kunnen halen)
  49. er behoort meer tot een huishouden dan het zoutvat. (=er zijn veel bijkomende kosten)
  50. alle wegen leiden naar Rome (=er zijn veel manieren om je doel te bereiken / de uitkomst is altijd hetzelfde)

50 dialectgezegden bevatten `véél`

  1. `Aarg geschrouw, mer weinig wol, ` zei de boer en hie had 't vaarke onder 't mes (=Veel geschreeuw, maar weinig wol) (Barnevelds)
  2. `Zo kunde ennen hoeëp stroont nog lekker maken.` (=Als je vindt dat een kok wel erg veel ingrediënten nodig heeft om iets op smaak te brengen zegt men) (Wells)
  3. ...en de wènd van aatër (=...en veel geluk) (Munsterbilzen - Minsters)
  4. 'Alles wat uut Bolsert komt, suupt.' (='Alles wat uit Bolsward komt, zuipt.' Blijkbaar hebben Bolswarders de naam dat ze veel en of vaak drinken.) (Bolserters)
  5. 'i ee hem overdoan (=hij heeft te veel hooi op zijn vork genomen) (Waregems)
  6. 'k ben der bolwoirde van (=het wordt mij te veel (lawaai, complexe uitleg)) (Wevelgems)
  7. 'k ben skele van d'n dus (=ik heb heel veel dorst) (Zwevegems)
  8. 'k èm graulèike zjieër (=ik heb veel piojn) (Meers)
  9. 'k heb d'r kant oaregheid aan (=ik beleef er veel plezier aan) (Westerkwartiers)
  10. 'k mos 't veur de helsdeur'n weghoal'n (=ik moest daar bijzonder veel moeite voor doen) (Westerkwartiers)
  11. 'k zun op al eiligen roepen (=ik heb heel veel pijn...) (Sint-Niklaas)
  12. 'm goed stoeke (=veel verdienen) (Genneps)
  13. 'n baarg waark en gien hunning (=veel werk gedaan, lage beloning) (Westerkwartiers)
  14. 'n drupke eulie dut wonder'n (=een druppel olie doet heel veel) (Westerkwartiers)
  15. 'n Hil dil / Hil veul (=Heel veel) (Helenaveens)
  16. 'n kaar te groeët (=Veel te groot) (Mechels (NL))
  17. 'n kaar te groêt (=veel te groot) (Kanners)
  18. 'n störm ien 'n glaas wodder (=veel poeha om een kleinigheidje) (Westerkwartiers)
  19. 'n vleegende krauw vunk mië dan ein zittende (=iemand die op veel plaatsen komt, krijgt meestal ook vanalles) (Steins)
  20. 'ne aafgelèkdje boterham (=een meisje dat al veel vriendjes had) (Weerts)
  21. 'nen bree rug ein (=veel kunnen verdragen) (Sint-Niklaas)
  22. 't es ermój troef (=Zegt men o.a. als er niet veel meer in huis is en het hoogtijd is om naar de winkel te gaan) (Stals)
  23. 't es ier ander peper of bij den hamburgerboer (=het is hier veel beter) (Gents)
  24. 't es ier precies een duivepiere (=er is hier veel beweging (van personen) ) (Wetters)
  25. 't es iet va vouëf ve ne frang (=het is niet veel waard) (Ninoofs)
  26. 't es mee d'avancesteeke, geluef ek (=je gaat veel te onnauwkeurig te werk, vind ik.) (Lochristis)
  27. 'T es mee grwutt'n doedoe (=Het is met veel omslag en ostentatie) (Harelbeeks)
  28. 't es nen karaudzigen (=iemand die veel moed heeft) (Zottegems)
  29. 't es nie veel apoeërt (='t is niet veel zaaks) (Meers)
  30. 't geld glid 'em deur de vingers hen (=hij geeft gemakkelijk veel geld uit) (Westerkwartiers)
  31. 't ging 'm flink langs die zwaas (=Hij had veel te verduren) (Steins)
  32. 't Goan veel zèèn in nuh zak (=Men zegt zovéél...) (Eekloos)
  33. 't groeijtem buve de kop uut (='t wordt hem te veel) (Opglabbeeks)
  34. 't hoan veel zehhers in ne zak, en noh mjir in e peirdemandn zonder hat (=pratn is gemakkelijk) (Izegems)
  35. 't is e heel hefte (='t is veel) (Veurns)
  36. 't is ne keirkuil, ne piljeirenbijter (=iemand die veel naar de kerk gaat) (Sint-Niklaas)
  37. 't is veele volk in de stoasje: gezegd van een weelderige boezem (=er is veel volk in de statie) (Klemskerks)
  38. 't ku begunn goan, wi! (='t Wordt me te veel hoor!) (Veurns)
  39. 't Laeve waas veur veul minse neet zoeë gezellig es de bure get mieë gelök haje! (=Het leven was voor veel mensen niet zo gezellig moesten de buren wat meer geluk hebben!) (Kinroois)
  40. 't liep de spuigoat'n uut (=het was veel te erg) (Westerkwartiers)
  41. 't lopt over te veul schiev'm (=er zijn te veel personen die er over gaan) (Westerkwartiers)
  42. 't meer is ok nooit vol (=wie veel heeft wil er nog meer bij) (Westerkwartiers)
  43. 't noadeel van wark is dat ter zovölle tied in zittn giet (=het nadeel van werk is dat het veel tijd kost.) (Vechtdals)
  44. 't ooëi lopt achter de vorke (=dat meisje loopt te veel een jongen achterna) (Veurns)
  45. 't schilde mor 'n oar (=het scheelde niet veel) (Wichels)
  46. 't schiw te wjèrelt nie (=het scheelt echt niet veel) (Kaprijks)
  47. 't stikt 'r de moord van (=er zijn er veel) (Roosendaals)
  48. 't vaalt niet met olle voss'n te vang'n (=ouderen met veel ervaring vang je niet snel) (Westerkwartiers)
  49. 't vatj es van de soep (=het beste is voorbij, er valt niet veel meer te halen) (Meers)
  50. 't veel wi-j stroônt in e mendje (=gemakkelijk de slagen bij het kaarten binnenhalen) (Weerts)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen