52 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `spel`
- aap wat heb je mooie jongen spelen (=overdreven vriendelijk zijn)
- advocaat van de duivel spelen (=een mening geven waar je het zelf niet mee eens bent, maar die je geeft om reacties uit te lokken)
- alles op het spel zetten (=alles inzetten en mogelijk alles verliezen)
- buiten spel blijven (=(willen) proberen niet betrokken te zijn)
- chapeau bas spelen (=onderdanig zijn)
- dat heb ik nog nooit op een klomp horen spelen (=dat is al te gek)
- dat is een haspel in een fles (=dat is een raadsel)
- dat sluit als een haspel in een zak (=dat raakt kant noch wal)
- de baron spelen (=(onterecht) baas spelen)
- de beest spelen/uithangen (=zich onbeschoft gedragen)
- de eerste viool spelen (=het hoogste woord hebben en de baas spelen)
- de hete aardappel doorspelen (=iemand anders de vervelende klus laten opknappen)
- de vermoorde onschuld spelen (=net doen alsof je van niets weet)
- de zwartepiet doorspelen (=de schuld doorschuiven)
- een speld heeft ook een kop. (=kinderen doen het liefst wat ze zelf willen)
- een speld in de hooiberg zoeken (=iets onmogelijks proberen)
- een speldje bij iets steken (=een onderwerp niet verder uitdiepen, van gespreksonderwerp veranderen)
- eerste viool willen spelen (=de meest prominente taak willen vervullen, bijvoorbeeld als leider of woordvoerder van de groep)
- elkaar de bal toespelen (=elkaar voordeeltjes bezorgen)
- er geen speld tussen kunnen krijgen (=iets klopt precies, geen gelegenheid krijgen in een gesprek ertussen te komen)
- het is niet om de knikkers maar om het recht van het spel (=het is niet voor persoonlijk voordeel, maar omwille van de rechtvaardigheid)
- hoog spel spelen (=gevaarlijk spel spelen, veel inzetten)
- iemand de zwartepiet toespelen (=iemand benadelen)
- iemand iets op de mouw spelden (=iemand iets wijsmaken)
- iemand in de kaart spelen (=iemand onbewust helpen)
- je hand overspelen (=te veel eisen en daardoor niet slagen)
- je handen overspelen (=te veel eisen en daardoor niet slagen)
- je laatste troef uitspelen (=het laatste wat iemand achter de hand had naar buiten brengen)
- leentjebuur spelen (=iets lenen)
- met iemand spelen als de kat met de muis (=iemand voor de gek houden)
- met iemand zijn voeten spelen (=iemand voor de gek houden)
- met vuur spelen (=met gevaarlijke dingen laks omgaan, gevaarlijke dingen doen)
- mooi weer spelen (=genieten (meestal van andermans goed) / mooier voordoen dan het is)
- naar binnen spelen (=opeten)
- niet om de knikkers, maar om het spel (=het gaat niet om het winnen, maar om het spel)
- onder één hoedje spelen (=samen iets oneerlijks doen)
- ongelukkig in het spel gelukkig in de liefde (=wie tegenslag heeft in het spel heeft misschien wel geluk in de liefde)
- op de kaak spelen (=zich aanstellen)
- op de poot spelen (=bij de kleinste tegenslag flink te keer gaan/razen)
- op goed af spelen (=op goed geluk spelen)
- op je poot spelen (=boos uitvallen)
- open kaart spelen (=eerlijk zijn, niets verbergen)
- poot-aan spelen (=hard doorwerken (om op tijd te zijn))
- schampavie spelen (=zich heimelijk uit de voeten maken)
- spelen om des keizers baard (=spelen om de eer)
- stommetje spelen (=niets willen zeggen)
- tegenspel bieden/geven (=tegenstand bieden)
- tweede viool spelen (=een ondergeschikte rol spelen.)
