Spreekwoorden met `jij`

Zoek

Eén spreekwoord bevat `jij`

  1. jij raapt nog geen stro van de aarde (=je hebt nog niets verwezenlijkt)

Eén betekenis bevat `jij`

  1. heden ik morgen gij (=oud grafschrift: gedenk, lezer, dat jij ook zal sterven)

50 dialectgezegden bevatten `jij`

  1. `witte gè ut geld van Willem Holleeder, daor hè-k nie genogt vèèref veur `! (=`witwas jij het geld van Willem Holleeder ` (verrassend antwoord) ) (Tilburgs)
  2. 'k heb niet immels vernomm'n das't vot gingst (=ik heb niet eens gemerkt dat jij wegging) (Westerkwartiers)
  3. 't Is bai jou nèt weduwnaarspain. (=jij knapt altijd snel weer op wanneer je eens ziek bent.) (Zaans)
  4. 't is gelaak da ge 't gere het (=het is zoals jij wilt) (Nijlens)
  5. ' k heb met dij gien medelied' n (=jij redt je wel!!) (Westerkwartiers)
  6. a jie ' t eh mok ' t ok eh (=als jij het heb moet ik het ook hebben) (Zeeuws)
  7. Aa oeëre sten oep aa gat zeiker (=jij hoort slecht zeker) (Winksels)
  8. afgaun: Da gaud a goed af (=jij bent daar de geschikte persoon voor) (Lebbeeks)
  9. Aggij nou nie oew bakkus houwt, dan slao ik um subbiet meepussaant dicht (=als jij nu niet je mond houd sla ik hem zo direct dicht) (Tilburgs)
  10. Allus wa jij ken, ken ik nog veel beter. (=Alles wat jij kan, kan ik ook.) (Rotterdams)
  11. As ge 't zééjt, geleuf'k oe gèère (=Als jij het zegt, geloof ik het graag) (Hedels)
  12. as gij oewe kop mar houw (=als jij je mond houd) (Geldermalsens)
  13. As ie nou de taofel ies gaot dekken (=Als jij nou de tafel eens gaat dekken) (Hoogeveens)
  14. as ie oe bek ewm hoalt, dan kunt wie normaal kuieren. (=als jij je mond even houdt, kunnen wij normaal overleggen.) (Twents)
  15. as jêi zò wazze was je ôk zô (=als jij zo was was je ook zo) (Volendams)
  16. as oewe kop op un vaarke ston zouwe ze ze-gge datt beesje ziek waar (=jij ziet er niet uit) (Oudenbosch)
  17. as Slumke doeëd es, krieegdje ziên jeske (=als Slimpie dood is, krijg jij zijn jasje) (Weerts)
  18. aske gou da kuntj doen (=als jij dat kan doen) (Meers)
  19. aye allers mit em uriven / ofurfd (=had jij al een keer met hem een erfenis verdeeld) (Urkers)
  20. ba, wè zèè de gè tòch un ont mènneke (=bah, wat ben jij toch een vervelend kereltje) (Tilburgs)
  21. bau hëbs tich daaj vërkaddighèts wol opgesjaard (=waar heb jij die verkoudheid wel opgedaan) (Munsterbilzen - Minsters)
  22. begriepte gej dè now? (=begrijp jij het?) (Boksmeers)
  23. bëkiek ët tich mér (=ik hou er voor bekeken, los jij het maar op) (Munsterbilzen - Minsters)
  24. Ben ie op oen achterheufd evallen (=Ben jij gek) (Hoogeveens)
  25. Bende gij al bij de akkeliete? (=Ben jij al lang misdienaar?) (Helenaveens)
  26. bij dich lik meir as één pan los (=jij bent nog zotter dan zot) (Munsterbilzen - Minsters)
  27. bis't gek?! (=ben jij gek?!) (Westerkwartiers)
  28. bist doe nou bedonnerd (=bedonderen - ben jij nou bedonderd) (Westerkwartiers)
  29. bist du nog waol heulmoal zuuver in de panne? (=denk jij nog wel helder?) (Drents)
  30. D’r uut! (=jij komt uit Nijmegen, toch) (Arnhems)
  31. da gij de nie deur het (=dat jij dat niet door hebt) (nieuwkuijks)
  32. da koejnde gèè oech ni parremetijre (=dat kan jij je niet veroorloven) (Wommersoms)
  33. Da see jij ja (=Dat zei jij inderdaad) (Hardinxvelds)
  34. Dá witte gij tó nie (=Dat weet jij niet) (Bosch)
  35. Da witte gij toch nie! (=Daar weet jij toch niets van!) (Eindhovens)
  36. da zal a gat voare (=zoiets ben jij niet gewoon) (Antwerps)
  37. da zee jij jah (=dat zei jij ja) (Benschops)
  38. da zeejde gij (=dat heb jij gezegd) (`t-Heikes)
  39. da' s veur dij ' n vroag en veur mij ' n wiet (=wat jij graag wilt weten weet ik) (Westerkwartiers)
  40. daje (=dat jij) (Maldegems)
  41. Dalik dan versaws ich dich ein (=jij krijgt dadelijk klappen (als je niet ophoudt)) (Gelaens (Geleens))
  42. dao höbs dich gein poes mèt te make (=daar heb jij niets mee te maken) (Heitsers)
  43. daor blefde gij meej oew tengels vanaf (=daar moet jij met je handen van afblijven) (Oudenbosch)
  44. daor blefde gij mooi blaauw van (=daar krijg jij lekker niets van) (Oudenbosch)
  45. dat dust d'r om (=dat doe jij expres) (Westerkwartiers)
  46. dat ès al zoe aad as të stroët (=en daar kom jij nu nog mee af) (Munsterbilzen - Minsters)
  47. dat gebeurt as poas'n en pikster'n op één dag vaal'n (=dat zul jij nooit meemaken) (Westerkwartiers)
  48. dat kest stou niet (=dat kan jij niet) (Leewarders)
  49. de bès ët grutste sjandaol van den heile werd (=schandalig hoe jij je gedraagt) (Munsterbilzen - Minsters)
  50. de bès gee graut lich (=jij bent geen stichtend voorbeeld) (Munsterbilzen - Minsters)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen