18 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `lief`
- als de armoede binnenkomt vliegt de liefde het venster uit (=armoede betekent vaak het einde van vriendschappen en relaties)
- daar helpt geen lievemoederen/moedertje lief aan (=niets helpt, ook vriendelijke woorden niet)
- de liefde kan niet van één kant komen (=als je samen iets doet zal ieder moeten bijdragen)
- de liefde kent vlek nog gebrek. (=verliefde mensen zijn blind voor tekortkomingen van hun partner)
- de liefde van een man gaat door de maag. (=je kan een man veroveren met goede kookkunst en lekker eten.)
- de snoeren zijn mij in lieflijke plaatsen gevallen (=ik ben op goede plaatsen beland)
- geliefdes kijven doet liefde bedrijven. (=na een ruzie tussen geliefden volgt liefde)
- iets met de mantel der liefde bedekken (=iets niet met anderen bespreken maar stilzwijgen en accepteren)
- lief en leed delen (=allerlei plezierige en droevige dingen met elkaar beleefd hebben)
- liefde is blind (=door verliefdheid de gebreken van een ander niet zien)
- liefde is waar de geldbuidel hangt (=liefde is te koop)
- liefhebben als de appel van zijn oog (=erg veel van iemand houden)
- ongelukkig in het spel gelukkig in de liefde (=wie tegenslag heeft in het spel heeft misschien wel geluk in de liefde)
- oude liefde roest niet (=als men al lang verliefd is, verdwijnt die liefde niet meer)
- ruim zijn aandeel in `s werelds lief en leed gehad hebben (=genoeg geluk en tegenslagen gekend hebben)
- tot over je oren verliefd (=heel erg verliefd)
- van liefde rookt de schoorsteen niet (=van de liefde alleen kan je niet leven)
- voor lief nemen (=aanvaarden)
22 betekenissen bevatten `lief`
- een blauwtje lopen (=afgewezen worden (in de liefde))
- al te wit is gauw vuil. (=al te grote liefde is niet bestendig)
- wie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten (=als je iets doms doet, moet je de gevolgen dragen (liefst zonder klagen))
- oude liefde roest niet (=als men al lang verliefd is, verdwijnt die liefde niet meer)
- je huiswerk maken (=de liefde bedrijven)
- verkikkerd zijn (=dol zijn op iemand/iets of verliefd zijn op iemand)
- liefde is blind (=door verliefdheid de gebreken van een ander niet zien)
- alle vrijers zijn rijk. (=door verliefdheid de negatieve dingen van je partner niet zien)
- een gouden hart hebben (=heel aardig/lief zijn)
- tot over je oren verliefd (=heel erg verliefd)
- iemand wel achter het behang kunnen plakken (=iemand heel vervelend vinden, waardoor je het liefst even helemaal niets meer met hem of haar te maken zou willen hebben)
- een speld heeft ook een kop. (=kinderen doen het liefst wat ze zelf willen)
- liefde is waar de geldbuidel hangt (=liefde is te koop)
- geliefdes kijven doet liefde bedrijven. (=na een ruzie tussen geliefden volgt liefde)
- een oogje op iemand hebben (=tedere, mogelijk verliefde, gevoelens voor iemand koesteren)
- van liefde rookt de schoorsteen niet (=van de liefde alleen kan je niet leven)
- een roze bril op hebben (=verliefd op iemand zijn en hierdoor zijn/haar mindere kanten niet zien)
- vlinders in zijn buik hebben (=verliefd zijn)
- de hoek in de keel hebben (=verliefd zijn)
- de liefde kent vlek nog gebrek. (=verliefde mensen zijn blind voor tekortkomingen van hun partner)
- ongelukkig in het spel gelukkig in de liefde (=wie tegenslag heeft in het spel heeft misschien wel geluk in de liefde)
- het is Joris en Trijn (=ze wisselen ruzie en grote liefde voortdurend af)
50 dialectgezegden bevatten `lief`
- 'k haar gien dreuge droad meer aan 't lief (=mijn gehele lichaam was bezweet) (Westerkwartiers)
- 'k heb ne scheer gedoon (=Ik heb een lief gevonden) (Vilvoords)
- 'k heb pien ien 't lief van 't lach'n (='k heb buikpijn van het lachen) (Westerkwartiers)
- 't het niks om 't lief (=het stelt helemaal niets voor) (Westerkwartiers)
- 't is van beezeke-lêk-mê (=gemaakt vriendelijk en lief doen) (Kaprijks)
- 't zal nen blijvere zijn (=van iemand die een vast lief heeft) (Zottegems)
- aan mien lief gien polonaise (=dat is nou niks voor mij) (Westerkwartiers)
- aë hè ne scheir gedoan (=hij heeft een lief gevonden) (Winksels)
- an mien lief gien polonaise (=aan mijn lijf geen polonaise) (Zwols)
- Braaf zieë andesj plek ich dich ater 't behang. (WT) (=lief zijn of anders plak ik je achter het behang) (Mechels (NL))
- da's 'n rib uut mien lief (=dat kost me bijna m'n hele vermogen) (Westerkwartiers)
- dae e wiêf troutj um eur liêf, verluusj 't liêf en heltj 't wiêf............. (=niet alleen trouwen vanwege het uiterlijk) (Weerts)
- das aordeg van dich (=dat is lief van je) (Munsterbilzen - Minsters)
- dat hef weinig um' t lief (=dat heeft niet veel te betekenen) (Achterhoeks)
- De schwoone smeutn zop de messink (=Als iemand als grote troef van zijn lief haar schoonheid roemt, zegt men in Maldegem:) (Maldegems )
- de stroeëte aoflope (=wanhopig op zoek gaan naar een lief) (Munsterbilzen - Minsters)
- die eet'n moeke d'oorn van 'e kop (=die eten meer dan moeder lief is) (Westerkwartiers)
- doo-t de deure too, 't döt mie 't lief (=doe de deur dicht, het wordt me te fris) (Twents)
- e lief boeleke (=een lieve baby) (Sint-Niklaas)
- e lief mèt zen ooge bènne doen (=de beste kus is niet die met de mond maar wel die met de ogen) (Munsterbilzen - Minsters)
- Enge de sjtuúpe óp ut liéf jaage (=Iemand ontzettend doen schrikken, bang maken) (nijswillers)
- geine vaam aan zien lief (=helemaal bloot) (Steins)
- god lieve dieëg ! (=hermeltje lief !) (Munsterbilzen - Minsters)
- Hae heet gein druuëg mieër aan zien liêf (=Kletsnat van de regen) (Weerts)
- hae heet vésseblood in zien liêf (=Iemand die weinig gevoel, mededogen toont) (Weerts)
- hai stah doar scheuwen te schildereh (=hij wacht op zijn lief) (Arendonks)
- Hee het de biêne olweer aardig onder ' t lief (=De zaken gaan alweer beter) (Texels)
- Het zit mi'j wat deinzerig in 't lief (=Ik voel mij niet lekker) (Giethoorns)
- hij haar gien dreuge droad meer aan 't lief (=hij was door en door nat) (Westerkwartiers)
- hij het gien goed hoar aan 't lief (=hij deugt nergens voor) (Westerkwartiers)
- hij moakt van zien lief 'n oafgod (=hij eet en drinkt veel te veel) (Westerkwartiers)
- ie ei un makkelijk lief (=makkelijk persoon) (Zeeuws)
- ij ee kennesse (=hij heeft een lief) (Kaprijks)
- Ik bin vandage wat droa in 't lief (=ik voel me niet zo lekker) (Epers)
- In kennisse zin (=Een lief hebben) (West-Vlaams)
- je verandert van lief gelik van hemde (=hij heeft veel vriendinnen) (Brugs)
- kennesse en (=een lief hebben) (Gents)
- kennis (emm)en (=een lief hebben) (Wichels)
- krijgde een poanie brouwk (= antwoord op deze inleidende zin) (=als je iemand aan een lief helpt...) (Waregems)
- leefde, leefs, mien leef (=liefde, liefs, mijn lief) (Mestreechs)
- M'n lief (=Mijn geliefde) (Amsterdams)
- me lief sjattepoemelke! (=deed het pijn toen je uit de hemel viel) (Munsterbilzen - Minsters)
- mee ene in ' t skès zitt' n (=met een lief ruzie hebben) (Waregems)
- méér dan je lief is (=tot iëver zen aure) (Munsterbilzen - Minsters)
- men aa vlam deed zoe zjenèttereg (=mijn oud lief doet zo verwijfd) (Munsterbilzen - Minsters)
- men lief kènder! (=jongens toch!) (Munsterbilzen - Minsters)
- Mien lief rammelt (=Mijn maag knort) (Hierdens)
- molle (=lief meisje) (Aalsters)
- Ne goeie scheir doen (=Een goed lief vinden) (leuvens)
- ne skeir doen (=Een lief opdoen) (Denderleeuws)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen