Spreekwoorden met `mei`

Zoek

13 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `mei`

  1. als het regent in mei, is april voorbij (=spreekwoord dat de spot drijft met spreekwoorden die open deuren intrappen)
  2. de mei van het leven (=de bloeitijd van het leven)
  3. de meitak op een werk zetten (=het werk afmaken)
  4. een koude mei een gouden mei. (=koude in mei is goed voor het land)
  5. een meid en een aardappel kies je zelf (=een vrouw kun je niet door iemand anders laten uitkiezen)
  6. een natte mei geeft boter in de wei (=weerspreuk)
  7. een paard dat stormt en een meisje dat wil trouwen zijn niet tegen te houwen. (=niet tot iets anders te bewegen)
  8. in mei leggen alle vogels een ei (=weerspreuk: aanduiding dat in mei het broedseizoen begint)
  9. je kan niet alle meisjes haten om één (=als je bent getrouwd wilt dat niet zeggen dat vrouwen je niet meer interesseren)
  10. mei koel en wak, veel koren in de zak. (=als het in mei nat en koud is wordt de opbrengst hoog)
  11. meisjes die bloemen dragen, mag je kussen zonder te vragen (=een aanmoediging om meisjes met bloemen te kussen)
  12. regen in mei, dan is april voorbij (=de natuur kiest vanzelf de goede volgorde)
  13. zaken gaan voor het meisje. (=verplichtingen zijn belangrijker dan plezier)

10 betekenissen bevatten `mei`

  1. mei koel en wak, veel koren in de zak. (=als het in mei nat en koud is wordt de opbrengst hoog)
  2. men poot de aardappelen wanneer men wil, ze komen toch niet in april (=boerenregel. Aardappelen komen pas in mei uit)
  3. de beste paarden staan op stal. (=de leukste meisjes gaan niet uit)
  4. meisjes die bloemen dragen, mag je kussen zonder te vragen (=een aanmoediging om meisjes met bloemen te kussen)
  5. je mag wel ergens anders honger krijgen, als je thuis maar komt eten. (=een getrouwde man mag wel met knappe meisjes flirten, daar moet het bij blijven.)
  6. een oude bok lust nog wel een jong/groen blaadje (=een oude man is nog wel seksueel geïnteresseerd in een jong meisje)
  7. als de rechte Adam komt gaat Eva mee (=gezegd van `n meisje dat liever niet wil trouwen)
  8. een koude mei een gouden mei. (=koude in mei is goed voor het land)
  9. eten dat je zweet en werken dat je het koud krijgt, dat zijn de waren. (=slecht personeel. Uit de tijd dat meiden en knechts bij de boer in de kost waren.)
  10. in mei leggen alle vogels een ei (=weerspreuk: aanduiding dat in mei het broedseizoen begint)

50 dialectgezegden bevatten `mei`

  1. ' t Is of d' n duùvel d' r mei speult (=Een ongelofelijk toeval) (Venloos)
  2. aa zit mei zaain broek vol goeste (=een geil man) (tervurens)
  3. ai eit da precies mei roeffe gedoa (=hij heeft dat niet goed gedaan) (Leefdaals)
  4. as de katte in fibberwari inne zón ligge, ligge ze in mei ônger de stoeëf (=weerspreuk) (Weerts)
  5. As n aa sjier én brand slig, ester gee blësse mei on (=Hoe ouder hoe gekker!) (Bilzers)
  6. asdaaj hërre kop oppe vêrke stond, oet niemes genen heedkeis mei (=die is zo lelijk als de nacht) (Munsterbilzen - Minsters)
  7. aste zon sjaajnt kump iedereen baute mèr attet raengert zieste niemes mei (=van de bank krijg je alleen een lening als je ze feitelijk niet nodig hebt) (Munsterbilzen - Minsters)
  8. aste zon sjaajnt kump iedereen baute, mér assët raengert zieste niemes mei (=supporters genoeg als het goed gaat met de ploeg, maar je ziet of hoort niemand meer als het minder goed gaat) (Munsterbilzen - Minsters)
  9. blind zin és erg, mér ziende blind nog mei (=je loopt beter tegen een gesloten deur dan voorbij een open) (Munsterbilzen - Minsters)
  10. D'r mei sjteét óp ut daák (=Pannenbier) (nijswillers)
  11. dae halkëtie hoch geen roj sent mei op zën lêp (=die smeerlap had geen cent meer op zak) (Munsterbilzen - Minsters)
  12. dae hét mei loch as hiësene onder zen klak (=hoe kan je hoofdpijn hebben als er geen hersenen inzitten) (Bilzers)
  13. dae hèt mei zwatte dan witte snei gezien (=die heeft meer misère dan voorspoed meegemaakt) (Munsterbilzen - Minsters)
  14. dae lieg dattet geen aordeghèts mei ès (=hij liegt dat het niet meer mooi is) (Munsterbilzen - Minsters)
  15. dae mins hét mei verstand én éne vinger, dan dich én zen heil hand (=die is slimmer dan 2 mensen gelijk gij) (Munsterbilzen - Minsters)
  16. Dao kin se mei op de vot nao Kölle (=Een bot mes) (Veldens)
  17. das geen aordeghéts mei (=daar heb je geen plezier meer aan) (Bilzers)
  18. das geen aordeghéts mei (=daar beleef je geen plezier meer aan) (Munsterbilzen - Minsters)
  19. das mei as twei haendsjes vol (=dat is een volle statie!) (Munsterbilzen - Minsters)
  20. Dat gedicht einiget mei in moaie sin. (=Dat gedicht eindigt met een mooie zin.) (Fries)
  21. dat is den duvel mei zen moeier (=dat is iets aanlokkelijk) (winksels)
  22. dat zieste naut (s) mei trég (=gegeven blijft gegeven) (Bilzers)
  23. de bèd baeter daud aste gee laeve mei hëbs (=er is leven na de dood) (Munsterbilzen - Minsters)
  24. de mau steken (=de mei steken wanneer een huis klaar is om het dak te leggen wordt een takkenbos of ruiker gestoken en de arbeiders worden getrakteerd) (Meers)
  25. de vroo ès autgetëld vûr 1 mee (=het kindje wordt verwacht tegen 1 mei) (Munsterbilzen - Minsters)
  26. Dek je mei je kloef'n (=Verdwijn uit m'n ogen) (Veurns)
  27. dëktaurs zin tër mei as genoeg, mér dat wilt nog nie zègge dattët genaisheire zin (=een dokter is daarom nog geen geneesheer) (Munsterbilzen - Minsters)
  28. Der gon mei minse daud van den drank dan van den dos (=alcohol doodt) (Bilzers)
  29. der wor gene mwajae mei vür viëraut te koëme (=ik kon niet meer vooruit) (Bilzers)
  30. doa bisse mei bedeend (=daar heb je pech mee) (Kessels)
  31. doa heb ik gen jonge mei (=dat is niet mijn probleem) (Horster)
  32. doë gerokste naut mei vanaof (=daar zit je mee opgezadeld) (Munsterbilzen - Minsters)
  33. doë koëme nog mei daog as waeke (=tijd genoeg) (Munsterbilzen - Minsters)
  34. doë kraajgste gene klank mei aut (=die zwijgt voorgoed !) (Munsterbilzen - Minsters)
  35. doë verdrinke mei laaj èn ë glaos as èn de zei (=alcohol veroorzaakt veel leed) (Munsterbilzen - Minsters)
  36. doeë zit geen avv¨saosë mei èn, stop mér (=er zit geen voortuitgang meer in, stop er maar mee !) (Munsterbilzen - Minsters)
  37. e mei steken (=de mei steken wanneer een huis klaar is om het dak te leggen wordt een takkenbos of ruiker gestoken en de arbeiders worden getrakteerd) (Meers)
  38. e pieëd laajt mei van het stoeën dan van het gon (=stilstaan is achteruit gaan) (Munsterbilzen - Minsters)
  39. Êch boorewaer (=Buiïg weer in mei / juni) (Sevenums)
  40. éé pond sjaos ès mei wiëd as tein pond slimmighèts (=je moet niet altijd slim zijn om te slagen, geluk speelt een grote rol) (Munsterbilzen - Minsters)
  41. één vroo ès mei as genoeg, mèr twei ès tevieël (=één is géén....) (Munsterbilzen - Minsters)
  42. ei kan er moo goe mei voare.... (=Hij zal er goed mee zijn) (leuvens)
  43. Ein stum hebbe um koks mei te kloppe (=Een hese stem hebben) (Venloos)
  44. ën koe sjit mei op enen daog assën mèsj op ën heil joër (=een goede werkman presteert méér op korte tijd dan een luierik) (Munsterbilzen - Minsters)
  45. er goe mei voare (=ergens wel mee varen) (winksels)
  46. er mei den rave beustel doigoan (=de grote middelen gebruiken) (winksels)
  47. er mei zaën klak heine sloage (=er naar raden) (winksels)
  48. Es't veu drekt mei te lachen of kundem emballeren oem mei te pakken ` (=Als je een mop flauw vindt) (Brussels)
  49. gaizelt (=bring miër verbrouik van 't zaut méi) (Dendermonds)
  50. gee woëd mei on vaul maoke (=niet meer over praten) (Munsterbilzen - Minsters)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen