14 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `wacht`
- daar is wel wachten maar geen vasten naar (=dat zal niet gauw gebeuren)
- de bui afwachten (=rustig afwachten wat voor onheil er komt)
- eb en vloed wachten op niemand (=de tijd gaat gewoon door)
- een aflossing van de wacht (=een vervanging van de ene persoon door een andere)
- geen heil verwachten (=niets positiefs zien)
- het ene ongeluk kan niet op het andere wachten. (=ongeluk komt zelden alleen)
- het tij wacht op niemand. (=benut kansen voor het te laat is)
- iemand de wacht aanzeggen (=een laatste waarschuwing geven)
- iets in de wacht slepen (=op oneerlijke manier verkrijgen, iets in bezit krijgen voor weinig geld)
- iets van de achterwacht vernemen (=iets vernemen na veel omwegen)
- in de wacht slepen (=winnen - verwerven)
- wachten tot je een ons weegt (=onmogelijk lang wachten)
- wie kaatst kan/moet de bal verwachten (=als je een ander plaagt, kun je verwachten dat die jou terug gaat plagen)
- zo scheel als de hondenwacht (=zeer scheel)
81 betekenissen bevatten `wacht`
- met zijn gat in de boter vallen (=(onverwacht) goed terechtkomen)
- met zijn neus in de boter vallen (=(Onverwacht) goed terechtkomen)
- als je geschoren wordt, moet je stilzitten (=als er scherpe kritiek op je is (je wordt geschoren), kun je beter rustig wachten tot het voorbij is, in plaats van erop in te gaan)
- buiten zijn rekening gaan. (=als het anders loopt dan verwacht)
- wie kaatst kan/moet de bal verwachten (=als je een ander plaagt, kun je verwachten dat die jou terug gaat plagen)
- goed uit de verf komen (=beter tot uiting komen of succesvoller zijn dan verwacht.)
- uit de lucht komen vallen (=doen alsof men van niets weet / erg plotseling en onverwacht)
- je achter de oren krabben (=door een onverwachte, zorgelijke ontwikkeling tot nadenken gestemd zijn)
- de kat uit de boom kijken (=een afwachtende houding aannemen)
- een tegenslag (=een onverwacht nadelig feit of voorval)
- als een donderslag bij heldere hemel (=een onverwachte gebeurtenis, die een grote schok teweeg brengt)
- nood doet zelfs oude vrouwen rennen (=een onverwachte situatie kan verrassende kwaliteiten naar boven brengen (vergelijkbaar met `angst geeft vleugels`))
- er muziek in zitten (=er veel van kunnen verwachten en/of plezier van beleven)
- `m knijpen (=erg zenuwachtig zijn)
- met knikkende knieën (=erg zenuwachtig zijn voor iets)
- schitteren door afwezigheid (=ergens niet aanwezig zijn, terwijl je komst wel verwacht werd)
- ergens een potje te vuur hebben staan (=ergens noch wat zeer ongunstigs te verwachten hebben)
- er geen hoge pet van op hebben (=geen hoge verwachting hebben van iets)
- het geluk komt in de slaap. (=geluk komt onverwachts)
- het geluk ligt in een klein hoekje (=geluk komt onverwachts)
- die het geluk vindt, die mag het oprapen. (=geluk komt onverwachts)
- men heeft het geluk zo vast als een handvol vliegen. (=geluk komt onverwachts en kan zo weer gaan)
- het uitzingen (=het einde ervan afwachten, het volhouden)
- een streep door de rekening. (=het gaat onverwacht niet door)
- je weet nooit hoe een koe een haas vangt (=het kan altijd nog op onverwachte wijze tot een oplossing komen)
- niet thuis geven (=het verwachtingspatroon niet kunnen nakomen)
- hij droomt van schol maar eet graag platvis (=hij verwacht te veel)
- hoe een dubbeltje rollen kan (=hoe iets een onverwacht verloop kan kennen)
- voor het blok zetten (=iemand onverwacht in een lastige positie brengen; bijvoorbeeld iemand dwingen te reageren die dat eigenlijk niet wil, of iemand dwingen een keuze te maken.<>)
- een potje te vuur hebben staan (=iets onaangenaams te verwachten hebben)
- nog niet jarig zijn (=iets ongunstigs te verwachten hebben)
- uit de hoek komen (=iets onverwachts of verrassends doen.)
- er naar uitkijken als de pastoor naar het geld in het kerkenzakje (=iets vol verwachting tegemoet zien)
- ik ben geen uithangbord (=ik heb meer te doen, ik blijf niet wachten/zo staan)
- aan het vinkentouw zitten (=in spanning iets afwachten en graag door willen)
- gezegende omstandigheden (=in verwachting)
- een blinde passagier hebben. (=in verwachting zijn)
- de koe trekt de melk op. (=je krijgt niet wat je verwachtte)
- de aanval is de beste verdediging (=je kunt in een strijd of ruzie beter zelf actie ondernemen dan afwachten)
- tegemoet zien (=kunnen verwachten)
- overstag gaan (=na aandringen/lang er mee wachten toegeven)
- je naam eer aandoen (=naar behoren uitvoeren, precies doen wat men verwacht)
- door het ijs zakken (=niet aan de verwachtingen voldoen.)
- de boot afhouden (=niet meedoen - afwachten)
- nog te bezien staan (=nog af te wachten zijn)
- de zaak nog eens aankijken (=nog even afwachten)
- voor de boeg hebben (=nog voor zich hebben, te wachten staan)
- op hete/gloeiende kolen zitten (=ongeduldig wachten / veel haast of spanning hebben)
- in een slechte huid (=ongezond - iets ongunstigs verwachtend)
- in een slecht vel steken (=ongezond zijn - iets ongunstigs te verwachten hebben)
37 dialectgezegden bevatten `wacht`
- 'k wacht ier al een uur op aa gei zè ne schonen (=ik zit hier al een uur te wachten op u) (Sint-Niklaas)
- dat keje op je buik schrijve (dan ku je ut met ju hemp weer uitvegu (=Je kunt er naar fluiten, je kunt het wel vergeten, je wacht op niets) (Utrechts)
- de kaoter kump laoter (=wacht maar tot de alcohol gaat werken) (Munsterbilzen - Minsters)
- de levieten elaezen (=de wacht aanzeggen) (Achterhoeks)
- de moes nauts zën aa sjoen voert goeje vërdatste nauw hëbs (=wacht altijd het einde af alvorens een onherroepelijke beslissing te nemen) (Munsterbilzen - Minsters)
- De wilstech nog joenk vürdoen aste al aad bés, mér dan ésset viël te laot (=wacht niet tot later met wat je nu nog kan doen) (Bilzers)
- één de wacht aanzegg'n (=iemand op zijn taak wijzen) (Westerkwartiers)
- Èfkes wachte, ik kan nie hèkse! (=wacht even, ik kan niet alles tegelijk!) (Helenaveens)
- gae motj neet zejje as 't wejtj (=wacht op het juiste moment) (Weerts)
- hai stah doar scheuwen te schildereh (=hij wacht op zijn lief) (Arendonks)
- hëbste dos, loop noeë Pietsjes bos, doeë steet nen hond, dae pis tich wol èn zëne mond (=heb je dorst, wacht dan nog maar wat om te drinken!) (Munsterbilzen - Minsters)
- het tij wacht op gien mens (=de natuur gaat zijn eigen zekere gang) (Westerkwartiers)
- hij wacht de bui oaf (=hij stelt zich afwachtend op) (Westerkwartiers)
- huddig vur de fiehn, want de groof dundig neet. (=wacht u voor fijnpraters) (Budels)
- ielëk op zënen tijd, ès niks te vieël (=wacht je beurt af !) (Munsterbilzen - Minsters)
- Iene de planeet oplezen (=Iemand de wacht aanleggen, zeggen waar het op staat) (Giethoorns)
- Iene de planeet oplezen (=Iemand de wacht aanzetten) (Giethoorns)
- Ik beyd men teyd (met hollanse ey's, ij en ei hebben in het urkers een 'ai' klank, vandaar Piet heyn en Magere heyn) (=ik wacht het af...) (Urkers)
- ik kaen d'r mèen bedde nie bae moaken (=ik kan er niet de wacht bij houden) (Wichels)
- je lat der gin gras over groein (=je wacht er niet mee) (West-Vlaams)
- Menutjen é pieken (=wacht eens even) (Herns (Herne, VL-B))
- mettertied komt Griet wel ien 'e rokk'n (=het komt allemaal goed, wacht maar af) (Westerkwartiers)
- van piket zaain (=van wacht zijn in het leger of een stakingspost bemannen) (tervurens)
- vë zulle wol zien, zaag te blinne (=wacht maar af, zei de blinde) (Munsterbilzen - Minsters)
- waach mèr tot ich get grutter wiën (=wacht nog maar wat tot ik je de baas kan) (Munsterbilzen - Minsters)
- waag oere toer oaf (=wacht uw beurt af) (Tongers)
- Wach ies eem (=wacht eens even) (Hoogeveens)
- Wach' ke vijve. (=wacht eens even) (Deinzes)
- wacht aën toer af (=wees geduldig) (Kaprijks)
- wacht èfkes, ik kom'r an! (=Even wachten, ik kom zo!) (Helenaveens)
- wacht maer, die kom wel uut z'n strôô (=wacht maar tot hij begin te praten) (Zeeuws)
- wacht moar een beetsje (=wacht maar af) (Kaprijks)
- wacht op d'n duuëvel zèen duuëd as-tje nog nie ziek (en) es (=daar kun je nog lang op wachten / je moet geen valse hoop koesteren) (Wichels)
- wacht op den duuevel zèen duued as-tje nog nie ziek 'n es (=je kunt wachten tot je een ons weegt) (Wichels)
- wat ien 'e wacht sleep'm (=iets buit maken) (Westerkwartiers)
- ze zit op 't vinketouw (=zij wacht op het goede moment) (Westerkwartiers)
- zij wacht twee kort'n twee lang'n (=zij wacht wel erg lang) (Westerkwartiers)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen