56 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `laan`
- aan de haak slaan (=te pakken krijgen)
- acht slaan op iets (=ergens goed op letten)
- alle hoop de bodem in (laten) slaan (=door iets geen enkele hoop meer (laten) hebben)
- alles kort en klein slaan (=de hele inboedel kapot slaan)
- als een tang op een varken slaan (=iets heeft totaal niets met een besproken onderwerp te maken)
- dat paard zal mij niet meer slaan (=dat zal mij niet meer gebeuren)
- de bal misslaan (=zich vergissen)
- de bodem inslaan (=vernietigen (bv.: de hoop de bodem inslaan))
- de hand aan de ploeg slaan (=flink aan het werk gaan)
- de hand aan zichzelf slaan (=zelfmoord plegen)
- de handen slaan aan (=ontwijden)
- de mossel doet de vis afslaan. (=veel slechte waar op de markt doet de prijzen van de goede waar dalen)
- de plank misslaan (=niet het goede inzicht hebben; ernaast zitten)
- de spiering doet de kabeljauw afslaan (=veel slechte waar op de markt doet de prijzen van de goede waar dalen)
- de spijker op de kop slaan (=de kern van de zaak benoemen)
- de stoppen slaan bij hem door (=hij verliest zijn zelfbeheersing)
- de verzenen tegen de prikkels slaan (=zich verzetten tegen iets wat niet tegen te gaan is)
- doorslaan als een blinde vink (=hoogst onlogisch redeneren)
- een (modder)figuur slaan (=een belachelijke of domme indruk maken)
- een andere toon aanslaan (=op een andere manier tegen iemand gaan praten)
- een flater slaan (=een nogal domme fout maken)
- een gat in de lucht slaan (=een onnozele handeling doen)
- een hoge toon aanslaan (=doen alsof je het voor het zeggen hebt / luid en dwingend spreken)
- een slecht figuur slaan (=een slechte indruk maken)
- een stok vinden om de hond te slaan (=om maar iemand te kunnen bekritiseren een nadelig punt vinden)
- een wak slaan (=vindingrijk zijn)
- er een slaatje uit slaan (=er een voordeeltje uit halen)
- er een slag naar slaan (=raden)
- er zijn tenten opslaan (=ergens verblijven, zich ergens vestigen)
- geen klaviertje over slaan (=alle bijzonderheden in acht nemen)
- geld uit iets slaan (=ergens geld aan verdienen)
- iemand bont en blauw slaan (=iemand zo slaan dat hij een dik gezicht met blauwe en geel blauwe vlekken krijgt)
- iemand de laan uitsturen (=iemand ontslaan)
- iemand in het gareel slaan (=iemand dwingen voor je te werken, iemand aan het werk zetten)
- iemand van de sokken slaan (=iemand vellen, neerslaan)
- iets in de wind slaan (=naar een advies niet naar luisteren)
- je bivak opslaan (=ter plaatse blijven)
- je buik op de leest slaan (=te veel eten)
- je slag slaan (=op het goede moment de kansen benutten, bijv. dingen kopen)
- je wel voor de kop kunnen slaan (=kwaad zijn op jezelf over het feit dat men ergens niet aan gedacht heeft)
- jezelf op de borst slaan (=duidelijk aan de omgeving laten weten dat men ergens bijzonder trots op is)
- mejen kan geen paard al lopende beslaan. (=als je het werk goed wil doen, moet je er de tijd voor nemen)
- munt uit iets slaan (=voordelen halen uit)
- niets afslaan behalve vliegen (=alles aannemen)
- om het hart slaan (=schrik bezorgen)
- op de grote trom slaan (=aandacht proberen te krijgen voor diens zaak)
- op hetzelfde aambeeld hameren/slaan (=steeds weer op hetzelfde onderwerp terugkomen)
- spijkers met koppen slaan (=doortastend optreden)
- tot moes slaan (=iets helemaal kapot slaan)
- twee vliegen in een klap slaan (=twee problemen gelijktijdig oplossen)
23 betekenissen bevatten `laan`
- alles kort en klein slaan (=de hele inboedel kapot slaan)
- met de muts naar iets gooien (=ergens geen zorg aan besteden / er een slag naar slaan, ernaar raden)
- de vingers jeuken hem (=het bijna niet kunnen laten er op los te slaan)
- ik maak een platvis van je (=iemand dreigen in elkaar te slaan)
- de vloer aanvegen met iemand (=iemand gemakkelijk kloppen/verslaan)
- iemand aan de dijk zetten (=iemand ontslaan)
- iemand de laan uitsturen (=iemand ontslaan)
- iemand de schop geven (=iemand ontslaan)
- iemand de zak geven (=iemand ontslaan)
- iemand op straat zetten (=iemand ontslaan)
- iemand van de sokken slaan (=iemand vellen, neerslaan)
- iemand het nakijken geven (=iemand verslaan of achterlaten.)
- iemand uit het zadel lichten (=iemand zijn positie doen verliezen, iemand ontslaan)
- iemand bont en blauw slaan (=iemand zo slaan dat hij een dik gezicht met blauwe en geel blauwe vlekken krijgt)
- tot moes slaan (=iets helemaal kapot slaan)
- met de witte perdekies naar Velzeke rijden (=krankzinnig worden. In Velzeke bevindt zich een sanatorium; de `witte perdekies` (witte paardjes) verwijzen naar een ziekenwagen, waarmee de geestesgestoorde afgevoerd wordt. Uitdrukking uit het zuiden van Oost-Vlaanderen)
- aan de dijk zetten (=ontslaan)
- uit het zadel wippen. (=ontslaan of uit een functie zetten)
- een stok in de lenden leggen (=slaan)
- de bodem inslaan (=vernietigen (bv.: de hoop de bodem inslaan))
- iets in de pan hakken (=volledig verslaan)
- in de pan hakken (=volledig verslaan)
- ook de beste boom geeft slechte vruchten (=zelfs goede ouders kunnen kinderen hebben die het verkeerde pad inslaan.)
Eén dialectgezegde bevat `laan`
- van laan oasme (=van lange duur) (Kaprijks)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen