Spreekwoorden met `uit de`

Zoek


79 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `uit de`

  1. alle duivels uit de hel vloeken (=heftig vloeken)
  2. als een feniks uit de as herrijzen (=na de totale vernietiging opnieuw opbouwen)
  3. als een pijl uit de boog (zijn) (=snel vertrekken)
  4. als paddenstoelen uit de grond schieten (=snel en in grote massa tevoorschijn komen)
  5. als winnaar/beste uit de bus komen (=iets of iemand blijkt het beste te zijn)
  6. dat is er een uit de arke noachs (=dat is er een uit een groot gezin)
  7. de geest is uit de fles (=dit is niet meer controleerbaar)
  8. de handen uit de mouwen steken (=aan de slag gaan en aanpakken)
  9. de kat uit de boom kijken (=een afwachtende houding aannemen)
  10. de kou is uit de lucht. (=het is opgelost)
  11. de krenten uit de pap halen (=de meest aantrekkelijke gedeelten voor zichzelf bestemmen, bijvoorbeeld de meest interessante taken uit een omvangrijk werk)
  12. de lens is uit de wagen (=de zaak is vastgelopen)
  13. de rotte appels uit de mand halen (=de minder getalenteerde personen wegsturen, de minder goede dingen sorteren van de goede dingen)
  14. de woorden uit de mond halen/nemen (=zeggen wat de ander ook net wou zeggen)
  15. dit loopt uit de hand (=dit is niet meer onder controle)
  16. een glas op zijn tijd houdt de mot uit de maag. (=wordt gezegd door mensen die graag een borreltje lusten)
  17. een lot uit de loterij trekken (=precies de juiste persoon of ding gevonden hebben wat er nodig was)
  18. een rad uit de wagen. (=een flinke tegenvaller)
  19. een veeg uit de pan krijgen (=een klap incasseren / op zijn donder krijgen / een standje krijgen)
  20. eten uit de korf zonder zorg (=geen zorgen meer hebben over zijn levensonderhoud)
  21. goed uit de verf komen (=beter tot uiting komen of succesvoller zijn dan verwacht.)
  22. het een eind uit de broek laten hangen (=royaal zijn)
  23. het moet uit de lengte of uit de breedte komen (=het moet hoe dan ook uitgespaard worden)
  24. het onderste uit de kan willen (=het uiterste willen)
  25. het vuur uit de sloffen lopen (=een uiterste inspanning leveren door hard te lopen)
  26. iemand de wind uit de zeilen nemen (=iemand dwars zitten)
  27. iemand de woorden uit de mond halen (=voor een ander spreken)
  28. iemand het brood uit de mond nemen/stoten (=iemand het onmogelijk maken om in eigen inkomen te kunnen voorzien)
  29. iemand uit de brand helpen (=iemand uit de nood helpen)
  30. iemand uit de droom helpen (=iemand vertellen hoe het écht in elkaar zit)
  31. iemand uit de loog borstelen (=hem nieuwe kleren geven)
  32. iemand uit de tent lokken (=het voor elkaar krijgen dat iemand ergens een uitspraak over doet)
  33. iets uit de doeken doen (=iets uitleggen)
  34. iets uit de eerste hand hebben (=ergens zelf bij zijn geweest of hebben gehoord van iemand die het zelf heeft meegemaakt)
  35. je uit de markt prijzen (=door eigen toedoen laten anderen diegene links liggen)
  36. je uit de naad lopen (=veel lopen , zijn uiterste best doen)
  37. je uit de naad werken (=veel werken, zijn uiterste best doen)
  38. je uit de voeten maken (=maken dat men wegkomt)
  39. leven uit de korf zonder zorg (=onbekommerd leven)
  40. lot uit de loterij (=onvoorspelbaar)
  41. mee-eten uit de grote pot van Egypte (=meegenieten zonder vergoeding)
  42. nu komt de aap uit de mouw (=nu blijkt wat werkelijk de bedoeling was)
  43. oude koeien uit de sloot halen (=oude geschiedenissen terug ten tonele voeren)
  44. pas uit de dop komen (=maar pas ergens aan deelnemen)
  45. strelende katjes halen het vlees uit de pot. (=kijk uit voor overdreven vleierij)
  46. uit de as herrijzen (=opnieuw opbouwen na een brand)
  47. uit de band springen (=uitbundig plezier maken, zonder rekening te houden met de regels van orde en fatsoen)
  48. uit de bol gaan (=uitbundig vieren)
  49. uit de boot vallen (=een eigen gang gaan)
  50. uit de brand zijn (=geholpen zijn, problemen opgelost)

15 betekenissen bevatten `uit de`

  1. als het hek van de dam is lopen de varkens in het koren (=als er geen toezicht is springen kinderen of ondergeschikten uit de band)
  2. het gras voor de voeten wegmaaien (=de woorden uit de mond nemen - alle kansen ontnemen)
  3. met Noach in de ark geweest zijn (=erg oud(erwets) en uit de mode zijn)
  4. de lade lichten (=geld uit de lade halen)
  5. iemand uit de brand helpen (=iemand uit de nood helpen)
  6. er je eigen plasje overheen doen (=iets een beetje veranderen zodat helemaal naar je zin is. In werksituaties kan dit soms uit de hand lopen, als er veel belanghebbers zijn die allemaal hun eigen plasje over een document willen doen. Het kan dan resulteren in een onleesbare tekst.)
  7. eten dat je zweet en werken dat je het koud krijgt, dat zijn de waren. (=slecht personeel. uit de tijd dat meiden en knechts bij de boer in de kost waren.)
  8. uit het vuistje (=uit de hand , zonder gebruik van mes en vork)
  9. uit de nesten helpen (=uit de problemen helpen)
  10. uit het moeras helpen (=uit de problemen helpen)
  11. boven Jan zijn (=uit de problemen zijn)
  12. uit het jaar nul (=volkomen ouderwets, achterhaald, uit de mode)
  13. schampavie spelen (=zich heimelijk uit de voeten maken)
  14. de hakken laten zien (=zich uit de voeten maken)
  15. met ongebroken lading wegzeilen (=zich zonder gezichtsverlies uit de situatie redden)

50 dialectgezegden bevatten `uit de`

  1. 't gevoar onner oog'n zien (=het gevaar proberen uit de weg te ruimen) (Westerkwartiers)
  2. 't land uit de dievn tellen (=niet thuis zijn) (Meers)
  3. 't nijs komt uut d'eerste haand (=het nieuws komt direkt uit de bron) (Westerkwartiers)
  4. 't wodder kwam toe de kroan uut (=het water kwam uit de kraan) (Westerkwartiers)
  5. 't zwin deur de bjêten joagn (=eens goed uit de bol gaan) (West-Vlaams)
  6. ' t is uit de noad (=wanneer de draad waarmee iets genaaid is losgaat) (Sint-Niklaas)
  7. a komt van de kanten van Gentj (=hij komt uit de streek van Gent) (Meers)
  8. a oëigen afprossen (=zich uit de naad werken) (denderleeuws)
  9. a wiltj a uituër'n (=hij wil je de pieren uit de neus halen) (Meers)
  10. aa kuujen oêt de grècht sleure (=oude koeien uit de gracht sleuren) (Sint-Katelijne-Waver)
  11. alle goeds kumt van bove, behaalve de erpel, die komme uit de grond! (=gezegde :) (Astens)
  12. alleen zene mond goeng wijd genoeg oëpe (=de valschermspringer viel uit de lucht) (Munsterbilzen - Minsters)
  13. alles uit de schuif betaole (=geen boekhouding voeren) (Oudenbosch)
  14. aut zë kot koeëmë (=uit de hoek komen) (Munsterbilzen - Minsters)
  15. bij de één moe je betoal'n, de aaner cent'n geev'm (=uit de lengte of uit de breedte, betalen moet je toch) (Westerkwartiers)
  16. bijut kruske weglope (=te vroeg uit de mis weggaan) (Oudenbosch)
  17. blisse mé waoter ôt de pitte van Rimst (=blussen met water uit de putten van Rumst) (Booms)
  18. d'es uit'n tèed van de Romèen'n (=dat is heel oud / uit de tijd van de Romeinen) (Wichels)
  19. d'oeve lig hlad uut de klemiet'n (=de hoeve ligt helemaal uit de buurt) (Zeeuws)
  20. d'r tössenoet pisse (=op slinkse wijze uit de voeten maken) (Weerts)
  21. daaj kos vieër kotse (=als 't hart in brand staat, vliegen de vonken uit de mond) (Munsterbilzen - Minsters)
  22. dae gaaptj zich oet de her (=hij gaapt flink (her = scharnieren, als de deur ‘oet de her’ hangt, dan hangt hij dus uit de scharnieren)) (Heitsers)
  23. dae haet ane waaj geluchtj (=hij kwam erachter dat het hard werken was (de waaj zit aan het einde van een vissenfuik en het is zwaar werk om die op te halen = luchte); zich in de vingers snijden (fig.) kruidenierswaren uit de koloniën) (Heitsers)
  24. Dae hat 't óg hoeëg in d'r bulles / knutsj (=Hij is heel hautain / uit de hoogte) (Mechels (NL))
  25. dalijk breekt de pleuris uit (=straks loopt het uit de hand) (Rotterdams)
  26. das nie ut schaarpste mes uit de laoj (=dat is de slimste niet) (Oudenbosch)
  27. das uit de tijd (=dat is niet meer van deze tijd) (Oudenbosch)
  28. dat hèt zenen tijd gehad (=dat is uit de mode) (Munsterbilzen - Minsters)
  29. Dat komt zo uit de haven. (=Dat is gestolen.) (Rotterdams)
  30. dat ligk wied oet de slaag (=dat is ver uit de buurt) (Steins)
  31. De duiven kommen van over (=De duiven komen uit de verkeerde richting) (Bevers)
  32. de groeve baeje (=het overlijden van iemand uit de buurt ten huize aankondigen) (Munsterbilzen - Minsters)
  33. de huus drienku mee tu puukn uut de dulvu (=de kinderen drinken met de kikkers uit de sloot) (Zeeuws)
  34. de kad’uit d’orloge kijkn (=de kat uit de boom kijken) (Kaprijks)
  35. de kap over d’aug smijten (=uit de geestelijke stand treden) (Meers)
  36. De kat komt op de koor (=De aap komt uit de mouw) (Lenniks)
  37. de kat ut de baum zeikuh (=de kat uit de boom kijken) (Haags)
  38. de katte uit d'orloge kijke (=de kat uit de boom kijken) (Gents)
  39. De ogen staon em krang in de kop (=woede en boosheid straalt hem uit de ogen) (Kampers)
  40. de raenger vult mèt ganse bèk autte loch (=de regen valt met bakken uit de lucht) (Munsterbilzen - Minsters)
  41. de schuup öt et schòp schoepe (=de schop uit de berging pikken.) (Tilburgs)
  42. de snor drukken , de kuielattuh nemuh (=zich uit de voeten maken) (Utrechts)
  43. de stoeme is me zaan kloete aan ne nagel blaaiven ange. (=de aap komt uit de mouw.) (Antwerps)
  44. de waaj inzètte (=het lekkerste eten uit de pan vissen, flink beginnen te eten) (Heitsers)
  45. de wieës nauts waaj een koe nen haos vink (=soms valt er een oplossing uit de lucht) (Munsterbilzen - Minsters)
  46. de zits haaj nie vër vliege te vange (=steek de armen maar uit de mouwen) (Munsterbilzen - Minsters)
  47. de zwijn'n deur de bieèt'n joag'n (=uit de bol gaan (veel alcohol) ) (Waregems)
  48. dea mins ait et kowed (=niet uit de voeten kunnen) (Tiens)
  49. den oup (=aap) uit d'orlooze (=uurwerk) kaaken (=de kat uit de boom kijken) (Gents)
  50. der komt der do eiene owet de histe gestesseld (=er komt iemand uit de struiken gekropen) (Hulshouts)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen