Spreekwoorden met `talen`

Zoek

11 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `talen`

  1. betalen als de paus geus wordt (=nooit betalen)
  2. de tol aan de natuur betalen (=dood gaan)
  3. een stalen voorhoofd hebben (=onbeschaamd zijn)
  4. het gelag betalen (=alle kosten moeten betalen terwijl ook anderen er schuld aan hebben)
  5. leergeld betalen (=fouten maken tijdens het leren)
  6. met gelijke munt betalen (=hetzelfde kwaad terugdoen)
  7. met gesloten beurs betalen (=door middel van een wederzijdse schuld het bedrag verrekenen)
  8. met zijn talenten woekeren (=de persoonlijke mogelijkheden/gaven goed gebruiken)
  9. naar iets talen (=ergens belangstelling voor hebben)
  10. schot en lot betalen (=zijn burgerplicht naar behoren vervullen)
  11. zwijgen in alle talen (=helemaal niets zeggen, niets van zich laten horen)

24 betekenissen bevatten `talen`

  1. het gelag betalen (=alle kosten moeten betalen terwijl ook anderen er schuld aan hebben)
  2. voor Sinterklaas spelen (=alle wensen vervullen, alles voor iedereen betalen)
  3. iemand tot op zijn hemd uitkleden (=alles van iemand afnemen, een te hoge prijs laten betalen)
  4. de rotte appels uit de mand halen (=de minder getalenteerde personen wegsturen, de minder goede dingen sorteren van de goede dingen)
  5. het zit eraan bij hem/haar (=diegene kan het betalen, er is genoeg)
  6. er peper aan eten (=duur betalen)
  7. in de bus blazen (=flink betalen)
  8. vissen hebben een goed leven (=het gelag niet betalen)
  9. met iemand afrekenen (=iemand betalen; iemand iets betaald zetten)
  10. iemand een poot uitdraaien (=iemand te veel laten betalen)
  11. iemand het vel over de oren halen (=iemand te veel laten betalen)
  12. iemand villen (=iemand te veel laten betalen / Iemand afpersen)
  13. op de pof komen (=iets kopen zonder direct te betalen)
  14. een put maken om een andere te vullen (=met de ene lening de vorige afbetalen)
  15. geld ophoesten (=met tegenzin of met moeite betalen)
  16. niet van de wind kunnen leven (=moeten werken om alles te kunnen betalen)
  17. betalen als de paus geus wordt (=nooit betalen)
  18. botje bij botje leggen (=samen geld bijeen leggen om te betalen)
  19. schoon schip maken (=schulden betalen, de boel opruimen, na ruzie/problemen samen er uit komen en het verleden laten rusten)
  20. korte afrekening maakt lange vriendschap (=snel terugbetalen (teruggeven) voorkomt ruzie)
  21. over de brug komen (=veel geld moeten betalen)
  22. veel pijlen op zijn boog hebben (=veel middelen, talenten hebben)
  23. geen hoogvlieger zijn (=weinig talent hebben)
  24. op de lat kopen (=zonder te betalen iets kopen en daarmee schulden maken)

Eén dialectgezegde bevat `talen`

  1. gieën goesting in emmen (=er niet naar talen) (Wichels)

Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen