Spreekwoorden met `verkeerd`

Zoek

9 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `verkeerd`

  1. aan het verkeerde kantoor zijn (=iemand die je niet kan helpen)
  2. de mijn is verkeerd gesprongen (=ongeveer als: wie een put graaft voor een ander, valt er zelf in)
  3. de muts zich verkeerd staan (=een slecht humeur hebben)
  4. een slak op de goede weg, wint het van een haas op de verkeerde weg (=je kunt beter iets langzaam en goed doen, dan snel en niet goed)
  5. hoe geleerder, hoe verkeerder (=wie te geleerd is mist soms eenvoudig gezond verstand)
  6. iemand op het verkeerde been zetten (=iemand ergens een verkeerde indruk van geven, waardoor hij of zij iets gaat denken wat helemaal niet klopt)
  7. met het verkeerde been uit bed stappen (=een slecht humeur hebben)
  8. op het verkeerde paard wedden (=een verkeerde inschatting maken)
  9. op het verkeerde paard wedden. (=zich misrekenen)

21 betekenissen bevatten `verkeerd`

  1. als de herder dwaalt dolen de schapen (=als de leider het verkeerd doet weten de mensen die hem volgen niet wat ze doen moeten)
  2. als het schip lek is, gaan de ratten van boord. (=als het verkeerd loopt, laten valse vrienden je in de steek)
  3. eén kwade dag maakt de winter niet. (=als iets verkeerd gaat, hoeft nog niet alles verkeerd te gaan.)
  4. geen spreker die een zwijger verbetert. (=als je niets zegt zeg je niets verkeerds)
  5. dat is het begin van het einde (=dat is het begin van iets dat uiteindelijk verkeerd zal aflopen)
  6. de dingen op hun kop zetten (=de dingen verkeerd of omgekeerd bekijken)
  7. het moeras insturen (=de verkeerde richting op sturen)
  8. de ossen achter de ploeg spannen (=de zaak verkeerd aanpakken)
  9. iemand de les lezen (=duidelijk zeggen dat iemand iets verkeerds gedaan heeft)
  10. op het verkeerde paard wedden (=een verkeerde inschatting maken)
  11. het kippenei grijpen en het ganzenei laten lopen (=een verkeerde keuze maken)
  12. averechts uitpakken (=helemaal verkeerd aflopen. Tegengesteld uitpakken)
  13. iemand op het verkeerde been zetten (=iemand ergens een verkeerde indruk van geven, waardoor hij of zij iets gaat denken wat helemaal niet klopt)
  14. niet aan het juiste adres zijn (=iets aan de verkeerde persoon vragen)
  15. het paard achter de wagen spannen (=iets nutteloos doen of verkeerd aanpakken)
  16. beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald (=je kan beter iets voortijdig stoppen dan doorgaan tot het helemaal verkeerd gaat)
  17. de Breeveertien opgaan (=verkeerde dingen doen)
  18. iets op zijn kerfstok hebben (=verkeerde dingen gedaan hebben)
  19. wat men aan het zaad spaart verliest men aan de oogst (=verkeerde zuinigheid is niet goed)
  20. je moet geen `hei` roepen voordat je de brug over bent (=vreugde over een goede afloop is pas toepasselijk als er niets meer verkeerd kan gaan)
  21. ook de beste boom geeft slechte vruchten (=zelfs goede ouders kunnen kinderen hebben die het verkeerde pad inslaan.)

50 dialectgezegden bevatten `verkeerd`

  1. 'k mag er nie goed op (ô) peizen (=als men vreest dat iets verkeerd gaat aflopen) (Sint-Niklaas)
  2. 'k misse mij (=Ik zeg het verkeerd) (Waregems)
  3. 't es d'antdoag die nien deugt (=je hanteert dat gereedschap verkeerd) (Wichels)
  4. 't goa doar 'n wiel ofluuëpn (=het zal daar verkeerd aflopen) (Waregems)
  5. 't is een dubbeltje op zien kaant (=het kan goed gaan, het kan verkeerd aflopen) (Westerkwartiers)
  6. 't mis ip hen (=het verkeerd voor hebben) (Waregems)
  7. 't peerd achter de woag'n spann'n (=de zaak verkeerd aanpakken) (Westerkwartiers)
  8. 't zit koentekeraafs (=verkeerd ineen) (Veurns)
  9. 't zuur aan main zoetje (=iets dat verkeerd afloopt) (Gents)
  10. ‘K was abuis (=Ik had het verkeerd) (Bergs)
  11. aes de as brikt velt de ker (=bang dat er iets verkeerd gaat) (Maasbrees)
  12. alle proemn in n drek (=alles gaat verkeerd) (Twents)
  13. aoj je gat verbrand moej up de blaozn zittn (=als je iets verkeerd doet moet je er de gevolgen van dragen) (Kortemarks)
  14. as se dae inne klump zeiks waertj ’t noeëts mieeër druueg (=eenmaal verkeerd gedaan komt het nooit meer goed) (Heitsers)
  15. conterverkeeërd (=totaal verkeerd (bezig) ) (Waregems)
  16. da des nen eruir da ni zjust een es (=ik ben verkeerd) (tervurens)
  17. da t (d) eugt tor nie (=daar gaat iets verkeerd) (Sint-Niklaas)
  18. da's konte verkeeird (=dat is volledig verkeerd) (Vels)
  19. Da' s de pad op zeven (=verkeerd rijden, via en omweg iets bereiken) (Zeeuws)
  20. das e misse die nie zjuust is (=het is verkeerd) (Kortemarks)
  21. dat klop van gein kante (=dat is helemaal verkeerd) (Vlijtingens)
  22. de kêrk oppe toeëre zette (=de zaak verkeerd aanpakken) (Weerts)
  23. de vriedah is mè de zoaterdah toe (=een verkeerd dichtgeknoopt hemd) (Izegems)
  24. den ugst'n afgeschoot'n én (=iets verkeerd gedaan hebben) (oudenaards)
  25. der komme neste van (=dat loopt verkeerd af) (Temses)
  26. det is neet ónaeve (=dat is niet verkeerd) (Heitsers)
  27. doar godde lijnen mé roûn (=dat gaat voor u verkeerd aflopen (moeilijkheden mee krijgen) ) (Sint-Niklaas)
  28. e koë voer e kof verston (=alles verkeerd begrijpen) (Veurns)
  29. Een goeie haene is niej vet (=Mager is niet verkeerd) (Ouddorps)
  30. ët piëd aater de kaar (ploeg) spanne (=iets totaal verkeerd aanpakken) (Munsterbilzen - Minsters)
  31. gè misgeven (=gij hebt verkeerd gegeven (kaartspel) ) (Sint-Niklaas)
  32. ge zit er glad neefest (=verkeerd geraden) (Kaprijks)
  33. get eu kessens verkeerd an (=doe je kousen goedd aan) (Evergems)
  34. Get ne verkejede nummer gedroit (=U bent verkeerd verbonden) (Geels)
  35. goldur zè verkeerd (=jullie zijn verkeerd) (Sint-Niklaas)
  36. Hee hef ' n kop verkeerd stoan (=Hij is in een slechte bui) (Twents)
  37. hee hef de kop verkeerd staon (=chagarijnig) (oldebroeks)
  38. Hi'j deu een misse taas (=Hij gokte verkeerd) (Giethoorns)
  39. hie/zie was arg verkeerd (=hij / zij was erg boos) (Putters)
  40. I'j deu een misse taas (=Hij gokte verkeerd) (Giethoorns)
  41. ich moes ferm op men toeng bijte (=ik moest me goed inhouden om niets verkeerd te zeggen) (Bilzers)
  42. iets oitmeedn (=iets doms, verkeerd (slecht) doen) (Waregems)
  43. ijee z n eige in de kaant gereje (=dat is voor hem verkeerd afgelopen) (Oudenbosch)
  44. Ik vertrooj mun eige (=Ik stapte verkeerd) (Ewijk (Euiwwiks))
  45. je hen je leerzen krang an (=je hebt je laarzen verkeerd om aan) (Putters)
  46. je kómmen van 't pissebedde in 't kakkebedde (=het gaat helemaal verkeerd) (Huizers)
  47. jommer baenieëgae (=maar dat heb je helemaal verkeerd) (Wichels)
  48. keet misup (=ik heb het verkeerd voor) (Kortemarks)
  49. klienkeband vor oamerstèèrt verstoan (=verkeerd begrijpen) (Veurns)
  50. Kwaodaordige uuutdrukking,zo verkeerd as een vaarken (=verkeerd) (Giethoorns)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen