ruilen

werkw.

Uitspraak:	[rœylə(n)]
Afbreekpatroon:	rui·len
Vervoegingen:	ruilde (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:	heeft geruild (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

iets krijgen en er iets anders voor teruggeven

Voorbeelden:

`ruilen alleen met kassabon binnen 14 dagen`,
`van plaats ruilen met iemand`

Zie ook:

Synoniemen

Spreekwoorden en zegswijzen

• waar er twee ruilen moet er een huilen (=bij het ruilen is de een altijd beter af dan de ander)
Naar de spreekwoorden

6 definities op Encyclo

•overeenkomen bezit tegen dat van een ander uit te wisselen.
het een geven voor het ander vb: hij ruilde mijn shirt voor het zijne Synoniem: wisselen
1) Tuisen 2) Pronselen 3) Van plaats verwisselen 4) Wisselen 5) Troqueren 6) Changeren 7) Uitwisselen 8) Inwisselen 9) Kwanselen 10) Onderling verwisselen 11) Onderling wisselen 12) Omwisselen 13) Mangelen 14) Verkwanselen 15) Vermangelen 16) Verruilen 17) Vertuisen 18) Verwisselen 19) Omruilen
Het tegen elkaar uitwisselen van producten en diensten.
verwisselen

Deze woorden eindigen op ruilen:

Herkomst volgens etymologiebank.nl

Taaladvies

Bestaat er een betekenisverschil tussen inruilen voor en inruilen tegen? Zie Inruilen voor / tegen
Waar komt de uitdrukking stuivertje wisselen vandaan en wat wordt ermee bedoeld? Zie Stuivertje wisselen

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker

De verleden tijd van ruilen is 'ruilde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft geruild'.

'iets krijgen en er iets anders voor teruggeven'

ruilen spel je R U I L E N

Andere woorden voor ruilen zijn inwisselen, omruilen, omwisselen, uitwisselen, verruilen, verwisselen en wisselen.

Op andere websites

Recentelijk gezocht