- va banque spelen (=roekeloos spel spelen)
- voor Sinterklaas spelen (=alle wensen vervullen, alles voor iedereen betalen)
35 betekenissen bevatten `spel`
- de baron spelen (=(onterecht) baas spelen)
- april doet wat hij wil (=april geeft onvoorspelbaar weer)
- de broek aan hebben (=de baas spelen (van een vrouw over haar man), het voor het zeggen hebben)
- met de helm (op) geboren zijn (=de toekomst kunnen voorspellen / bijzonder voorzichtig zijn)
- je planeet lezen (=de toekomst voorspellen)
- de kaart leggen (=de toekomst voorspellen)
- een kring om de zon brengt water in de ton. (=een halo rond de zon voorspelt meestal regen)
- tweede viool spelen (=een ondergeschikte rol spelen.)
- er schuilt een addertje onder het gras (=er is een verborgen risico in het spel)
- er kan nog een kabeljauw onderdoor (=er is ruimte genoeg (brug, speling))
- hoog spel spelen (=gevaarlijk spel spelen, veel inzetten)
- niet om de knikkers, maar om het spel (=het gaat niet om het winnen, maar om het spel)
- de eerste viool spelen (=het hoogste woord hebben en de baas spelen)
- de lakens uitdelen (=het voor het zeggen hebben, de baas spelen)
- een profeet die brood eet (=iemand die waardeloze voorspellingen doet)
- kroes haar kroeze zinnen (=iemand met gekruld haar is wispelturig)
- iemand beest maken (=kaartspel : zorgen dat iemand geen enkele slag haalt)
- job krijgt op zijn kop (=kaartspel: als klaveren heer wordt afgetroefd)
- aan de middelhand zitten (=niet eerst of laatst moeten spelen)
- lot uit de loterij (=onvoorspelbaar)
- op goed af spelen (=op goed geluk spelen)
- iets boven de tafel fietsen (=open kaart spelen met bedoelingen)
- va banque spelen (=roekeloos spel spelen)
- spelen om des keizers baard (=spelen om de eer)
- uit z`n rol vallen (=tijdens het spelen iets zeggen of doen wat niet bij de rol hoort)
- acht is meer dan duizend (=voorzichtig zijn is het belangrijkste. (woordspeling: acht=`let op` niet `8`))
- met het mes tussen de tanden (=wanneer alles op het spel staat)
- het eerste gewin is kattengespin (=wie het eerste spelletje wint, verliest soms alle volgende spelletjes)
- ongelukkig in het spel gelukkig in de liefde (=wie tegenslag heeft in het spel heeft misschien wel geluk in de liefde)
- schip met zure appelen (=wolk die regen en storm voorspelt)
- scheepjes met zuren appelen (=wolkjes die regen of storm voorspellen)
- jeu de mots (=woordspeling)
- op de pit leunen (=zich laten voorzeggen (door toneelspelers))
- je schaduw vooruit werpen (=zich onheilspellend aankondigen)
- stille waters/wateren hebben diepe gronden (=zij die weinig zeggen hebben vaak het onvoorspelbaarste karakter)
50 dialectgezegden bevatten `spel`
- 'n ofgesprook'n spel (=een vooraf beklonken uitslag) (Waregems)
- 't es gènk (=het spel zit op de wagen) (Brakels)
- 't is moar 'n spultje (=het is maar spel) (Westerkwartiers)
- 't spel es espe (=Alles is in orde) (Deinzes)
- 't spel ès èspe! (=het is in orde) (Gents)
- 'T spel es hespe (=het zal niet meer gaan) (Oudenaards)
- 't spel is éspe (=het zit er tegen) (Lierdens)
- 't spel zit ip de woag'n (=betwisting alom) (Waregems)
- ' t es ' n ipgezet spel (=vooraf onder elkaar geregeld) (Waregems)
- ' t spélkë zit op dë wôagël (=het spel zit op de wagen) (Millers)
- a smèitj èm (=hij geeft zich volledig, hij gaat volledig op in het spel) (Meers)
- a zue spel van mauken (=iets belangrijk achten, overschatten) (Wetters)
- alles op 't spel zett'n (=alle risico's nemen) (Westerkwartiers)
- boef spelen (=Met een spel ex aequo spelen) (Walshoutems)
- Da woa ‘n hiël spel (=Dat was een groot gedoe) (West-Vlaams)
- Da woa ‘n hiël spel (=Dat was een groot gedoe) (Harelbeeks)
- den uul van 't spel zien (=de dupe zijn) (West-Vlaams)
- doar is gien spel tuss'n te krieg'n (=het klopt helemaal) (Westerkwartiers)
- ee't goat schiuëne (=hij heeft vrij spel) (Kaprijks)
- een spèl aon steke (=ophouden / er de brui aan geven) (Booms)
- een spew mee'n spel an (=niet voordehandliggend) (Kaprijks)
- En de spel zien (=Diarree hebben) (Zurriks)
- ët spiël aon de gank zètte (=het spel zit op de wagen) (Munsterbilzen - Minsters)
- hij miek ur veel spel over (=hij maakte er veel tralala over) (West-Vlaams)
- ie moakt er veel spel van (=hij maakt daar veel drukte over) (Ouwegems)
- in de gouwe bomen (=met een spel meedoen maar niet meetellen) (Bosch)
- in stokke komn, in boel komn, spel en (=ruzie hebben) (West-Vlaams)
- je konn'n d'r 'n spel heur'n vaal'n (=het was er muisstil) (Westerkwartiers)
- je miek ur veel spel over (=hij maakte er veel tralala over) (West-Vlaams)
- jè zin spel nie mjèèster (=hij ziet graag de vrouwen) (Kortrijks)
- jeet gat schoîne (=hij heeft vrij spel) (Kortemarks)
- Jès were den ul van ' t spel (=Hij is weer de dupe) (West-Vlaams)
- KALLESTEKN (=EEN ZOMERGEMS spel) (Zomergems)
- Kniet in 't loak. (WT) (=Gelijk spel bij kaartenspel) (Mechels (NL))
- koeët spel (=verwikkeling (medisch) ) (Ninoofs)
- Koekkerelle. (WT) (=Kinderspel: spel met een kleine houten tol, waarbij men met een touw aan een stokje de tol draaiend moest houden) (Mechels (NL))
- kremke sjieëte (=spel waarin getracht wordt een geldstuk of ander voorwerp zo kort mogelijk bij een lijn te werpen en ventueel tegelijkertijd een luciferdoosje met een munt erop om te kegelen) (Munsterbilzen - Minsters)
- kriet in 't laok (=gelijk spel met kaarten) (Aelsers)
- kriet in ut laok (=gelijk spel bij kaarten) (Limburgs)
- let ip oy spel (=blijf alert, (aandachtig) (wakker), ) (Waregems)
- Lietsje / Sjrömme / Kulke. (WT) (=Kinder knikker spel) (Mechels (NL))
- maakementspel zien (=opgezet spel zijn) (Veurns)
- mee 't katjses peutse spééln (=geluk hebben in 't spel) (Knesselaars)
- nau kraajgste de poepe ont daase (=nu zit het spel op de wagen) (Munsterbilzen - Minsters)
- ne konijnepoot in zènne zak zitten ein (=geluk hebben in het spel) (Sint-Niklaas)
- och, 't is moar spel (=ach, het is maar spel) (Westerkwartiers)
- oep de veujhand zitte (=als eerste mogen beginnen bij het (kaart) spel) (Rillaars)
- oepgemakt wèrek (=opgezet spel) (Arendonks)
- op ’t énje van ’t spél (=tenslotte) (Meers)
- op zén bruëd krijgen (=in het spel verliezen) (Meers)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen