Spreekwoorden met `oog`

Zoek


85 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `oog`

  1. aan elkaar hangen als droog zand (=geen enkele samenhang vertonen)
  2. als de boter duur wordt, leert men het brood droog eten. (=als het niet anders kan, is men ook met minder tevreden.)
  3. als de nood het hoogste is, is de redding nabij (=in hoge nood komt er vaak plotseling een oplossing)
  4. als een pijl uit de boog (zijn) (=snel vertrekken)
  5. boter op je hoofd smeren en droog brood eten. (=in de war zijn.)
  6. daar is geen oogje vet meer op (=dat is niet veel meer waard)
  7. dat past als een vuist in een oog (=dat past helemaal niet)
  8. de boog kan niet altijd gespannen zijn (=men moet zich soms ook kunnen ontspannen)
  9. de druiven hangen te hoog (=van iets dat men niet krijgen kan, zeggen dat men het niet wil)
  10. de lat hoog leggen (=moeilijk haalbare doelen stellen)
  11. de rode draad (in een verhaal of betoog) (=het centrale thema, hetgeen waar steeds weer op wordt teruggegrepen)
  12. door het oog van de naald kruipen (=op het nippertje ontsnappen)
  13. droog brood eten (=zuinig moeten zijn, financieel slecht gaan)
  14. een doorn in het oog zijn (=ergens aan ergeren)
  15. een oog in het zeil houden (=in de gaten houden)
  16. een oogje dichtdrukken/toeknijpen/luiken (=niet optreden tegen iets wat eigenlijk niet mag. Iets gedogen)
  17. een oogje in het zeil houden (=alert zijn)
  18. een oogje op iemand hebben (=tedere, mogelijk verliefde, gevoelens voor iemand koesteren)
  19. een open oog voor iets hebben (=voor iets open staan)
  20. er geen hoogte van kunnen krijgen (=iets maar niet kunnen begrijpen)
  21. er geen oog voor hebben (=er niet op letten)
  22. er oog voor hebben (=er de waarde van inzien of aandacht voor hebben)
  23. geen hoogvlieger zijn (=weinig talent hebben)
  24. geen turf hoog zijn (=erg klein zijn, erg teleurgesteld zijn)
  25. geen zee te hoog (=niets is onmogelijk)
  26. geheel oog zijn (=heel goed opletten)
  27. heden in hoogheid verheven morgen onder de aarde (=vandaag nog heel belangrijk, maar morgen misschien al dood)
  28. het hart hoog dragen (=erg trots zijn)
  29. het hoogste lied zingen (=de baas zijn)
  30. het hoogste woord hebben (=baas zijn (of willen zijn))
  31. het is hem (hoog) in de bol geslagen. (=hij voelt zich ver boven anderen verheven)
  32. het laken door het oog van de schaar halen. (=een deel voor jezelf houden.)
  33. het oog is groter dan de maag (=meer op het bord scheppen dan er opgegeten kan worden)
  34. het oog van de meester maakt het paard vet (=het werk gebeurt beter als de baas toezicht houdt)
  35. het oog van de wereld (=de publieke opinie)
  36. het oog wil ook wel wat (=het uiterlijk van iets speelt ook een rol)
  37. het oog ziet altijd van zich af (=de eigen fouten ziet men niet, maar andermans fouten altijd wel)
  38. het zeil (hoog) in de top halen (=een grootse vertoning weggeven)
  39. hoog en droog (=veilig en wel)
  40. hoog opnemen (=zeer kwalijk nemen)
  41. hoog spel spelen (=gevaarlijk spel spelen, veel inzetten)
  42. hoog te paard zitten (=verwaand zijn, eigendunk hebben)
  43. hoog van de toren blazen (=het grote woord willen hebben / opscheppen)
  44. hoogmoed deed nooit iemand goed. (=arrogantie en overmoed zijn slechte eigenschappen)
  45. hoogmoed komt voor de val (=iemand die erg trots is of hoogmoedig, krijgt gauw de bijbehorende ellende)
  46. hoogtij vieren (=overvloedig aanwezig zijn)
  47. huizenhoog springen (=erg gelukkig zijn)
  48. iemand uit de loog borstelen (=hem nieuwe kleren geven)
  49. iemands oogappel/ooilam zijn (=iemands lieveling zijn (vaak kind))
  50. iets door het oog van de schaar halen (=materiaal van op het werk voor jezelf houden / Jezelf oneerlijk zaken toe-eigenen)

31 betekenissen bevatten `oog`

  1. mei koel en wak, veel koren in de zak. (=als het in mei nat en koud is wordt de opbrengst hoog)
  2. bij kris en kras volhouden (=bij hoog en bij laag volhouden)
  3. bij kris en kras zweren (=bij hoog en bij laag zweren)
  4. dat gaapt zo wijd als een oven (=dat is hoogst onwaarschijnlijk)
  5. dat is een brug te ver (=dat is te hoog gegrepen)
  6. dat is alleen voor pater en mater en niet voor het hele convent (=dat is voor jou te hoog gegrepen)
  7. die de minste tanden hebben, kauwen het meest (=de domste mensen voeren gewoonlijk het hoogste woord)
  8. in zijn kraag duiken (=de kraag hoog opzetten tegen de koude)
  9. over lijken gaan (=doordouwen zonder oog voor ethiek of moraal)
  10. peper in je achterwerk hebben (=een hoog tempo hebben)
  11. een hoge borst opzetten (=eigenwijs en hoogmoedig zijn)
  12. met de rug tegen de muur staan (=geen kant op kunnen, hooguit een laatste uitweg)
  13. de rijpste pruimen zijn geschud (=het belangrijkste werk is gedaan of grootste deel van de oogst is binnengehaald)
  14. de boventoon voeren (=het hoogste woord hebben)
  15. de eerste viool spelen (=het hoogste woord hebben en de baas spelen)
  16. de kroon spannen (=het hoogtepunt vormen)
  17. grote vissen scheuren het net (=hooggeplaatste personen worden niet zo gemakkelijk gestraft)
  18. hoe hoger het hart, hoe lager de ziel (uit het Fries) (=hoogmoed is het kenmerk van een dwaas)
  19. doorslaan als een blinde vink (=hoogst onlogisch redeneren)
  20. hoogmoed komt voor de val (=iemand die erg trots is of hoogmoedig, krijgt gauw de bijbehorende ellende)
  21. iets door de vingers zien (=iets oogluikend toestaan)
  22. in het vizier hebben (=in het oog hebben, binnen het gezichtsveld zijn)
  23. op de garf/garve bouwen (=land bebouwen met betaling van de pacht met een deel van de oogst)
  24. summa cum laude (=met de hoogste eer)
  25. met het ongewapend oog (=met het blote oog (zonder hulpmiddelen))
  26. met het blote oog (=met het oog te zien, zonder hulpmiddelen)
  27. de ogen voor iets sluiten (=oogluikend toelaten)
  28. weten waar Petrus de sleutel had (=op de hoogte zijn van wat niet iedereen weet)
  29. ex cathedra (=volgens uitspraak van het hoogste gezag (meestal de paus))
  30. haastige spoed is zelden goed (=zaken in te hoog tempo afwerken vergroot de kans op fouten)
  31. in de hanenbalken (=zeer hoog , op zolder)

50 dialectgezegden bevatten `oog`

  1. 'n lust veur 't oog (=prachtig om naar te kijken) (Westerkwartiers)
  2. 't oog van de meester moakt 't peerd vet (=als de baas aanwezig is wordt er harder gewerkt) (Westerkwartiers)
  3. 't oog was groder as de moag (=ze kon haar bord eten niet op) (Westerkwartiers)
  4. 't oog wil ok wat! (=het moet niet alleen goed zijn, het moet ook mooi zijn) (Westerkwartiers)
  5. 't oog zicht altied van zich oaf (=men vindt zichzelf de beste) (Westerkwartiers)
  6. ' t oog wil ok wat (=het moet er ook nog eens goed uit zien) (Westerkwartiers)
  7. " In ne karreslagn gepist zeker?" (=Vraag aan iemand met een ontstoken oog) (Lokers)
  8. astie huilt, huilt-ie uit een oog (=gierig) (Rotterdams)
  9. bla sie (=blauw oog (van vechtpartij) ) (Sint-Niklaas)
  10. Blaa sik (=Blauw oog) (Herentals)
  11. da's 'em een doorn ien 't oog (=dat zit hem behoorlijk dwars) (Westerkwartiers)
  12. da' s ' n lust veur ' t oog (=dat is prachtig om te zien) (Westerkwartiers)
  13. dae és mét geen oog te bespiëre (=die is nergens te bespeuren) (Bilzers)
  14. dan zijde deurt oog van de naold gekrope (=dan heb je veel geluk gehad) (Oudenbosch)
  15. dèrret oog van de nël kraupe (=nipt ontsnappen) (Munsterbilzen - Minsters)
  16. die é et oog in zijnen bol (=iemand die hoogmoedig is) (Temses)
  17. die hee ut zwarte oog (=iemand die men verdenkt van zwarte kunst) (Tilburgs)
  18. die is deur 't oog van 'e naald kroop'm (=die is op wonderbaarlijke wijze gered) (Westerkwartiers)
  19. E lept do me een kej azoe blaat as en skojle (=Hij heeft een blauw oog) (Liedekerks)
  20. e slecht oog in iemand ein (=een slecht gedacht van iemand hebben) (Sint-Niklaas)
  21. een blaa sie (=een blauw oog (= door vechtpartij) ) (Sint-Niklaas)
  22. Een kremèl op oer oeg gejve (=Iemand op zijn oog slaan) (Loksbergs)
  23. een noalde droan (=draad door een oog van een naald steken) (Kaprijks)
  24. een oog ieëver en een bats aut (=zwaar gekwetst (ironisch)) (Munsterbilzen - Minsters)
  25. één oog taupitse (=iets door de vingers zien) (Munsterbilzen - Minsters)
  26. een stijluuge (=een pijnlijke ontsteking aan het oog) (Wetters)
  27. een vjelle op a oeg (=boks op uw oog) (Overijses)
  28. een voenk oep zen keut (=Een slag op zyn oog) (Schunnebroecks)
  29. ei eent oog in zèn steir (=hij is heel hoovaardig) (Sint-Niklaas)
  30. Ei eit e slashuug (=Hij heeft een lui oog) (Zuuns)
  31. èn de faar haate (=in het oog houden) (Bilzers)
  32. èn de mot haage (=in het oog houden) (Bilzers)
  33. èn de mot haage (=in het oog houden) (Munsterbilzen - Minsters)
  34. en oogsj' en op etwieën (=zijn oog laten vallen hebben op iemand) (Veurns)
  35. ge moet ier oîgn up je gat één (=je moet hier alles in het oog houden) (Lichtervelds)
  36. ge moet oîgn up je gat en (=ge moet alles in het oog houden) (Kortemarks)
  37. geen oog kunnen dichtdoen (=niet kunnen slapen) (Sint-Niklaas)
  38. Ha hee een blaa ket (=Hij heeft een blauw oog opgelopen) (Olens)
  39. hae hètter gee goed oog èn (=de oogarts ziet het niet meer zitten) (Munsterbilzen - Minsters)
  40. hae laach mèttet één en grins mèttet aander oog (=hij is voor de schijn verdrietig) (Munsterbilzen - Minsters)
  41. hae trok mèr n heil zoer maul (=de scheikundige kreeg een bijtmiddel in zijn oog) (Munsterbilzen - Minsters)
  42. hae zoeg et nimei zitte (=de blinde was het uit het oog verloren) (Munsterbilzen - Minsters)
  43. heb je viesigheid in je oog (=hen ji un potjie kak in je oog) (Spakenburgs)
  44. hee kik met 't ene oog in de andere wèke (=Hij kijkt scheel) (Twents)
  45. het kaefke èn z'n oog gesjoëte (=een schot in de roos) (Bilzers)
  46. hij eet' oog in zijn bolle (=hij heeft hoogheidswaanzin) (Zottegems)
  47. hij is deur 't oog van 'e naald kroop'n (=dat ging wonder boven wonder goed met hem) (Westerkwartiers)
  48. ich gaef dich dalik ein voes, dan höbse ein oug zo groot wie ein sjtasieklok. (=Ik sla je straks een blauw oog) (Roermonds)
  49. ich krieg aerm zin van oog (=door blijven zeuren) (Budels)
  50. ich laach mich ën oog aut (=ik huil van het lachen) (Munsterbilzen - Minsters)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen