92 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `zette`
- aan de dijk zetten (=ontslaan)
- alle zeilen bijzetten (=de uiterste best doen om iets toch te bereiken)
- alles op alles zetten (=zich tot het uiterste inspannen om iets te bereiken)
- alles op één kaart zetten (=een groot risico nemen door op slechts één kans te gokken)
- alles op haren en snaren zetten (=alle middelen aanwenden / alles in het werk stellen)
- alles op het spel zetten (=alles inzetten en mogelijk alles verliezen)
- bergen kunnen verzetten (=veel taken kunnen verrichten; heel veel werk aankunnen)
- de bakens verzetten (=van richting of ingesteldheid veranderen)
- de bloemetjes buiten zetten (=uitbundig vieren)
- de bramzeilen bijzetten (=alles op alles zetten)
- de dingen op hun kop zetten (=de dingen verkeerd of omgekeerd bekijken)
- de hakken in het zand zetten (=zich opstellen als felle tegenstander van een voorstel of ontwikkeling, zonder de bereidheid te zoeken naar positieve aspecten of naar compromissen)
- de kam opzetten (=zich verweren, zich tonen)
- de kat bij de melk zetten (=iemand in verleiding brengen)
- de kat bij het spek zetten (=iemand in verleiding brengen)
- de klok achteruit zetten (=terug naar oude toestanden gaan)
- de kroon op het werk zetten (=het werk prachtig voltooien)
- de lakense bril erbij opzetten (=bijzonder scherp toekijken)
- de meitak op een werk zetten (=het werk afmaken)
- de poes op de bak zetten. (=urineren)
- de puntjes op de i zetten (=de details erbij zetten - orde op zaken stellen)
- de schouders eronder zetten (=zich voor iets inspannen)
- de sokken erin zetten (=hard weglopen)
- de tanden op elkaar zetten (=zichzelf dwingen om stil te zijn of door te zetten.)
- de tering naar de nering zetten (=leven met de middelen die men heeft)
- de voet dwars zetten (=iets verhinderen of bemoeilijken)
- een boom(pje) opzetten (=een informele discussie starten)
- een geloof dat bergen kan verzetten (=een sterk geloof)
- een grote mond hebben/opzetten (=brutaal zijn)
- een hoge borst opzetten (=eigenwijs en hoogmoedig zijn)
- een keel opzetten (=hard schreeuwen)
- een krop opzetten (=een hoge borst opzetten - een fiere houding aannemen)
- een lang gezicht trekken/zetten (=laten merken dat men niet tevreden is)
- een tandje bijzetten (=extra inspanning leveren. (de gashendel een tand verschuiven))
- een verdieping op zijn huis zetten (=hypotheek nemen)
- er een kruisje bij zetten (=er attent op maken)
- er een punt achter zetten (=er voorgoed mee stoppen)
- er een streep onder zetten (=er een eind aan maken, ermee stoppen)
- er het mes inzetten (=er grondig op ingrijpen, in de uitgaven besnoeien)
- er zijn tanden inzetten (=vasthoudend zijn, niet snel opgeven)
- er zijn zinnen op zetten (=iets graag willen hebben)
- geen aarde aan de dijk zetten (=niet helpen)
- geen voet verzetten (=niet bewegen - niets willen doen)
- geen zoden aan de dijk brengen/zetten (=niets bijdragen tot)
- grote ogen opzetten (=erg verbaasd zijn)
- het glaasje op zijn kant zetten (=het glas uitdrinken)
- het mes op de keel zetten (=onder sterke druk zetten)
- het vaatje op zijn kant zetten (=het vat leegmaken (uitdrinken))
- het zeil in top zetten (=een zo goed mogelijke vertoning weggeven)
- iemand aan de dijk zetten (=iemand ontslaan)
39 betekenissen bevatten `zette`
- in het gareel spannen (=aan het werk zetten)
- met de vork schrijven (=afzetten, meer kosten rekenen dan werkelijk gemaakt)
- alles op het spel zetten (=alles inzetten en mogelijk alles verliezen)
- de bramzeilen bijzetten (=alles op alles zetten)
- er voor gaan (=besluiten aan een onzekere onderneming te beginnen en zich er volledig voor in te zetten)
- een bodemloze put (=dat kost ontzettend veel geld)
- de kraan dichtdraaien (=de (financiële) hulp sterk verminderen of stopzetten)
- de harp aan de wilgen hangen (=de bezigheden stopzetten)
- de puntjes op de i zetten (=de details erbij zetten - orde op zaken stellen)
- in zijn kraag duiken (=de kraag hoog opzetten tegen de koude)
- wie de pot breekt betaalt de scherven (=de veroorzaker van schade moet de situatie zelf rechtzetten.)
- doorgaan tot het gaatje (=doorzetten tot het einde is bereikt)
- het gemeste kalf slachten (=een groot feest opzetten / het beste en lekkerste eten op tafel zetten)
- je sluis openzetten (=een grote mond zetten)
- een krop opzetten (=een hoge borst opzetten - een fiere houding aannemen)
- hem van jetje/katoen geven (=er vaart achter zetten)
- hoog spel spelen (=gevaarlijk spel spelen, veel inzetten)
- iemand de huid over de oren halen (=iemand afzetten, bedriegen)
- met iemand afrekenen (=iemand betalen; iemand iets betaald zetten)
- iemand de ijzers aanleggen (=iemand boeien of onder grote druk zetten)
- iemand in het gareel slaan (=iemand dwingen voor je te werken, iemand aan het werk zetten)
- iemand het vuur na aan de schenen leggen (=iemand onder druk zetten)
- iemand het mes op de keel zetten (=iemand onder zware druk zetten)
- iemand de duimschroeven aanzetten (=iemand scherp ondervragen, onder grote druk zetten)
- bloot slaat dood (=iemand voor het blok zetten: iemand dwingen een keuze te maken)
- over mijn lijk (=ik zal mij daar met alle kracht tegen verzetten)
- je met hand en tand verzetten (=je heftig verzetten en er alles aan doen om het niet te laten doorgaan)
- op een blind paard wedden. (=je inzetten voor iets wat gedoemd is te mislukken)
- je in de kaart laten kijken (=meestal onopzettelijk een ander inzicht geven in je bedoelingen)
- het mes op de keel zetten (=onder sterke druk zetten)
- uit het zadel wippen. (=ontslaan of uit een functie zetten)
- de gestadige jager wint (=regelmatig doorzetten geeft het beste resultaat)
- tegen de stroom is het kwaad roeien / zwemmen (=tegen algemene opvattingen kan men zich moeilijk verzetten)
- werk aan de winkel zijn (=veel werk te verzetten zijn)
- je volle gewicht in de strijd werpen (=zich er volledig voor inzetten)
- iemand of iets het hoofd bieden (=zich met verstand en beleid verzetten tegen iemand of iets, iemand weerstaan)
- de verzenen tegen de prikkels slaan (=zich verzetten tegen iets wat niet tegen te gaan is)
- de tanden op elkaar zetten (=zichzelf dwingen om stil te zijn of door te zetten.)
- de lier aan de wilgen hangen (=zijn bezigheden stopzetten)
50 dialectgezegden bevatten `zette`
- 'n gezicht zette wi-j 'n schaermoês (=iemand die bang is) (Weerts)
- A zette zaon sirein oep (=Hij begon te wenen met veel lawaai) (Mechels (BE))
- ajis te stoem oem lege zakke recht te zette (=hij is waardeloos) (Antwerps)
- alles op aore en snaore zette (=alles doen om te bewerkstelligen) (Oudenbosch)
- dae kan nog nie ës ne lieëge zak raech zètte (=die is voor niks goed !) (Munsterbilzen - Minsters)
- das ne goeie vur lege zakke mee recht te zette (=daar kun je niks mee aanvangen) (Hoogstraats)
- De bloemekes boëte zette (=Zich goed laten gaan) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- de boel onne gank zètte (='t vuur aan 't lont steken) (Munsterbilzen - Minsters)
- de broene op stâl zette (=niets meer kopen) (Weerts)
- de broene oppe stál zétte (=Klaar zijn met een werk) (Weerts)
- De deu oep e spletje zette (=De deur op een kier zetten) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- de diër wijd oeëpë zètte (=er kans toe geven) (Munsterbilzen - Minsters)
- de hoes nie den heilen trap te zien vër den ieëste stap te zètte (=één minuut bestaat uit zestig seconden) (Munsterbilzen - Minsters)
- de kêrk oppe toeëre zette (=de zaak verkeerd aanpakken) (Weerts)
- de kons zene villo ter tiëge zètte (=grote planten in de tuin hebben) (Munsterbilzen - Minsters)
- de sjeir trèn zètte (=besnoeien op uitgaven) (Munsterbilzen - Minsters)
- de stiêp ônger de kér zette (=het bijltje er bij neer gooien) (Weerts)
- de taering noë de naering zètte (=niet méér uitgeven dan je kan verdienen) (Munsterbilzen - Minsters)
- de was te waaëk zette (=de was laten weken) (winksels)
- De wouf bie de sjäöp zètte (=De kat op het spek binden) (Sittards)
- de zök d'r ien zette (=tempo maken) (Wells)
- De zök d' r ien zette (=Vaart maken) (Genneps)
- den traajn oppet verkeirde spoeër zètte (=een hovenier om de tuin leiden) (Munsterbilzen - Minsters)
- doë konste zene fits tiëge zétte (=die porei is dik en lang) (Bilzers)
- een sjeef krijge / zètte (=een scheef antwoord krijgen / geven) (Munsterbilzen - Minsters)
- ein gezicht zétte as zoormoos (=bedenkelijk kijken) (Weerts)
- emes de pin oppe naas zètte (=iemand onder druk zetten) (Heitsers)
- Emes in de zeik zètte (=Iemand voor schut zetten) (Steins)
- emes op eine stómp zètte (=iemand figuurlijk vastzetten; iemand voor het blok zetten) (Heitsers)
- èn de bak zètte (=achter tralies zetten) (Bilzers)
- ën dikke lip zètte (=niet erg tevreden zijn) (Munsterbilzen - Minsters)
- enen op zën hat zètte (=eentje drinken) (Munsterbilzen - Minsters)
- ët spiël aon de gank zètte (=het spel zit op de wagen) (Munsterbilzen - Minsters)
- èttalaasj (=vèr poepen in te zètte) (Dendermonds)
- euh kent oep den buwk zette (=aangifte van geboorte doen) (Arendonks)
- ge mottem is op zun nummer zette (=je moet hem tot de orde roepen) (Oudenbosch)
- geeste alles wir op ën raaj zètte (=blijf uit je neus !) (Munsterbilzen - Minsters)
- get te bakke zêtte (=een actie of initiatief voorbereiden) (Neerharens)
- goal zette (=doelpunt maken) (Astens)
- graute sjrieë zètte (=grote stappen zetten, goed vooruitgaan) (Munsterbilzen - Minsters)
- Haai is oep een aander e fleutje goan zette (=Hij is elders gaan naaien) (Turnhouts)
- hae ès nog te loemp vër liëg zêk raech te zètte (=de meest eenvoudige zaken kan hij nog niet aan) (Munsterbilzen - Minsters)
- hae spieëlde mèt vieër (=de brandverzekeraar zette er meer vuur achter) (Munsterbilzen - Minsters)
- Hie het weinig bie te zette (=Hij heeft niet veel kracht) (Nijkerks)
- hij is nog te lillek om tusse de ette te zette (=Hij is nog te lelijk om als vogelverschrikker te dienen.) (Beverloos )
- hij zette 'n grode mond op (=hij werd brutaal) (Westerkwartiers)
- ich gon zene kop ès tèsse zen twei aure zétte (=ik zal je eens goed bestraffen) (Munsterbilzen - Minsters)
- ich kan gene voet mei vër den aandre zètte (=ik ben totaal uitgeblust) (Munsterbilzen - Minsters)
- ich zal zen naoës és goed tésse zen twei aure zétte (=ik ga u eens deftig onderhanden nemen) (Bilzers)
- ie zette 't ip 'n looëpn (=hij liep weg, hij wilde ontsnappen) (Waregems)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen