Spreekwoorden met `reken`

Zoek

44 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `reken`

  1. buiten de waard rekenen (=niet gerekend hebben op hoe anderen er werkelijk over denken)
  2. buiten zijn rekening gaan. (=als het anders loopt dan verwacht)
  3. de kan aanspreken (=drinken)
  4. de ontbrekende schakel (=iets dat nog mist om iets compleet te maken)
  5. de prins spreken (=dronken zijn)
  6. distels breken is distels kweken (=`maar distels laten staan, is distels laten vergaan`)
  7. een fles de nek breken (=uitdrinken)
  8. een gepeperde rekening (=een hoge rekening)
  9. een lans breken voor iemand (=het voor iemand opnemen, voor iemand de best doen diegene ergens mee te helpen iets te verkrijgen)
  10. een potje bij hen kunnen breken (=veel getolereerd worden)
  11. een streep door de rekening halen (=de schuld van iemand kwijtschelden en het er niet meer over hebben)
  12. een streep door de rekening. (=het gaat onverwacht niet door)
  13. een vos verliest wel zijn haren maar niet zijn streken (=mensen veranderen zelden echt)
  14. effen rekening maakt goede vrienden (=of anders: schulden maken vijanden)
  15. er is een tijd van spreken en er is een tijd van zwijgen. (=soms is het beter om niets te zeggen)
  16. er niet van kunnen meespreken (=er niets over weten)
  17. ergens een potje kunnen breken (=ergens graag gezien zijn)
  18. het hoofd breken over iets (=trachten een antwoord te vinden op een moeilijke vraag)
  19. het ijs breken / het ijs is gebroken (=een vriendelijk gesprek op gang brengen na een kil begin)
  20. het kind van de rekening (=degene die schade lijdt, terwijl anderen niets hebben)
  21. iemand de rekening presenteren (=iemand de kosten ten laste brengen (ook figuurlijk))
  22. iemand kunnen maken en breken (=de mogelijkheid hebben te beslissingen over iemands leven en dood en welbevinden)
  23. iemand onder vier ogen spreken (=praten met iemand zonder dat anderen erbij zijn)
  24. iemand spreken door het oor van een turfmand (=iemand heimelijk spreken, zodat niemand anders het hoort)
  25. je kan geen ijzer met handen breken (=men kan het onmogelijke niet doen)
  26. je kan geen omelet maken zonder eieren te breken (=soms moet men iets verliezen om een hoger doel te bereiken)
  27. kinderen en dronkaards spreken de waarheid (=ze zeggen wat ze vinden, ze zijn ongeremd)
  28. korte afrekening maakt lange vriendschap (=snel terugbetalen (teruggeven) voorkomt ruzie)
  29. korte rekeningen maken lange vriendschappen. (=financiële geschillen moet je direct oplossen)
  30. kunnen maken en breken (=er veel macht over hebben)
  31. lelijke streken op zijn kompas hebben (=gemene en lelijke streken uithalen)
  32. leven als vrienden en rekenen als vijanden (=vriendelijk met elkaar omgaan uit een soort van formaliteit maar eigenlijk helemaal niet zo op elkaar gesteld zijn)
  33. met het leven afrekenen (=sterven)
  34. met iemand afrekenen (=iemand betalen; iemand iets betaald zetten)
  35. met iemand breken (=met iemand niet meer verder werken, leven)
  36. met opgestoken/opgestreken/opgezet zeil naar iemand toe gaan (=boos naar iemand toe gaan of boos bij iemand binnen komen)
  37. op het appèl ontbreken (=niet aanwezig zijn)
  38. ouderdom komt met gebreken (=als je ouder wordt ga je van alles mankeren)
  39. per slot van rekening (=uiteindelijk)
  40. streken onder je staart hebben. (=niet te vertrouwen zijn)
  41. voor de ganzen preken (=aan dovemans oren zeggen)
  42. voor de vuist weg (spreken) (=zonder voorbereiden iets moeten vertellen)
  43. voor dovemans oren spreken (=spreken tegen personen die niet willen horen)
  44. zuur opbreken (=ergens mee in moeilijkheden komen (later))

72 betekenissen bevatten `reken`

  1. met de vork schrijven (=afzetten, meer kosten rekenen dan werkelijk gemaakt)
  2. het tafellaken doorsnijden (=alle bindingen met iemand verbreken)
  3. dan moet de wal het schip maar keren (=als iemand niet vooraf rekening houdt met een naderend probleem, dan moet het probleem maar daadwerkelijk in volle omvang ontstaan, en dan alsnog worden opgelost)
  4. van wal steken (=beginnen met spreken, beginnen met een verhaal)
  5. dat is Beulemans Frans (=dat is slecht Frans spreken. In België zeggen de Vlamingen dat over Waals. Walloniërs op hun beurt vinden Vlaams weer slecht Nederlands)
  6. volgens Bartjens (=de allereenvoudigste rekenstof (als referentie aan onderwijzer Willem Bartjens die een bekend rekenboekje schreef))
  7. een harde noot kraken (=dingen bespreken die moeilijk liggen, een moeilijk karwei doen)
  8. een hoge toon aanslaan (=doen alsof je het voor het zeggen hebt / luid en dwingend spreken)
  9. een Babylonische spraakverwarring (=door elkaar spreken zonder naar elkaar te luisteren en elkaar niet verstaan)
  10. met gesloten beurs betalen (=door middel van een wederzijdse schuld het bedrag verrekenen)
  11. liefde is blind (=door verliefdheid de gebreken van een ander niet zien)
  12. man en paard noemen. (=duidelijke taal spreken)
  13. een gepeperde rekening (=een hoge rekening)
  14. schone appels zijn ook wel zuur. (=een mooie vrouw is niet vanzelfsprekend een goede echtgenote)
  15. je woorden kauwen (=eerst nadenken en dan pas spreken)
  16. terminus ad quem (=eindpunt van de tijdsberekening)
  17. er geen woorden aan vuilmaken (=er niets eens over spreken)
  18. voor ogen houden/staan (=er steeds rekening mee blijven houden)
  19. genade vinden (=ergens geen straf voor krijgen of iets niet toegerekend worden)
  20. kind noch kraai hebben (=geen nazaten of andere familieleden hebben, alleen rekening moeten houden met zichzelf)
  21. geluk en glas breekt even ras. (=geluk is niet vanzelfsprekend)
  22. op de kaart zetten (=gemaakt tot iets waar rekening mee gehouden wordt.)
  23. lelijke streken op zijn kompas hebben (=gemene en lelijke streken uithalen)
  24. een goed mondstuk hebben (=goed kunnen spreken)
  25. iemand aanschieten (=iemand aanspreken)
  26. iemand spreken door het oor van een turfmand (=iemand heimelijk spreken, zodat niemand anders het hoort)
  27. iemand een hart onder de gordel/riem steken (=iemand moed inspreken)
  28. iemand of iets over het hoofd zien (=iemand niet opmerken, vergeten met iemand of iets rekening te houden, iets niet zien)
  29. iets in de groep gooien (=iets in een groep bespreken)
  30. iets met de mantel der liefde bedekken (=iets niet met anderen bespreken maar stilzwijgen en accepteren)
  31. een waarheid als een koe (=iets totaal vanzelfsprekends)
  32. iets over het hoofd zien (=iets vergeten of ontbreken)
  33. ruiten tikken (=inbreken)
  34. met twee monden praten (=jezelf tegenspreken in verschillende situaties, niet eerlijk zijn)
  35. kattenkwaad uithalen (=kwajongensstreken)
  36. te woord staan (=luisteren naar en bereid zijn te spreken met)
  37. je licht niet onder de korenmaat zetten (=meespreken, je mening geven en laten merken dat je er iets van weet)
  38. over de doden niets dan goeds (=men ziet kwaadspreken over overledenen als iets heel onbeleefd, er mag niet gespot worden met de dood)
  39. het op een akkoordje gooien (=met elkaar afspreken iets op een bepaalde manier aan te pakken)
  40. een lelijke noot met iemand te kraken hebben (=met iemand nog iets af te rekenen hebben)
  41. buiten de waard rekenen (=niet gerekend hebben op hoe anderen er werkelijk over denken)
  42. er een vouwtje bij leggen (=niet meer over spreken)
  43. je woorden inslikken (=niet uitspreken)
  44. geen vlees zonder been (=niets zonder gebreken)
  45. iets te verhakstukken hebben (=nog iets met iemand te bespreken hebben, nog iets te doen hebben)
  46. in de rede vallen (=onderbreken, het woord ontnemen)
  47. een liedje van verlangen zingen (=op allerlei manieren een wens uitspreken)
  48. op je stokpaardje zitten (=over je lievelingsthema spreken)
  49. de vuile was buiten hangen (=over onaangename zaken spreken met buitenstaanders)
  50. het woord voeren (=spreken (als afgevaardigde door anderen))

5 dialectgezegden bevatten `reken`

  1. da kunde wel zee-ge ja (=ja reken maar) (Oudenbosch)
  2. den hond zën Kl...., ja ! (=reken daar maar niet op !) (Munsterbilzen - Minsters)
  3. Leg ter a boenen ma ni op te weik (=reken er maar niet op) (Londerzeels)
  4. Legter aa boeëne mau nie oep te waak (=reken er maar niet op) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  5. vliege de zwelmerkes leig, dan bliffet nie dreig (=roepen de duiven keer op keer, reken dan maar op goed weer) (Munsterbilzen - Minsters)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen