steken

werkw.
Uitspraak:  [ˈstekə(n)]
Afbreekpatroon:  ste·ken
Vervoegingen:  stak (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft gestoken (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

1) (iemand) met iets scherps verwonden
Voorbeelden:  `De man is in zijn rug gestoken met een mes.`,
`Ik ben door een wesp gestoken.`

2) erg pijn doen
Voorbeeld:  `een stekende wond`

3) in genoemde toestand brengen
Voorbeelden:  `een huis in brand steken`,
`je handen in je zakken steken`,
`bollen in de grond steken`
de koppen bij elkaar steken  (samen overleggen)

4)
blijven steken  (niet verder komen dan) `blijven steken in goede voornemens` Synoniem: vastzitten

5)
het steekt niet zo nauw  (het hoeft niet heel nauwkeurig) `Of je het vlees wat langer of korter laat sudderen, steekt niet zo nauw.` Synoniem:


Synoniemen
aansporen   aanzetten   dwarszitten   indoen   insteken   opbergen   pijn doen   priemen   prikkelen   prikken   

Spreekwoorden en zegswijzen
• wie honing wil eten moet lijden dat de bijen hem steken (=wie iets wil bereiken moet daar iets voor over hebben)
• van wal steken (=beginnen met spreken, beginnen met een verhaal)
• overal zijn neus in steken (=zich overal mee bemoeien)
• niet in een goed vel steken (=altijd ziek zijn, nooit gezond)
• je neus in andermans zaken steken (=zich bemoeien met zaken die je niet aangaan)
Toon alle 39 spreekwoorden die steken bevatten

14 definities op Encyclo
  • [Soldatentaal, 1914] wat zal jij hem daarmee steken wat zal jij daarmee bluffen.
  • Uit `De lagere vaktalen: Diamantbewerking` 1914 wanneer in een in bewerking zijnde ruit een onzuivere plaats is, dan maakt deze op de schijf een zilverkleurige groef, terwijl men een krassend geluid hoort: het ruitje steekt.
  • Uit `De lagere vaktalen: Timmermanstaal` 1914 schaven, vooral van lijstwerk.
  • 1.de kaarten (ongemerkt te zijnen voordele) wassen (VD 21, DB, Te) Voorbeeld: In de ene hoek (...) was het werkvolk aan 't kaartspel. (...) Nu en dan ging er een halve vloek en een dreunende vuistslag op tafel, en dan weer rustig kappelen, steken en leggen met hun kaarten 2.eropaankomen (VD 30, DB) Voo...
  • •doorboren, prikken. •"in brand ~": doen onvlammen (+audio)
Toon uitgebreidere definities

Deze woorden beginnen met steken:
steken instekend

Deze woorden eindigen op steken:
aanhalingstekenaanstekenafstekendoorstekenherkenningstekeninstekenleestekenlevenstekenneerstekenontstekenopstekenoverstekenplustekenuitstekenvoorbijstekenwegstekenweglatingstekenvredestekenvooruitstekenvoorsteken

Herkomst volgens etymologiebank.nl
steken (prikken)

Taaladvies
  1. Is (iets) op zak steken, bijvoorbeeld in de zin De eigenaar van de firma heeft de btw op zak gestoken correct? Zie Op zak steken / in zijn zak steken
  2. Wat is correct: stekeblind of stekenblind? Zie stekeblind / stekenblind


Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van steken?
De verleden tijd van steken is 'stak'. Het voltooid deelwoord is 'heeft gestoken'.
Wat betekent steken?
'(iemand) met iets scherps verwonden' en 'erg pijn doen' en 'in genoemde toestand brengen' en '' en ''
Hoe spel je steken?
steken spel je S T E K E N
Wat is een ander woord voor steken?
Andere woorden voor steken zijn aansporen, aanzetten, dwarszitten, indoen, insteken, opbergen, pijn doen, priemen, prikkelen en prikken.

Op andere websites
Zoek steken op Woordenlijst.org
Zoek steken op Google
Zoek steken op Wikipedia