Spreekwoorden met `schuldig`

Zoek

2 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `schuldig`

  1. het antwoord schuldig blijven (=het antwoord niet kunnen geven)
  2. zo onschuldig als een pasgeboren kind (=zeer onschuldig)

27 betekenissen bevatten `schuldig`

  1. in de schoenen schuiven (=(vaak onterecht) beschuldigen)
  2. bij iemand in het krijt staan (=aan iemand iets schuldig zijn)
  3. zitten alsof men een luis in zijn oor heeft (=alsof hij door zijn geweten beschuldigd wordt)
  4. altijd de kwade pier zijn (=altijd als de schuldige aangewezen worden)
  5. op de pianist schieten (=de onschuldige (de brenger van het nieuws) straffen)
  6. de mug uitzuigen en de kameel doorzwelgen (=de onschuldige straffen en zelf schaamteloos zondigen)
  7. de kwaaie pier (=de schuldige)
  8. de dader ligt op het kerkhof (=de schuldige is niet te vinden)
  9. scherven brengen geluk. (=dit zeg je om iemand zich minder schuldig te laten voelen)
  10. de pot verwijt de ketel dat die zwart ziet (=een ander aanwijzen als schuldige, terwijl die zelf hetzelfde gedaan heeft)
  11. een wolf in de schaapskooi. (=een gevaarlijk iemand die zich als onschuldig voordoet)
  12. een wolf in schaapskleren (=een gevaarlijk iemand die zich als onschuldig voordoet)
  13. er debet aan zijn (=er schuldig aan zijn)
  14. ieder moet zijn eigen stoep schoonvegen (=ieder moet zijn eigen problemen oplossen - zich afvragen of hij zelf schuldig is)
  15. iemand iets in de schoenen schuiven (=iemand aanwijzen als de schuldige of als de verantwoordelijke voor een mislukking)
  16. iemand iets voor de voeten werpen (=iemand beschuldigen van iets)
  17. een schurftig paard vreest de roskam (=iemand die aan iets schuldig is, heeft liever niet dat datgeen onderzocht wordt)
  18. iemand een smet aanwrijven (=iemand van iets beschuldigen)
  19. de kat heeft het gedaan (=niemand is de schuldige)
  20. de kat van de bakker heeft het gedaan (=niemand is de schuldige)
  21. barbertje moet hangen (=ongeacht of iemand schuldig is moet die gestraft worden)
  22. de gebeten hond zijn (=ten onrechte worden beschuldigd)
  23. wie boter op zijn hoofd heeft moet niet in de zon lopen (=wie schuldig is houdt zich best gedeisd)
  24. wie de schoen past trekke hem aan (=wie schuldig is mag zich aangesproken voelen)
  25. wie in een glazen huis woont moet niet met stenen gooien (=wie schuldig is, moet zich niet laten opmerken)
  26. zo onschuldig als een pasgeboren kind (=zeer onschuldig)
  27. boter op je hoofd hebben (=zelf ook schuldig zijn)

4 dialectgezegden bevatten `schuldig`

  1. Die niet bespot es, moe nie niezen. (=Als je niet schuldig bent, moet je je niet schuldig voelen) (Evergems)
  2. ie ei beuter op zn oead (=hij is schuldig) (Zeeuws)
  3. ie wiste nie wa (e) zeid (=hij bleef het antwoord schuldig) (Waregems)
  4. ik ben maor ene dod schuldig (=ik ben maar 1 dood schuldig) (Mills)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen