Spreekwoorden met `nee`

Zoek

32 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `nee`

  1. als je hem een vinger geeft, neemt hij de hele hand (=als je iemand een beetje helpt, wil diegene altijd je hulp)
  2. als sneeuw voor de zon verdwijnen (=ergens niets van over blijven)
  3. bij de pakken neerzitten (=geen oplossing meer zoeken, niet meer verder doen)
  4. daar is geen woord Frans/Latijn/Chinees bij (=iedereen kan dat begrijpen)
  5. daar zit `em de kneep/knoop (=daar zitten de moeilijkheden/problemen)
  6. de boel erbij neergooien (=ermee stoppen)
  7. de pastoor gaat voor en de dominee loopt met hem mee (=altijd eerst de machtige mensen, dan de mindere mens)
  8. de wereld is een pijp kaneel ieder likt eraan maar krijgt niet veel (=ieder krijgt een klein deeltje van wat de wereld te bieden heeft)
  9. de wereld is een schouwtoneel elk speelt zijn rol en krijgt zijn deel (=ieder krijgt een klein deeltje van wat de wereld te bieden heeft)
  10. dominee brand je bekje niet (=pas op! Het eten of de drank is heet!)
  11. een paard, dat voor de tweede keer de sprong niet neemt, neemt hem ook voor de derde keer niet. (=iemand die al twee keer geen beslissing durft te nemen, komt nooit tot een besluit)
  12. een snee in de neus hebben (=dronken zijn)
  13. een snee in het oor hebben (=dronken zijn)
  14. er komt een dominee voorbij (=er valt een plotselinge stilte in een rumoerig gezelschap)
  15. geen ja en geen neen zeggen (=nog twijfelen aan het antwoord)
  16. heeft de duivel `t paard gegeten, dan neemt hij de toom ook nog. (=ben je eenmaal in handen van slechte mensen gevallen, dan verlies je alles.)
  17. heeft de duivel het paard gegeten, dan neemt hij de toom ook nog. (=ben je eenmaal in de macht van slechte mensen, dan wordt het alleen maar erger)
  18. het bijltje erbij neerleggen (=ermee stoppen)
  19. het loodje (erbij neer)leggen (=overlijden)
  20. iemand een grote neep geven (=iemand ernstig afbreuk doen)
  21. iemand geloven bij ja en neen (=iemand op zijn woord geloven)
  22. je planeet lezen (=de toekomst voorspellen)
  23. men poot de aardappelen wanneer men wil, ze komen toch niet in april (=boerenregel. Aardappelen komen pas in mei uit)
  24. nee heb je, ja kun je krijgen (=je kunt het altijd proberen)
  25. neem je hoed niet af voordat je gegroet wordt (=men moet een ander nooit in de rede vallen)
  26. neemt uw tijd te baat, te vroeg is beter dan te laat. (=wacht niet tot het te laat is)
  27. om kaneelwater lopen (=beuzelwerk doen - van het kastje naar de muur gestuurd worden)
  28. pijn in de portemonee hebben (=het geld is op)
  29. van leugens aaneenhangen (=altijd maar liegen)
  30. wanneer de boeren niet meer klagen, nadert het einde der dagen (=boeren klagen altijd)
  31. wanneer twee honden vechten om een been, loopt de derde ermee heen (=als twee strijdende personen of partijen zich richten op elkaar, kan een ander daarvan profiteren door zich datgene toe te eigenen waar om gestreden wordt)
  32. wie luistert aan de wand verneemt zijn eigen schand (=wie anderen afluistert, kan wel eens iets negatiefs over zichzelf horen)

55 betekenissen bevatten `nee`

  1. wie vuur eet schijt vonken (=als men iets gevaarlijks onderneemt krijgt men nare gevolgen)
  2. bezint eer ge begint (=denk goed na over de gevolgen voordat je actie onderneemt)
  3. een krop in de keel hebben (=emotioneel aangedaan zijn)
  4. een brok in de keel krijgen (=emotioneel aangedaan zijn)
  5. een traan wegpinken (=emotioneel geraakt zijn, ontroerd zijn door iets => emotioneel)
  6. arbeider in de wijngaard des heren (=geestelijk beroep (priester,dominee) uitoefenend)
  7. aan de strijkstok blijven hangen (=geld dat aan een goed doel wordt besteed verdwijnt voor een groot deel bij mensen die oneerlijke onkosten maken)
  8. vuur in de ogen hebben (=gemotiveerd en passioneel zijn)
  9. het beste paard van stal wordt overgeslagen (=grappige uitspraak wanneer iemand overgeslagen wordt)
  10. het is lood om oud ijzer (=het komt op hetzelfde neer)
  11. de engeltjes schudden hun bed op / kussens uit (=het sneeuwt)
  12. de engeltjes schudden hun kussens uit (=het sneeuwt)
  13. zijn ogen zijn groter dan zijn maag (=hij neemt meer op zijn bord dan hij kan eten)
  14. iemand vol lood pompen (=iemand genadeloos neerschieten)
  15. iemand ongesuikerd zeggen waar het op staat (=iemand ongegeneerd de waarheid zeggen)
  16. iemand van de sokken slaan (=iemand vellen, neerslaan)
  17. iets achter de hand hebben (=iets ter beschikking hebben voor wanneer het nodig mocht zijn (bv nood))
  18. het daglicht niet kunnen verdragen/zien (=iets wordt stiekem of oneerlijk gedaan)
  19. aprilletje zoet, heeft nog wel eens een witte hoed (=in het begin (de hoed) van april kan het nog wel eens sneeuwen)
  20. `t Mag vloeien, `t mag ebben. Die niet waagt zal `t niet hebben (=je moet niet denken als je niets onderneemt dat ze het dan bij je thuis komen bezorgen)
  21. iets door het oog van de schaar halen (=materiaal van op het werk voor jezelf houden / Jezelf oneerlijk zaken toe-eigenen)
  22. je kunt wel alleen eten, maar niet alleen werken. (=men moet goed voor het personeel zijn.)
  23. kromme gangen gaan (=omwegen maken, oneerlijk zijn)
  24. te kwader trouw (=onbetrouwbaar, oneerlijk handelend)
  25. laag bij de grond (=oneerlijk, unfair)
  26. iets in de wacht slepen (=op oneerlijke manier verkrijgen, iets in bezit krijgen voor weinig geld)
  27. als het kalf verdronken is dempt men de put (=pas als het te laat is, neemt men maatregelen)
  28. onder één hoedje spelen (=samen iets oneerlijks doen)
  29. eten dat je zweet en werken dat je het koud krijgt, dat zijn de waren. (=slecht personeel. Uit de tijd dat meiden en knechts bij de boer in de kost waren.)
  30. in zak en as zitten (=terneergeslagen zijn (oorspronkelijk: Joodse rouw))
  31. je kunt niet met twee voeten in één sok (=twee onverenigbare zaken kunnen niet worden gecombineerd)
  32. met het mes tussen de tanden (=wanneer alles op het spel staat)
  33. bij nacht en ontij (werken/zijn) (=wanneer anderen slapen)
  34. als de dagen lengen begint de winter te strengen. (=wanneer de dagen korter worden komt de winter eraan)
  35. strenge heren regeren niet lang (=wanneer een baas niet een beetje soepel is wordt het voor hem erg moeilijk)
  36. vrienden in nood, honderd in een lood (=wanneer er zich problemen voordoen, laten vrienden je vaak in de steek)
  37. als het melk regent, staan mijn schotels omgekeerd (=wanneer ergens iets voordeligs te verkrijgen valt, loop ik het steevast mis)
  38. kan uit Nazareth iets goeds komen? (=wanneer iemand een bepaalde opvoeding heeft gehad kan daar niks goeds van verwacht worden)
  39. de ene dienst is de andere waard (=wanneer iemand helpt, doet men graag iets terug)
  40. uit het zicht, uit het hart (=wanneer iets niet meer zichtbaar is, wordt het vaak vergeten.)
  41. als katten muizen, mauwen ze niet (=wanneer je aan het eten bent, praat je niet zoveel)
  42. een open boek zijn (=wanneer je karakter eenvoudig te doorzien is)
  43. rust roest (=wanneer je niets doet gaat je vermogen achteruit)
  44. honger is de beste kok/saus (=wanneer men honger heeft, smaakt alles goed)
  45. in nood leert men zijn vrienden kennen (=wanneer men in de problemen zit wordt duidelijk welke vrienden daadwerkelijk iets voor je willen betekenen)
  46. eendracht maakt macht (=wanneer mensen samenwerken kan men veel bereiken)
  47. als de ene blinde de ander leidt vallen ze beiden in de gracht (=wanneer onbekwamen andere onbekwamen adviseren gaat het fout)
  48. goed begonnen is half gewonnen (=wat niet aangevangen wordt komt ook nooit af. / Wanneer het begin van iets goed is, is de kans groter dat het goed eindigt)
  49. wie zijn gat brandt, moet op de blaren zitten (=wie een risico neemt, moet de gevolgen dragen)
  50. wie niet waagt, wie niet wint (=wie geen risico neemt, die wint niets)

45 dialectgezegden bevatten `nee`

  1. a neije wor (=ah nee hoor) (`t-Heikes)
  2. ah nee, juh! (=nee hoor!) (Leewarders)
  3. batendoet / bakendoen, bagendoetsj, batendoet, baändoet, bazendoet, bamendoemen, bagendoetsj, bazendoenj (=maar nee) (Ninoofs)
  4. Da kan'k nie zegge. (=nee hoor.) (Roosendaals)
  5. Daar hij-je/hejje ze / Daar heppie ze/ daar zijn zu / o nee he? (laatste bij ongewenst bezoek) / Zandzakkuh voor de deur ! (=Daar heb je ze / hen ! (positief of negatief)) (Utrechts)
  6. daor staode van te kijke nee (=daar kijk je zeker wel van op?) (Oudenbosch)
  7. de daag gaon linge met dri-jkuuëninge e keteer, met Sint Tuuënes ' n oor, met Leëchtmès twieë, dan tèltj me neë mieë (=weerspreuk) (Weerts)
  8. donderstraolt op/ ( een end hêên. ) (=Hou er mee op, niet doen, nee geen zin in , ga weg, echt waar ,) (Utrechts)
  9. Eemes get hooste. (=Iemand iets weigeren, nee zeggen.) (Roermonds)
  10. God Bewaor me ! (=O nee he..... (wat erg / a.u.b niet etc)) (Utrechts)
  11. God zal je lazerus, zeg hé! (=nee toch? Niet te geloven!) (Rotterdams)
  12. Gòt toch ewèg. nee toch (=nee toch, Echt waar?) (Genneps)
  13. graeg of e-gen niet (=neem je het, ja of nee) (Giethoorns)
  14. ij / zij nee no gie struut verleid (=hij / zij heeft nog niets gedaan) (Zottegems)
  15. ik dank je de donder (=nee hoor) (arnhems)
  16. Ik gaan nee me aige wéleg; Ik gaan op hois an. (=Ik ga naar huis.) (Zaans)
  17. je nee et ginne tid vo een scheete te loatn. (=hij heeft het zeer druk) (Harelbeeks)
  18. kijke as ne duvel die wijwaoter gedronke nee (=raar opkijken) (Oudenbosch)
  19. kust nu me voeët' n (=nee maar!) (Veurns)
  20. loat joen ja ja weez'n en joen nee nee (=spreek altijd de waarheid) (Westerkwartiers)
  21. mangs wa, ait nee (=soms wel, meestal niet) (Achterhoeks)
  22. ne neeëm (=wij nee) (Veurns)
  23. nee dank je, ik ben pas ziek geweest / nee ik heb thuis goed gegeten (=nee dank je. (als iemand je iets (te eten) aanbiedt en je hebt geen trek) (Utrechts)
  24. nee edde en jao kunde krijge (=er is altijd een kleine kans) (Oudenbosch)
  25. neeje gij (=nee jij) (Geldermalsens)
  26. neek (=nee (n) ik) (Sint-Niklaas)
  27. Neh na nie mar subiet wèl (=nee nu niet maar straks wel) (Tilburgs)
  28. nieë noy noo nie (=nee nu nog niet) (Waregems)
  29. nij - nije (=nee jij) (Poperings)
  30. nin - nièn (=nee hij) (Poperings)
  31. nou huur! non mèr! (=nou zeg! nee maar!) (Mestreechs)
  32. òch gaowèg, dè gelêûft gin meens! (=ach nee toch, dat gelooft niemand!) (Tilburgs)
  33. Och, wel niiiint keind (=Ach wel nee mijn kind) (Hardinxvelds)
  34. Op ju Bolle oguh. (ogen) (=Dacht , t niet.. / Ja doeiii / Echt niet / Je kunt het bekijken / Nou nee hoor) (Utrechts)
  35. ouch good, zag de schoeëjer en hae krieëg niks (=nee heb je, ja kun je krijgen) (Weerts)
  36. ouw zeekre!, emmaar allee gouw zeg!, ten e nie woar ee! (=nee maar!) (Waregems)
  37. Over Assedelleft nee Nauwernee rolle. (=Het heen en weer krijgen.) (Zaans)
  38. Sjiek is mich dat. (=O, nee toch.) (Limburgs)
  39. T'is nee rute ut 't us en at rint rint terin (=Er is een ruit uit het huis en als het regent, regent het binnen) (West-vlaams)
  40. vromen stoa vrêj, riffezeern stoat-er bêj (=nee heb je, ja kan je krijgen) (Kaprijks)
  41. welneit (=nee joh!) (Rotterdams)
  42. zèède gevalle nèè zôo stap ik aaltij van mènne fiets aaf! (=Is U gevallen nee hoor zo stap ik altijd van mijn fiets af!) (Tilburgs)
  43. zèède gevalle? nèè zôo stap ik aaltij van mènne fiets aaf! (=Is U gevallen? nee hoor zo stap ik altijd van mijn fiets af!) (Tilburgs)
  44. zoediewel (=nee toch niet (hij) ) (Deinzes)
  45. zoetijtwel (=nee toch niet (het) ) (Deinzes)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen