7 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `korte`
- een gehuurd paard en eigen sporen maken korte mijlen (=eigen bezit beschadigt men minder dan gekregen of gehuurd bezit)
- een gehuurd paard en eigen sporen maken korte mijlen. (=men is geneigd andermans spullen te misbruiken)
- erbij staan voor Jan met de korte achternaam (=geen zinvolle activiteit hebben)
- korte afrekening maakt lange vriendschap (=snel terugbetalen (teruggeven) voorkomt ruzie)
- korte metten maken (=doortastend optreden)
- korte rekeningen maken lange vriendschappen. (=financiële geschillen moet je direct oplossen)
- leugens hebben korte benen (=met liegen kom je niet ver)
8 betekenissen bevatten `korte`
- water in je kelder hebben (staan) (=een te korte broek aanhebben)
- mooie liedjes duren niet lang (=geluk is van korte duur)
- op het procrustesbed leggen (=grofweg inkorten)
- in een mum van tijd (=in heel korte tijd)
- in een zwenk (=in heel korte tijd)
- in een vloek en een zucht (=in heel korte tijd , zonder moeite)
- in een wip (=in heel korte tijd , zonder moeite)
- als de dagen lengen begint de winter te strengen. (=wanneer de dagen korter worden komt de winter eraan)
49 dialectgezegden bevatten `korte`
- 'k bèn ies noargeloapen (=voor een korte wijl ergens haastig of al lopende binnenkomen) (Sint-Niklaas)
- 't zeker hoog watter (=broek met te korte pijpen) (Liessents)
- aa ie wooter in zaane kelder (=man met een korte broek) (tervurens)
- Angst is veur korte tied , spiet veur altied (=Angst is voor korte tijd , spijt voor altijd) (Achterhoeks)
- daaj ès get kot aofgezaeg (=zij heeft korte beentjes) (Munsterbilzen - Minsters)
- daaj hèttër ekstërnès leig hange (=zij heeft korte beentjes) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae hét nogal ne ferme sjoët gekriëge (=die is ferm gegroeid op korte tijd) (Munsterbilzen - Minsters)
- das zjus kop en kont (=oei, dat is een korte dikke vrouw) (Munsterbilzen - Minsters)
- Dat moidje het hoogwater. Gaat over een jongen met één broek, met te korte pijpen. (=Dat meisje heeft hoogwater (als je lange broek te kort of boven enkels was) .) (Westfries)
- de tijd begint te kotte (=nog korte tijd te gaan) (Munsterbilzen - Minsters)
- Den köj nit op de bokse trèèn (=Iemand die een te korte broek draagt) (Twents)
- die é woater in zènne kaalder stoan (=iemand met een te korte broek) (Sint-Niklaas)
- die mokt er korte metten mee (=bij die man duurt het niet lang) (Sint-Niklaas)
- diën ei woater in zaaine kelder (=iemand met een te korte broek) (Antwerps)
- ein korte mès is flot gezónge (=een klein werkje is gauw gedaan) (Heitsers)
- ën koe sjit mei op enen daog assën mèsj op ën heil joër (=een goede werkman presteert méér op korte tijd dan een luierik) (Munsterbilzen - Minsters)
- Enne kersentied duu.re (=Een korte periode) (Genneps)
- Ie goa 'tr mee de groovn bustle deure (=Hij maakt er korte metten mee) (Harelbeeks)
- ie, ie: (=korte ie, lange ie) (Lutters)
- ien 'n mum van tied (=in een hele korte tijd) (Westerkwartiers)
- ien 'n vloek en 'n zucht (=in een hele korte tijd) (Westerkwartiers)
- ij è woater in zenne keller (=Hij heeft een te korte broek) (Rous (Sint-Genesius-Rode))
- in een korte grobbeling (=snel en onnauwkeurig, haastig) (Maldegems)
- In een poep en een scheet (=In korte tijd) (Giethoorns)
- j'eet meè zun broek oender den tram gelegen (=iemand met een te korte lange broek) (Brugs)
- kette mette moke (=korte metten maken) (Leuvens)
- korte lidjes zeen gauw gezônge (=Wat je niet graag doet is gauw gedaan) (Weerts)
- korte mésse zeen gauw gezónge (=snel werken is het beste) (Weerts)
- körte mett'n moaken mee (=korte metten maken met) (Wichels)
- lieëge van stirtebieën (=klein van gestalte, met korte beentjes) (Waregems)
- mètte groeëve bossel dürgon (=korte metten mee maken) (Munsterbilzen - Minsters)
- ne goeje sjoët krijge (=flink groeien op korte tijd) (Munsterbilzen - Minsters)
- oe, oe: (=korte oe, lange oe) (Lutters)
- oep ne siebots (=op korte tijd) (Winksels)
- op nen nik en nen tik (=in een korte tijdsspanne) (Erps)
- stoat 't er woatere in jen kaldere (=iemand met een te korte lange broek) (Brugs)
- t nie lang etrook'n en (=na een korte ziekte overlijden) (Waregems)
- tis oog witter hloof k (=te korte broek) (Zeeuws)
- un kwartje ai op je broek trapt! (=te korte broek) (Zeeuws)
- van tsnoens tot t'n twolvn (=van zeer korte tijdsduur) (Waregems)
- water in de kelder (=te korte pantalon) (Diesters)
- watter èn de kalder hëbbe (=een broek met (te) korte pijpen dragen) (Munsterbilzen - Minsters)
- watter èn zene kalder hübbe (=een veel te korte broek aanhebben) (Munsterbilzen - Minsters)
- wie héllër ët rèngert, wie rapper ët iëver ès (=liever korte pijn) (Munsterbilzen - Minsters)
- woater in zaëne kelder hemme (=een te korte broek aanhebben) (winksels)
- woter in ze ne kelder hemme (=te korte broek dragen) (Rotselaars)
- wotter én de kalder hübbe (=broek dragen met te korte pijpen) (Bilzers)
- ze liuëp mee uier fiuëre bliuët (=ze heeft een te korte rok) (Kaprijks)
- zij mokt d'r korte mett'n met (=zij maakt het snel af) (Westerkwartiers)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen