30 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `stok`
- aan de strijkstok blijven hangen (=geld dat aan een goed doel wordt besteed verdwijnt voor een groot deel bij mensen die oneerlijke onkosten maken)
- alle gekheid op een stokje (=maar nu liever ernstig)
- allemans neus is geen kapstok. (=je moet niet alles aan iedereen vertellen.)
- als de stok stijf staat is de uil gaan vliegen (=zit je eenmaal met een erectie, dan is de wijsheid ver zoeken)
- bij elkaar passen als twee trommelstokken (=goed bij elkaar passen)
- doorgestoken kaart (=er is heel duidelijk iets mis! Hier is getracht om iemand te laten geloven dat er bij toeval iets gebeurt, terwijl het in feite van tevoren gearrangeerd is)
- droge stokvis (=een houterig iemand)
- een stok achter de deur (=een dreigement om iets gedaan te krijgen)
- een stok in de lenden leggen (=slaan)
- een stok in het wiel steken (=iets of iemand tegenwerken)
- een stok vinden om de hond te slaan (=om maar iemand te kunnen bekritiseren een nadelig punt vinden)
- er blijft veel aan maat en strijkstok hangen (=lang niet alles komt op zijn plaats terecht)
- er een stokje voor steken (=iets verhinderen)
- heel wat op zijn kerfstok hebben (=veel dingen misdaan hebben (afgeleid van het gebruik om schulden bij een café te registreren door kerfjes in een stok te snijden))
- het aan de stok hebben (=ruzie hebben)
- het met iemand aan de stok hebben/krijgen (=ruzie met elkaar hebben/krijgen)
- het varken is door de buik gestoken (=de zaak is vooraf bedisseld)
- iedereen wat van de stokvis (=eerlijk delen)
- iets op zijn kerfstok hebben (=verkeerde dingen gedaan hebben)
- je maag wel aan de kapstok kunnen hangen. (=in moeilijke financiële omstandigheden verkeren waardoor men weinig eten kan kopen.)
- je zult stokvis eten. (=je krijgt slaag.)
- met de kippen op stok gaan (=vroeg naar bed gaan)
- met een opgestoken zeil (=driftig, boos)
- met opgestoken/opgestreken/opgezet zeil naar iemand toe gaan (=boos naar iemand toe gaan of boos bij iemand binnen komen)
- op je stokpaardje zitten (=over je lievelingsthema spreken)
- stok en steen verwend (=heel erg verwend)
- van de kapittelstok likken (=ervan lusten)
- van zijn stokje gaan (=flauwvallen)
- wie een hond wil slaan, vindt altijd wel een stok (=als je kritiek wil hebben op iemand, vind je altijd wel een reden)
- zo mager als een stokvis, sprot, garnaal (=mager persoon)
5 betekenissen bevatten `stok`
- in een glazen huis wonen (=iets op zijn kerfstok hebben / geen privéleven hebben)
- de lont in het kruit werpen (=mensen laten loskomen, opstoken)
- zo doof als een kanon (=stokdoof)
- zo doof als een kwartel (=stokdoof)
- heel wat op zijn kerfstok hebben (=veel dingen misdaan hebben (afgeleid van het gebruik om schulden bij een café te registreren door kerfjes in een stok te snijden))
37 dialectgezegden bevatten `stok`
- Aa is van zaane stok gedroëd (=Hij is flauw gevallen) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- bie een kromme stok un rechte slag promberen te heven (=krom en recht) (Zeeuws)
- bij dun dieje kundur ginne stok tusse krijge (=hij is iemand die maar aan een stuk door blijft praten) (Oudenbosch)
- de moes zën viet nie waajer wille staeke assët laoke lank ès (=je moet niet verder springen dan je stok lang is) (Munsterbilzen - Minsters)
- de stok in twièèn doen (=de middenprijs betalen) (Kortemarks)
- de stok stijt achter de deur (=er wordt gedreigd met straf) (Westerkwartiers)
- die beid'nt hadd'n met 'n anner an 'e stok (=die twee hadden ruzie) (Westerkwartiers)
- die hadd'n met 'n anner an de stok (=die hadden ruzie met elkaar) (Westerkwartiers)
- doa wil ich ok eens met mijne stek in keuteren (=daar wil ik met mijn stok in peuteren) (Diesters)
- He-j is net zoeveul kerks a unnen hoond klippels (=Hij moet net zo min iets van de kerk hebben als een hond van een stok) (Zurriks)
- hij gijt met de piek'n op stok (=hij gaat vroeg naar bed) (Westerkwartiers)
- hij is stok onkloar (=onklaar - hij is helemaal onklaar) (Westerkwartiers)
- hij sloeg mee ne klipper op zij wezen (=hij sloeg mee ne stok op zijn gezicht) (Temses)
- ik ben ip zouwk achter de stok die bachten de deure stond (=ik ben op zoek naar de stok die achter de deur stond) (Waregems)
- In Halle steike ze ne stok in uile gat om nie te vallen (=Klapstoeltje op een stok, van opzij gezien leek het alsof er een stok in het achterwerk stak) (Hals)
- je kenn'n altied wel 'n stok viend'n om 'n hond te sloag'n (=er is op elk wel wat aan te merken) (Westerkwartiers)
- je zal der ne stok an één (=hij zal bedrogen uitkomen) (Kortemarks)
- langer spriengen dan da je stok lank is (=te veel risico nemen) (Veurns)
- Mee de kiepen op stok gon (=vroeg gaan slapen) (Waalwijks)
- mee te kiekes op stok goan (=vroeg gaan slapen) (Kaprijks)
- men ken altied wel 'n stok viend'n om 'n hond te sloag'n (=je kunt, hoe dan ook, altijd wel een reden vinden om iemand te straffen) (Westerkwartiers)
- met de piek' n op stok goan (=vroeg naar bed gaan) (Westerkwartiers)
- mèt ne stêk bau een versjet wor op vastgebonne, stoepde vër de vèsse èn de biëk (=we spitsten de vissen uit de beek op een vork die vastgemaakt was op een lange stok) (Munsterbilzen - Minsters)
- Mit hounder op t rik goan (=Met de kippen op stok gaan) (Gronings)
- nie vaarder as zanne stok springen (=niet meer uitgeven dan men heeft) (Giesbaargs)
- nie verder sprieng'n of da je stok lank is (=niet méér proberen dan je aankunt) (Veurns)
- Sebiet nog ne patat up oawe freiter (=Dadelijk heb je het nog aan de stok) (Mechels (BE))
- spring niet verder as dien stok laang is (=doe niet meer dan je kuint) (Westerkwartiers)
- stokstijf zin (=zo stijf zijn als een stok) (Sint-Niklaas)
- Te stok en te messe stoan (=Een strijdvaardige houding aannemen) (Wevelgems)
- twor een moeët vër niks (=de dirigent slaat de stok mis) (Munsterbilzen - Minsters)
- un wis mugde pakken weo ze is mer gen gert want die is mier wejert (=een twijg mag je nemen waar ze is maar geen stok want die heeft meer waarde) (Budels)
- Varder springen dan ou stok laank is (=Meer doen dan je kunt) (Bevers)
- Verder pisse dan zénne stok lang is (=Zich rijker voordoen dan hij is) (Mechels (BE))
- vrig zen daus éngon (=met de kippen op stok gaan) (Bilzers)
- ze goan der ne stok an één (=ze zullen zich misrekenen) (Lichtervelds)
- Zo kreupel as een stok (=Erg kreupel) (Giethoorns)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen