Spreekwoorden met `ste`

Zoek


344 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `ste`

  1. `t Moet al een ruige hond wezen, die twee nesten warm houden kan (=alleen een rijke man kan er een tweede vrouw op na houden)
  2. aan de rand van het ravijn bloeien de mooiste bloemen (=de beste resultaten dragen tegelijkertijd de grootste risico`s)
  3. aan een oud dak moet je veel herstellen (=verouderde zaken vergen nu eenmaal onderhoud)
  4. aan het kortste eind trekken (=in de ongunstigste positie zijn / verliezen)
  5. aan het langste eind trekken (=in de voordeligste positie zijn)
  6. aan zijn eerste leugen niet gebarsten en voor zijn tweede niet opgehangen zijn (=een grote leugenaar zijn)
  7. al moesten de kraaien het uitbrengen (=ooit wordt de zaak bekend)
  8. alle kusten bezoeken (=met allerlei slecht volk omgaan)
  9. alle registers opentrekken (=z`n uiterste best doen)
  10. alles komt uit al moesten de kraaien het uitbrengen (=de waarheid komt altijd uit)
  11. als de armoede binnenkomt vliegt de liefde het venster uit (=armoede betekent vaak het einde van vriendschappen en relaties)
  12. als de nood het hoogste is, is de redding nabij (=in hoge nood komt er vaak plotseling een oplossing)
  13. als het huis volbouwd is breekt men de steigers af (=als het doel bereikt is, vergeet men de helpers)
  14. als Pasen en Pinksteren op één dag vallen (=iets wat nooit zal gebeuren)
  15. als winnaar/beste uit de bus komen (=iets of iemand blijkt het beste te zijn)
  16. andermans boeken zijn duister te lezen (=de toestand of bedoelingen van een ander zijn moeilijk in te schatten)
  17. beter een blind paard dan een leeg halster. (=beter iets dan niets)
  18. beter kleine meester dan grote knecht (=liever een bescheiden zelfstandige dan een grote knecht bij een baas)
  19. bij gebrek aan brood eet men korstjes van pasteien (=bij gebrek aan het goedkope, het dure gebruiken)
  20. bij gebrek aan brood eet men korstjes van pasteien. (=bij gemis aan het gewone moet men zijn toevlucht soms wel tot iets duurders nemen.)
  21. binnen de kortste keren (=heel snel, bijna onmiddellijk)
  22. buiten westen (=bewusteloos)
  23. daar is wel wachten maar geen vasten naar (=dat zal niet gauw gebeuren)
  24. daar kan de schoorsteen niet van roken (=dat brengt niets op / men kan niet alleen van vriendelijke woorden leven)
  25. daar lusten de honden geen brood van. (=het is volstrekt onacceptabel)
  26. daar moet de schoorsteen van roken (=dat moet de inkomsten voortbrengen. Daar moeten we van bestaan)
  27. daar steekt meer in dan een enkele panharing (=daar zit meer achter)
  28. dat is andere tabak dan kanaster (=dat is wat anders!)
  29. dat kan hij in zijn zak steken (=dat is raak - die zit!)
  30. dat komt als mosterd na de maaltijd (=dat komt op een moment dat het geen nut meer heeft)
  31. dat raak je aan de straatstenen niet kwijt (=dat is niet te verkopen)
  32. dat zal mijn klomp niet roesten (=ik maak me er niet druk om; het kan mij niet schelen)
  33. de aanval is de beste verdediging (=je kunt in een strijd of ruzie beter zelf actie ondernemen dan afwachten)
  34. de bazuin steken (=de lof verkondigen)
  35. de beste paarden staan op stal. (=de leukste meisjes gaan niet uit)
  36. de beste stuurlui staan aan wal (=de toeschouwers kunnen het altijd beter dan de uitvoerders)
  37. de bezem uitsteken (=doen en laten wat men wil als de baas of leidinggevende er niet is)
  38. de bijl naar de steel werpen (=iets geheel opgeven)
  39. de bom is gebarsten (=een langdurige spanning of conflict is tot een uitbarsting gekomen)
  40. de breedste riemen worden uit andermans leer gesneden (=het is gemakkelijk met kwistige hand te beschikken over wat een ander toebehoort)
  41. de broodkruimels steken hem (=hij kan de welstand niet dragen)
  42. de domste boeren hebben de dikste aardappelen (=met geluk komt men vaak verder dan met verstand)
  43. de draak met iets steken (=ergens niets van geloven en er grapjes over maken)
  44. de drager kan het beste zeggen waar de schoen wringt (=degene die een probleem heeft, kan de kern van dit probleem vaak het scherpste benoemen)
  45. de duivel schijt altijd op de grootste hoop (=het ongeluk treft meestal degenen die al in moeilijkheden verkeren.)
  46. de één mag een paard stelen, de ander mag niet over het hek kijken. (=sommigen mogen alles, anderen mogen niets)
  47. de eerste klap is een daalder waard (=een goed begin is het halve werk)
  48. de eerste stoot opvangen (=de eerste problemen opvangen)
  49. de eerste viool spelen (=het hoogste woord hebben en de baas spelen)
  50. de gek met iemand steken (=spotten met iemand)

467 betekenissen bevatten `ste`

  1. distels trekken is distels stekken (=`maar distels laten staan, is distels laten vergaan`)
  2. distels maaien is distels zaaien (=`maar distels laten staan, is distels laten vergaan`)
  3. distels breken is distels kweken (=`maar distels laten staan, is distels laten vergaan`)
  4. aan het lijntje hebben/houden (=aan de praat houden /  beloven, maar steeds weer uitstellen)
  5. aan de lopende band (=aan één stuk door; steeds maar weer)
  6. bakkerskinderen eten oud brood. (=aan het vak dat men uitoefent, besteedt men in zijn directe omgeving weinig aandacht.)
  7. het oor scherpen/spitsen (=aandachtig luisteren)
  8. aan iemands lippen hangen (=aandachtig luisteren)
  9. aan de voeten van Gamaliël zitten (=aandachtig luisteren naar de les die een wijs persoon meegeeft)
  10. met de vork schrijven (=afzetten, meer kosten rekenen dan werkelijk gemaakt)
  11. al etende krijgt men trek / honger. (=al etende krijgt men steeds meer trek (ook figuurlijk).)
  12. de lijdensbeker tot de bodem ledigen (=al het slechte, tot het laatste toe, over zich heen krijgen)
  13. kunnen lezen en schrijven (=al lange tijd goede diensten bewezen hebben)
  14. al te wit is gauw vuil. (=al te grote liefde is niet bestendig)
  15. het gelag betalen (=alle kosten moeten betalen terwijl ook anderen er schuld aan hebben)
  16. alles op haren en snaren zetten (=alle middelen aanwenden / alles in het werk stellen)
  17. de Mammon dienen (=alleen maar belangstelling hebben voor geld)
  18. alles over een kam scheren (=alles en iedereen gelijk stellen)
  19. alles malletje naar malletje doen/maken (=alles steeds weer op precies dezelfde manier doen)
  20. je uitkleden voor men naar bed gaat (=alles weggeven voor men sterft)
  21. komt men over de hond, dan komt men over de staart (=als de grootste moeilijkheden overwonnen zijn, dan komt de rest vanzelf)
  22. de kat de bel aanbinden (=als eerste een begin maken aan iets moeilijks (een lastige klus of een ingewikkeld gesprek))
  23. de spits afbijten (=als eerste ergens aan beginnen aan iets moeilijks)
  24. als oude honden blaffen, is het tijd om uit te zien (=als ervaren mensen waarschuwen moet je luisteren)
  25. als het schip lek is, gaan de ratten van boord. (=als het verkeerd loopt, laten valse vrienden je in de steek)
  26. wie het dichtst bij het vuur zit, warmt zich het meest (=als je ergens nauw bij betrokken bent, geniet je het meeste voordeel ervan)
  27. ongevraagd, ongeweigerd (=als je iets doet waarvoor geen toestemming is gevraagd kan het achteraf niet meer geweigerd worden omdat het al gebeurd is)
  28. uitstel is geen afstel (=als je iets uitstelt wil dat nog niet zeggen dat je het nooit meer gaat doen)
  29. in de nood eet de duivel vliegen. (=als je in nood verkeert, stel je je tevreden met dingen die je anders zou weigeren.)
  30. alle havens schutten wind (=als je meedoet deel je mee in de winsten)
  31. wie zijn klomp breekt, schiet gemakkelijk uit zijn slof (=als je wordt teleurgesteld, kun je gemakkelijk boos worden)
  32. de kruik gaat zo lang te water tot ze barst/breekt (=als men steeds risico`s blijft nemen, gaat het een keer mis)
  33. men moet de schapen scheren maar niet villen (=als men uit hebberigheid de inkomstenbron opoffert heeft men niets meer voor in de toekomst)
  34. de appel wegdragen/winnen (=als schoonste erkend worden)
  35. in een andere vorm gieten (=anders voorstellen)
  36. buiten westen (=bewusteloos)
  37. van de sokken gaan/raken/vallen (=bewusteloos vallen)
  38. op de poot spelen (=bij de kleinste tegenslag flink te keer gaan/razen)
  39. lege kisten, maken twisten. (=bij schaarste onstaat ruzie)
  40. in februari klagen de boeren het minst. (=boeren klagen altijd maar februari heeft de minste dagen om in te klagen (grapje))
  41. ze waren fout (=collaborateurs en fascisten gedurende de Tweede Wereldoorlog)
  42. steen en been klagen (=constant en hevig klagen. (klagen bij alles wat heilig is, bv. botten (=been) in een graf (=steen)))
  43. daar komt een schip met zure appels (=daar komt een stevige regenbui aan)
  44. men heeft daar latten op het dak (=daar wordt afgeluisterd)
  45. daar moet de schoorsteen van roken (=dat moet de inkomsten voortbrengen. Daar moeten we van bestaan)
  46. de kraan dichtdraaien (=de (financiële) hulp sterk verminderen of stopzetten)
  47. volgens Bartjens (=de allereenvoudigste rekenstof (als referentie aan onderwijzer Willem Bartjens die een bekend rekenboekje schreef))
  48. de kurk waarop de zaak drijft (=de basis (steun) van het geheel)
  49. iemands rechterhand zijn (=de belangrijkste assistent zijn)
  50. het beste paard van stal (=de belangrijkste persoon in het gezelschap)

17 dialectgezegden bevatten `ste`

  1. aste kénder sjiks, kraai (g) ste kénder taus (=kinderen blijven kinderen) (Bilzers)
  2. aste kénder sjiks, kraaj (g) ste kender taus (=kinderen zijn nog altijd kinderen) (Bilzers)
  3. daaj bezeek tich bau ste bij stees (=die bedot je terwijl je erbij staat) (Munsterbilzen - Minsters)
  4. daan zeks ste dèks... (=dan zeg je soms...) (Neerharens)
  5. doë kraaj (g) ste nog gene knijn mèt gedèk (=dat is wel heel goedkoop) (Munsterbilzen - Minsters)
  6. doë krai (g) ste hiën van (=daar word je niet goed van) (Munsterbilzen - Minsters)
  7. doeë kraai (g) ste de krélkeszeek van (=daar krijgt ge het van) (Bilzers)
  8. hëb ste van ze laeve! (=asjemenou!) (Munsterbilzen - Minsters)
  9. mein ste dat (=meen je dat) (Neerharens)
  10. mét zen haan én zene sjaut, kraaj (g) ste naut (s) braud (=zonder werken geen geld) (Bilzers)
  11. Mien er stè op stuukn (=Mijn (hoofd-) haar staat alle kanten op) (Zeeuws)
  12. reep ste miech (=riep je mij) (Neerharens)
  13. Slokker h”Ob ste neet genoeg in d’nne giles haangen (=Gulzige, heb je niet genoeg in je buik.) (Mestreechs)
  14. t kraaj (g) ste van mich? (=hoeveel is 't?) (Bilzers)
  15. vaeg zëne mond iës aof vërdat ste get zèks (=denk 2 x na voor je domme uitspraken doet) (Munsterbilzen - Minsters)
  16. van koskes kraai (g) ste dikke boskes (woskes) (=eet de korstjes ook maar op) (Bilzers)
  17. Wat hubs ste op zen prei? (=wat heb je aan de hand?) (Zichers)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen