Spreekwoorden met `rood`

Zoek

43 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `rood`

  1. als de boter duur wordt, leert men het brood droog eten. (=als het niet anders kan, is men ook met minder tevreden.)
  2. als warme broodjes over de toonbank gaan (=zeer goed verkopen)
  3. altijd brood eten verdriet ook. (=een mens wil ook eens een verzetje.)
  4. avondrood, mooi weer aan boord (=na een rode avondlucht volgt mooi weer)
  5. bakkerskinderen eten oud brood. (=aan het vak dat men uitoefent, besteedt men in zijn directe omgeving weinig aandacht.)
  6. bij gebrek aan brood eet men korstjes van pasteien (=bij gebrek aan het goedkope, het dure gebruiken)
  7. bij gebrek aan brood eet men korstjes van pasteien. (=bij gemis aan het gewone moet men zijn toevlucht soms wel tot iets duurders nemen.)
  8. boter op je hoofd smeren en droog brood eten. (=in de war zijn.)
  9. broodnodig (=onmisbaar)
  10. daar lusten de honden geen brood van. (=het is volstrekt onacceptabel)
  11. de broodkorf hoger hangen. (=bezuinigen)
  12. de broodkruimels steken hem (=hij kan de welstand niet dragen)
  13. de een z`n dood is een ander z`n brood (=wat voor de één een nadeel is, daar profiteert een ander van)
  14. de kaas niet van het brood laten eten (=de voordelen niet zomaar laten afpakken)
  15. de kunst gaat om brood (=een kunstenaar verdient moeizaam z`n brood)
  16. de mens zal bij brood alleen niet leven. (=een mens heeft niet alleen lichamelijke maar ook geestelijke behoeftes.)
  17. droog brood eten (=zuinig moeten zijn, financieel slecht gaan)
  18. een broodje aap (=een verzonnen verhaal dat als waarheid wordt verspreid.)
  19. een kruimeltje is ook brood (=wees gelukkig met wat je hebt)
  20. een profeet die brood eet (=iemand die waardeloze voorspellingen doet)
  21. er geen brood in zien (=niet denken dat iets kan werken)
  22. genadebrood eten (=door anderen onderhouden worden)
  23. handen in de schoot geeft geen brood. (=als je niets doet verdien je ook niets)
  24. het beste brood ligt voor het venster. (=wat je ziet is niet per se wat je krijgt)
  25. het eet geen brood (=het kost niets om het te bewaren, behoeft geen onderhoud)
  26. iemand het brood uit de mond nemen/stoten (=iemand het onmogelijk maken om in eigen inkomen te kunnen voorzien)
  27. iemand iets op zijn brood geven (=iemand onvriendelijk iets verwijten)
  28. klagers hebben geen nood en pochers hebben geen brood (=zowel klagers als pochers kunnen de zaken nogal eens overdrijven)
  29. komen met de paal als het brood in de oven is (=te laat komen)
  30. lang vasten is geen brood sparen. (=honger lijden is niet hetzelfde als geld besparen)
  31. liever brood in de zak, dan een pluim op de hoed (=van eer kan men niet leven)
  32. meer kunnen dan alleen brood eten (=verstand van zaken hebben)
  33. morgenrood, regen in de sloot (=weerspreuk: rood opkomende zon betekent vaak regen)
  34. niet bij brood alleen leven (=men heeft meer nodig dan alleen eten om te kunnen leven)
  35. niet van het ene brood tot het andere weten te geraken (=niet rond kunnen komen)
  36. ongegund brood wordt veel gegeten. (=vaak kan men het niet verdragen dat het een ander beter gaat.)
  37. scoren alsof het warme broodjes zijn (=scoren alsof het helemaal niets is)
  38. voor zijn roodkoperen zijn (=oud Haags voor: Alles is piekfijn in orde)
  39. wiens brood men eet, diens woord men spreekt (=diegene bij wie we ons geld verdienen geven we meestal gelijk)
  40. zich de kaas niet van het brood laten eten (=opkomen voor iets)
  41. zo rood als een kreeft (=een rode kleur hebben. (kreeft wordt knalrood tijdens het koken))
  42. zo rood worden als een kalkoense haan (=bloedrood worden (van schaamte))
  43. zoete broodjes bakken (=dingen zeggen om een goede indruk achter te laten bij mensen met invloed)

6 betekenissen bevatten `rood`

  1. zo rood worden als een kalkoense haan (=bloedrood worden (van schaamte))
  2. een handwerk heeft een gouden bodem (=een goed vakman verdient altijd zijn brood)
  3. de kunst gaat om brood (=een kunstenaar verdient moeizaam z`n brood)
  4. zo rood als een kreeft (=een rode kleur hebben. (kreeft wordt knalrood tijdens het koken))
  5. een kruisje is genoeg voor een boterham uit het vuistje (=voor een gewone broodmaaltijd moet niet te veel gebeden worden)
  6. morgenrood, regen in de sloot (=weerspreuk: rood opkomende zon betekent vaak regen)

40 dialectgezegden bevatten `rood`

  1. Beter rood haor op goeie grond, dan zwart op een ezelskont (=Het uiterlijk doet er niet toe) (Giethoorns)
  2. bloem'n op zèn bieënen èmmen (=bloemen op de benen hebben - de benen zijn rood geblakerd van bij de stoof te zitten of rood van de kou) (Meers)
  3. dae kriegtj d’r ‘n roeëj höd van (=hij krijgt er een rood hoofd van) (Heitsers)
  4. de stoeëf steed zoe raud as een krik (=de stoof staat gloeiend rood) (Munsterbilzen - Minsters)
  5. e gezich waajen temaat krijge (=rood worden) (Munsterbilzen - Minsters)
  6. Een kop as een bolle (=Een rood hoofd) (Giethoorns)
  7. Een Rooi'n. Hee is zo rood as een kralle (=PVDA'er) (Epers)
  8. ei zie so roût as ne kalkoen (=hij heeft een heel rood gezicht) (Sint-Niklaas)
  9. Eine bläöker kriege (=Een rood hoofd krijgen) (Venloos)
  10. Enne kop as enne tuujhaamer (=Een dik, rood hoofd hebben) (Genneps)
  11. hae wiëd raud van de guf (=hij kleurt rood van de woede) (Bilzers)
  12. hee hef ne kop as ne bolle (=hij heeft een rood aangelopen hoofd) (Twents)
  13. hei goof ze mutske vur de ierste kier en mun, en zei woord zoe roed as en poet (=hij gaf voor de eerste keer zijn meisje een kus en zij werd zo rood als een wortel) (Heusdens)
  14. ie zie zo roead as een sloter (=rood zien) (Zeeuws)
  15. Kiek duir, achtor die piluir, dà wief mè rooie huir! (=Kijk daar, achter die pilaar, een vrouw met rood haar) (Arnhems)
  16. liever stoppe aoênt raud, dan spiële mètte daud (=door het rood rijden is levensgevaarlijk) (Munsterbilzen - Minsters)
  17. mërgëraut, watter èn de slaut (=als de lucht 's morgens rood kleurt, mag men regen verwachten) (Munsterbilzen - Minsters)
  18. ne kop gelak nen blusieëmer hemme (=een rood hoofd hebben) (winksels)
  19. ne kop waaj n tomat (=een rood aangelopen gezicht) (Bilzers)
  20. op te slaog krieëg tër ne vlammëtëg roje kop (=zijn gezicht liep onmiddellijk rood aan) (Munsterbilzen - Minsters)
  21. pa had roest in de loop (=kind met rood haar) (Klazienaveens)
  22. raud van kelaer (=rood van woede) (Munsterbilzen - Minsters)
  23. Roaije en vaele da binne dongderstraele (=pas op voor iemand met rood haar) (Flakkees)
  24. rooë wirden tot achtre zijn ooërn (=rood worden van schaamte) (Waregems)
  25. rooie reetaap (=rood harige) (Rotterdams)
  26. Rooien en valen bin-n donderstralen (=Die zegt men van iemand met rood haar) (Giethoorns)
  27. ruë minne (=antiroestverf rood) (Meers)
  28. sjoean roead is neet lijëlik (=schimpende opmerking over iemand met rood haar) (Steins)
  29. tpooverluutsen zit op au neusken (=iemand wiens neus rood ziet van de kou) (Wetters)
  30. un rôoj kesjoeke van un beugelflèske Grolsch pils (=een rood gummiringetje van een beugelflesje Grolsch bier) (Tilburgs)
  31. unne kop wie Blücher (=een rood hoofd) (Kessels)
  32. unne roeëje kiebus (=een rood hoofd) (Weerts)
  33. voor z'n rood koperen (=Het is klaar, is in orde) (Rotterdams)
  34. Vureg (=rood ontstoken) (Hierdens)
  35. ze benn'n rood op 'e groat (=het zijn socialisten) (Westerkwartiers)
  36. ze droaht eur hoehnwerk in de wekn (=ze heeft rood haar) (Izegems)
  37. zè wezen is verbrangd van de zon (=zijn gezicht is rood van de zon) (Sint-Niklaas)
  38. Zo rood as 'n haan. (=Zo rood als een kreeft) (Zaans)
  39. Zo, heb je met je pik zitten spelen Laot me je vingers effe ruike (=Als een jongen moe uit zijn slaapkamer komt of met een rood hoofd als hij geroepen wordt) (Utrechts)
  40. zoe raud as 'n tomat (=zo rood als een kreeft) (Bilzers)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen