Spreekwoorden met `vel`

Zoek

49 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `vel`

  1. aan hetzelfde euvel mank gaan (=dezelfde fouten maken als iemand anders)
  2. advocaat van de duivel spelen (=een mening geven waar je het zelf niet mee eens bent, maar die je geeft om reacties uit te lokken)
  3. alle duivels uit de hel vloeken (=heftig vloeken)
  4. als men van de duivel spreekt trapt men hem op zijn staart (=degene waarover men spreekt, laat zich dikwijls op dat moment zien)
  5. bij de duivel te biecht gaan (=bij de vijand om raad gaan)
  6. dat mag de duivel weten (=dat weet ik niet)
  7. de duivel op het kussen binden (=met iedereen raad weten)
  8. de duivel schijt altijd op de grootste hoop (=het ongeluk treft meestal degenen die al in moeilijkheden verkeren.)
  9. de duvelstoejager (=iemand die overal goed in is)
  10. een geplaveide weg is des duivels oorkussen (=als je niets doet en lui bent, doe je ook niks goeds / mensen die zich vervelen omdat ze niets te doen hebben, kunnen tot de slechts dingen komen daardoor)
  11. een goede gevel versiert het huis. (=gezegd over mensen met een grote neus)
  12. een kaars voor de duivel branden (=slechte daden goedpraten omdat er je er voordeel uit kan halen)
  13. een Salomonsoordeel vellen (=met een heel vraagstuk een zeer wijze en goede beslissing nemen)
  14. er zijn vele wegen die naar Rome leiden (=er zijn meerdere manieren om iets te doen)
  15. heeft de duivel `t paard gegeten, dan neemt hij de toom ook nog. (=ben je eenmaal in handen van slechte mensen gevallen, dan verlies je alles.)
  16. heeft de duivel het paard gegeten, dan neemt hij de toom ook nog. (=ben je eenmaal in de macht van slechte mensen, dan wordt het alleen maar erger)
  17. het vel over de oren halen/trekken (=geld afpersen)
  18. het veld behouden (=niet opgeven)
  19. het veld ruimen (=vertrekken om plaats te maken voor een ander)
  20. het vossenvel aandoen (=op sluwe wijze iets willen bereiken)
  21. iemand het vel over de oren halen (=iemand te veel laten betalen)
  22. in de nood eet de duivel vliegen. (=als je in nood verkeert, stel je je tevreden met dingen die je anders zou weigeren.)
  23. in een slecht vel steken (=ongezond zijn - iets ongunstigs te verwachten hebben)
  24. in geen velden of wegen te zien zijn (=iets is helemaal nergens te vinden)
  25. in iemands vel steken (=het lichamelijke lot van iemand anders ondervinden)
  26. je kan geen kei het vel afstropen (=bij de arme valt niets te rapen)
  27. je vel duur verkopen (=het slechts onder de grootste druk opgeven)
  28. kap en keuvel (=de hele boel)
  29. kiezen of delen/kavelen (=maak uw keuze!)
  30. kleine houwen vellen grote eiken. (=met veel kleine beetjes kun je veel bereiken)
  31. komen waar de duivel zijn staart keert (=op een zeer onherbergzame plaats aankomen.)
  32. ledigheid is des duivels oorkussen (=niets te doen hebben leidt tot misdaden)
  33. loop naar de duivel/maan/pomp (=ga weg!)
  34. met de witte perdekies naar velzeke rijden (=krankzinnig worden. In Velzeke bevindt zich een sanatorium; de `witte perdekies` (witte paardjes) verwijzen naar een ziekenwagen, waarmee de geestesgestoorde afgevoerd wordt. Uitdrukking uit het zuiden van Oost-Vlaanderen)
  35. niet het vele is goed, maar het goede is veel. (=kwaliteit is beter dan kwantiteit)
  36. niet in een goed vel steken (=altijd ziek zijn, nooit gezond)
  37. op het veld van eer gevallen (=eervol gesneuveld)
  38. te dom zijn om voor de duvel/duivel te dansen (=heel erg dom zijn)
  39. twee geloven op een kussen daar slaapt de duivel tussen (=als twee personen van een verschillend geloof trouwen, gaat het zelden goed)
  40. uit het veld geslagen zijn (=helemaal van streek zijn)
  41. uit zijn vel springen (=zeer kwaad zijn)
  42. vel over been zijn (=erg mager zijn)
  43. veld winnen (=steeds belangrijker worden)
  44. vele handen maken licht werk (=als een karwei samen wordt opgepakt is het snel en gemakkelijk gedaan)
  45. vele kleintjes maken een grote (=veel kleine stukjes leveren uiteindelijk ook een geheel op)
  46. voor geld kun je de duivel doen dansen (=met geld kun je alles gedaan krijgen)
  47. wie met de duivel uit één schotel wil eten, moet een lange lepel hebben. (=het valt niet mee iemand te bedriegen, die er zelf bedrieglijke parktijken op na houdt.)
  48. wie naar zijn moeder en vader niet hoort moet het kalfsvel volgen (=wie niet naar zijn ouders luistert, moet soldaat worden)
  49. zuivel op zuivel is voer voor de duivel (=werd gezegd als je te veel zuivel at terwijl het schaars was)

44 betekenissen bevatten `vel`

  1. op de vingers kijken (=(Op een vervelende manier) scherp toezien hoe iemand iets doet, zodat elke fout direct opgemerkt wordt)
  2. eén rotte appel in de mand, maakt al het gave fruit te schand (=als één persoon uit een groep zich misdraagt, wordt de hele groep erop aangekeken. / Een negatieve beïnvloeding van één persoon kan vele anderen op het slechte pad brengen.)
  3. men noemt geen koe bont, of er is een vlekje aan (=als er allerlei vervelende dingen worden verteld is er vast wel iets van waar)
  4. een geplaveide weg is des duivels oorkussen (=als je niets doet en lui bent, doe je ook niks goeds / mensen die zich vervelen omdat ze niets te doen hebben, kunnen tot de slechts dingen komen daardoor)
  5. uitdrogen als een Harderwijker (=alsmaar vervelender worden)
  6. van leer trekken (=beginnen met vechten, duidelijk laten merken dat iets als vervelend ervaren wordt)
  7. het is muis als moer, een staart hebben ze allemaal. (=beide opties zijn vervelend)
  8. in het oog houden (=binnen het gezichtsveld houden)
  9. in het oog hebben (=binnen het gezichtsveld zijn)
  10. commandeer je hond en blaf zelf (=dat bevel weiger ik uit te voeren)
  11. de jongste ezel moet het pak dragen (=de jongste moet de vervelende klusjes opknappen)
  12. door het kluisgat aan boord komen (=de lagere rangen doorlopen alvorens bevelhebber te worden)
  13. moet is een bitter kruid. (=dingen die men moet doen kunnen onaangenaam of vervelend zijn.)
  14. moeten kiezen of delen (=een (vervelende) keus moeten maken)
  15. in de grond boren (=een idee op vervelende wijze sterk afkeuren)
  16. dat is een kwal (=een uiterst vervelend persoon)
  17. waarheid met de slag om de arm (=een waarheid die vele facetten kent)
  18. op het veld van eer gevallen (=eervol gesneuveld)
  19. er dienen geen twee masten op een schip (=er kan er maar één het bevel voeren)
  20. je de wet niet voor laten schrijven (=geen bevelen accepteren van een ander)
  21. Joost mag het weten (=geen idee hebben (Joost = de duivel))
  22. geld verzoet de arbeid (=geld dat je krijgt maakt het harde vervelende werk weer goed)
  23. je zou er toveren leren (=het is er erg vervelend)
  24. de Benjamin zijn (=het lievelingetje zijn)
  25. de hete aardappel doorspelen (=iemand anders de vervelende klus laten opknappen)
  26. een goed woord voor iemand doen (=iemand bij een ander aanbevelen)
  27. iemand wel achter het behang kunnen plakken (=iemand heel vervelend vinden, waardoor je het liefst even helemaal niets meer met hem of haar te maken zou willen hebben)
  28. iemand van de sokken slaan (=iemand vellen, neerslaan)
  29. iemands oogappel/ooilam zijn (=iemands lieveling zijn (vaak kind))
  30. de schurft aan iets hebben (=iets erg vervelend vinden)
  31. in een glazen huis wonen (=iets op zijn kerfstok hebben / geen privéleven hebben)
  32. de pil vergulden (=iets vervelends op zo vriendelijk mogelijke manier zeggen)
  33. in de aap gelogeerd zijn (=in een vervelende positie beland zijn)
  34. in het vizier hebben (=in het oog hebben, binnen het gezichtsveld zijn)
  35. een kat komt altijd op z`n pootjes terecht (=ingewikkelde en vervelende dingen kunnen vanzelf weer voor elkaar komen)
  36. met de witte perdekies naar Velzeke rijden (=krankzinnig worden. In velzeke bevindt zich een sanatorium; de `witte perdekies` (witte paardjes) verwijzen naar een ziekenwagen, waarmee de geestesgestoorde afgevoerd wordt. Uitdrukking uit het zuiden van Oost-Vlaanderen)
  37. omstaan leren (=leren schikken naar de wensen en bevelen van een ander)
  38. als bijen naar de honing komen (=met velen komen en sterk gemotiveerd zijn)
  39. een appeltje met iemand te schillen hebben (=nog een vervelend onderwerp met iemand te bepraten hebben)
  40. door de kajuitsramen aan boord komen (=onmiddellijk bevelhebber worden, zonder eerste ondergeschikte te zijn geweest)
  41. op je stokpaardje zitten (=over je lievelingsthema spreken)
  42. zuivel op zuivel is voer voor de duivel (=werd gezegd als je te veel zuivel at terwijl het schaars was)
  43. een kater hebben (=zich beroerd en vervelend voelen (meestal na te veel alcohol))
  44. met zijn ziel onder de arm lopen (=zich vervelen)

50 dialectgezegden bevatten `vel`

  1. 'n vel makrons (=makrons (koekjes) ) (Overmeers)
  2. 't is ow vel in bieën [vel en been] (=hij / zij is graatmager) (Kaprijks)
  3. 't vel over biën (=graatmager) (Wichels)
  4. 't vel over de bieënen (=broodmager) (Meers)
  5. 't vel over de biejenen (=zeer mager) (Meers)
  6. 't vel over de biënen (=erg mager persoon) (Meers)
  7. achtre eentwie ze vel wachtn (=wachten op iemand) (Kortemarks)
  8. as 'nne pestoeër boeëtermèllek dreenktj en 'nne boor wiên, staeke ze allebei-j in gein good vel (=doe je niet anders voor dan je bent) (Weerts)
  9. au vel /versleite badsloef (=oud persoon) (Vilvoords)
  10. aut ze vel springe van kolaer (=uitzinnig zijn van woede) (Munsterbilzen - Minsters)
  11. autse vel springe (=kwaad worden) (Munsterbilzen - Minsters)
  12. autze vel springe (=kwaad reageren) (Bilzers)
  13. Bau éster nau (én ze vel atter nie gestreep és) (=waar is hij nu toch) (Munsterbilzen - Minsters)
  14. Bij` j ook bange veur een vlei(e) (=Lust je wel een vel op je melk) (Hoogeveens)
  15. Bij`j ok bange veur vlijen (melkvellen.) (=Bezwaar tegen een vel op de melk) (Hoogeveens)
  16. d'r lijt 'n vlei op mien melk (=er ligt een vel op mijn melk) (Westerkwartiers)
  17. daaj ès vel iëver de kniëk (=zij is graatmager) (Munsterbilzen - Minsters)
  18. Dae doog èn ze vêl ni!; dae doog èn zen praaj nie (=Die deugt voor niets) (Bilzers)
  19. dae dougtj in zien vel neet (=hij is een zeer ondeugend iemand) (Heitsers)
  20. das vel i (=zij / hij is broodmager) (Bilzers)
  21. das vel iëver de knoëk (=zij is graatmager) (Munsterbilzen - Minsters)
  22. de kons zen knieëk tëlle (='t is vel over het been) (Munsterbilzen - Minsters)
  23. Die ef een vel veur de kop as een bolle veur de kni-jen (=Een overschillig persoon) (Giethoorns)
  24. Die ef een vel veur de kop as een bolle veur de kni'jen (=Een onverschillig iemand) (Giethoorns)
  25. dik vel hubbe (=ongevoelig voor kritiek) (Opglabbeeks)
  26. doe ne poëtj 't vel af! (=het is hopeloos) (Ninoofs)
  27. e ruttelt inze vel (=hij is mager) (West-Vlaams)
  28. één 't vel over d'oor'n trekk'n (=iemand een te hoge prijs laten betalen) (Westerkwartiers)
  29. een vel van ' n deerne (=Vervelende meid) (Epers)
  30. Ei ligd op zenne zwing, 'ij 'eed e vel over zijn oëgen (=Hij slaapt) (Melseels)
  31. En aspergebeun, t vel oever de beenen (=Mager zijn) (Ninoofs)
  32. ene zain vel afstropen (=iemand afzetten) (Hulsters (NL))
  33. ene zonder vel gaan draaien (=naar het toilet) (Antwerps)
  34. ge keu gene kei 't vel afdoen (=van een arme kan je niets bekomen) (Knesselaars)
  35. ge kun z n knoke telle (=hij is vel over been) (Oudenbosch)
  36. gekapt (=sosisse zonder vèl) (Dendermonds)
  37. haag haan en viet werm, vël moëtëg zënen derm, zet geregeld zën poët van aatër oëpe...dan kan den dëktaur noë de kl... lope (=hou je warm, eet niet teveel, zorg dat je goed afgaat..dan is de dokter overbodig) (Munsterbilzen - Minsters)
  38. hae kos wol aut ze vel springe (van roeëzernaaj) (=hij was razend kwaad) (Munsterbilzen - Minsters)
  39. hè reej um verèkkes (=hij sprong uit zijn vel van kwaadheid) (Tilburgs)
  40. Hel of neet hel t'rin met det vel (=Hard of niet hard erin met dat vel) (Kinroois)
  41. hi-j stek niet goed in zien vel (=Geen goede gezondheid) (Giethoorns)
  42. hij is doar heulemoal ien zien element (=daar zit hij lekker in zijn vel) (Westerkwartiers)
  43. hij is goed op dreef (=hij zit goed in zijn vel) (Westerkwartiers)
  44. hij prót as een wors zonder vel (=hij kraamt onzin uit) (Noord-Veluws)
  45. hij pröt as een wörs zonder vel (=hij kraamt onzin uit) (oldebroeks)
  46. hij sprong uut zien vel (=hij was buiten zichzelf van woede) (Westerkwartiers)
  47. ich bèn roëzëtëg kaud, tès vër aut me vel te springe (=ik ben razend kwaad, om uit mijn vel te springen) (Munsterbilzen - Minsters)
  48. ich sjiet toch liever aut mën sloeffë as aut më vel (=ik ben liever een beetje kwaad dan woedend) (Munsterbilzen - Minsters)
  49. ie spring eut zyn vel van kleire (=hij is razend) (Harelbeeks)
  50. iemed et vel aofstreepe (=iemand alles afpakken) (Munsterbilzen - Minsters)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen