13 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `kruis`
- de degens kruisen (=de strijd aangaan)
- een kruisje is genoeg voor een boterham uit het vuistje (=voor een gewone broodmaaltijd moet niet te veel gebeden worden)
- elk huisje heeft z`n kruisje (=ieder gezin heeft eigen zorgen en problemen)
- er een kruisje bij zetten (=er attent op maken)
- het heilig kruis achterna geven (=hopen dat iets of iemand nooit meer terugkomt)
- het is kruis of munt, zei de non en ze trouwde de bankier (=een keuze voor het materiële kan ten koste gaan van het spirituele)
- het kruis nageven (=hopen dat hij vooral nooit meer weerkomt)
- ieder huisje heeft zijn kruisje (=er mankeert overal wel iets)
- ieder moet zijn eigen kruis dragen (=ieder moet zijn eigen tegenslagen verwerken)
- kruis noch munt hebben (=geen geld hebben)
- kruis of munt gooien (=ervoor loten)
- kruisjes achter de rug hebben (=tientallen jaren oud zijn)
- zes kruisjes hebben (=60 jaar oud zijn)
24 dialectgezegden bevatten `kruis`
- ‘t stoat een griuët kruis op a viuëriuëft (=je liegt) (Kaprijks)
- ae zo Onzieër van 't kruis lezen (=hij is erg vroom) (Wichels)
- bij et voetballe wier ie ontiegelek teege zene mik geschupt. (=bij het voetballen werd hij verschrikkelijk in zijn kruis geschopt.) (Tilburgs)
- bij Mie van de Veraande (int Touwlaant) 1945 (=bij het kruis (in het Oudland) ) (Oudenbosch)
- christus van zijn kruis lezen (=overdreven godsvruchtig) (Sint-Laureins)
- De lucht angt lege (=Het kruis v d broek hangt laag) (Zwols)
- de wolke hange¨liëg ' t zal nog goan regene (=als bij iemand het kruis van zijn broek te laag hangt) (Antwerps)
- de zies bekans daaj hërre heile kroëm (=door de diepe decolleté zie je bijna haar kruis) (Munsterbilzen - Minsters)
- der stoat e zwert kruis op oa vurruëfd (=je bent aan het liegen) (Wichels)
- Des un broek mee un laog zuur (=Dat is een broek met een laag kruis) (Gils)
- din löp zich 't kruus uut de bokse. (=hij loopt zich het kruis uit de broek.) (Vechtdals)
- eder mót zien pekske zelf drage (=ieder moet zijn kruis dragen) (Heitsers)
- elk huus het zien kruus (=ieder huis heeft zijn kruis) (Westerkwartiers)
- ge keut'er e kruis over moakn (=het zal niet doorgaan) (Kaprijks)
- kop of let(-ter) (=kruis of munt) (Wichels)
- koup ouf lettere (=kruis of munt) (Ouwegems)
- kruisstraat broekseweg (=tegen het kruis aan kijken (onderbroek) ) (eindhovens)
- onner ze kappetaol stampe tot ze kleegeld rammelt (=iemand zwaar in zijn kruis trappen) (Munsterbilzen - Minsters)
- ons ieër van 't kruis aflezen (=overvloedig bidden) (Meers)
- Onze Lieven Heer van t kruis bidden (=Aanhoudend smeekgebed) (Gils)
- tege z ne inkpot (=tegen zijn kruis) (Oudenbosch)
- tgeet raengëre, de hëbs zëne pllër get leig hange (=de kruis van je broek hangt zo laag, het gaat zeker regenen) (Munsterbilzen - Minsters)
- ut kruis vanachterre (=iemand liever weg zien gaan) (Gastels)
- weej of kop (=kruis of munt) (Kaprijks)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen