Spreekwoorden met `je in`

Zoek

17 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `je in`

  1. als een pareltje in het goud zitten (=zich tussen aangename personen (buren) bevinden)
  2. daar is een haartje in de boter (=daar is ruzie of wrijving)
  3. een loodje in het zakje doen (=een kleine bijdrage leveren)
  4. een oogje in het zeil houden (=alert zijn)
  5. een oortje in vieren zouden bijten (=erg gierig zijn)
  6. Hansje in de kelder. (=de ongeboren baby)
  7. het is een hopje in een brouwketel (=het is zo goed als niets)
  8. het zonnetje in huis (=iemand die zorgt voor een goede, opgeruimde sfeer)
  9. je in allerlei bochten wringen (=er op alle mogelijke wijzen proberen onderuit te geraken)
  10. je in de eigen voet schieten (=jezelf benadelen)
  11. je in de kaart laten kijken (=meestal onopzettelijk een ander inzicht geven in je bedoelingen)
  12. je in de vingers snijden (=jezelf (onbedoeld) benadelen)
  13. je in het hol van de leeuw wagen (=een groot risico nemen , rechtstreeks bij de vijand te rade gaan)
  14. je in het slijk wentelen (=genieten van iets dat slecht is)
  15. je in je graf omkeren (=zelfs na zijn dood er nog door geschokt zijn)
  16. met een kluitje in het riet sturen (=iemand met veel woorden niet veel wijzer maken)
  17. zo vrij als een vogeltje in de lucht (=alles kunnen doen en laten wat iemand wil)

17 betekenissen bevatten `je in`

  1. als het schip lek is, gaan de ratten van boord. (=als het verkeerd loopt, laten valse vrienden je in de steek)
  2. jong te paard, oud te voet (=als je in je jeugd erg wordt verwend, krijg je het later erg moeilijk)
  3. in de nood eet de duivel vliegen. (=als je in nood verkeert, stel je je tevreden met dingen die je anders zou weigeren.)
  4. het op je boterham krijgen (=een stevig standje incasseren)
  5. iemand een worst voorhouden (=iemand een voordeeltje in het vooruitzicht stellen, teneinde hem te bewegen ergens mee akkoord te gaan)
  6. iets op zijn beloop laten (=iets gewoon maar verder laten gaan zonder dat je je ermee bemoeit, zonder dat je ingrijpt)
  7. je tussen hangen en wurgen bevinden (=je in gevaarlijke en moeilijke omstandigheden bevinden)
  8. je op de lippen bijten (=je inhouden (niet lachen of kwaad worden))
  9. aan een dood paard trekken. (=je inspannen voor iets, dat tot mislukken gedoemd is)
  10. op een blind paard wedden. (=je inzetten voor iets wat gedoemd is te mislukken)
  11. van december tot maart is de schol de pan niet waard (=platvis moet je in de zomer eten)
  12. het zijn niet allen jagers die op de hoorn blazen. (=schijn bedriegt, je kunt je in mensen vergissen)
  13. het zijn niet allen koks die lange messen dragen (=schijn bedriegt, je kunt je in mensen vergissen)
  14. het zijn niet allen monniken die kappen dragen (=schijn bedriegt, je kunt je in mensen vergissen)
  15. te veel hooi op je vork nemen (=te veel werk aannemen, zodat je in moeilijkheden komt)
  16. wie tot een penning geboren is kan tot geen stuiver komen (=wat het lot voor je in petto heeft kan je niet ontlopen)
  17. weet wat je zegt, maar zeg niet alles wat je weet (=wees voorzichtig met woorden en je informatie)

38 dialectgezegden bevatten `je in`

  1. Es te in ein koers d'n twieëdje veurbiej stuks bès te d'n twieëdje! (=Wanneer je in een koers de tweede voorbij steekt ben je de tweede!) (Kinroois)
  2. ''Bèste bang dat dien moel iëder verslete is es dien vot!?` (=opmerking als iemand je in het voorbijgaan niet groet) (Steins)
  3. A'j t earste knoopsgat mist, krie'j t buis nich too (=Als je in het begin een fout maakt, komt het niet meer goed) (Twents)
  4. Da bis e a gen hek (=Dan ben je in de aap gelogeerd) (Eys)
  5. dae mosse in de löcher halde (=die moet je in de gaten houden) (Venloos)
  6. dat kins't ien dien buus steek'n (=dat kun je in je zak steken) (Westerkwartiers)
  7. de naach beheirt sjelme en lichte vrolaaj (='s nachts behoor je in je bed te zijn) (Bilzers)
  8. de stees terviër en de moes terdür (=als je in het bootje zit, roei je best mee) (Munsterbilzen - Minsters)
  9. die kinst ien 'e buus steek'n (=die kun je in je zak steken) (Westerkwartiers)
  10. dieje naon motte nie in de botter braoje (=hem moet je in de gaten houden) (Oudenbosch)
  11. doeëg: 'k Em a in doeëg (=Ik hou je in de gaten) (Lebbeeks)
  12. Goed ete anders gaode in het pierekuuleke (=Je moet goed eten anders ga je in het pierengaatje) (Sin tunnis)
  13. Gooi je in ut Lel hoor! (=Ik gooi je in de Schie!) (Rotterdams)
  14. heije in je broek u kakt (=heb je in je broek gepoept) (Spakenburgs)
  15. Ik hèèuw je in ' t snotje (=Ik heb je wel door) (Texels)
  16. ik koom van ut kurvuls huuksku (=waar woon je in tilburg?) (Tilburgs)
  17. Ik sla je tot puinpoeier ! (=ik sla je in elkaar !) (Utrechts)
  18. Ik snuif jou (=Ik heb je in de gaten) (Amsterdams)
  19. ik stamp oe un gat in oewe pens waor unnen hond uit slobberen kan (=ik sla je in elkaar) (Zaltbommels)
  20. khem aa gezien zalle menneke! (=ik hou je in het oog) (Geels)
  21. kiek ènn vervolg get baeter aut zën koeter (=wil je in de toekomst wat beter opletten) (Munsterbilzen - Minsters)
  22. Kum se in de stad, en wat suus ze, Pruuse (=Kom je in de stad, zie je alleen maar Duitsers) (Venloos)
  23. Kump se in Venlo en waat zuus se? ... Pruuse! (=Kom je in Venlo en wat zie je?... Duitsers!) (Veldens)
  24. loov'm doe'j ien 'e kerk (=geloven doe je in de kerk) (Westerkwartiers)
  25. Maas je in de wout geskiet (=Ben je opgepakt) (Bargoens)
  26. must dien vreet houwe, sik die in de sûderhaven dondere (=je moet je stil houden, zal ik je in de zuiderhaven gooien) (Harlingers)
  27. oe zoe je zelve zijn (=stel je in zijn / haar / hun plaats) (Waregems)
  28. oe zoeje zelve zien! (=stel je in zijn / haar / hun plaats!) (Ostêns)
  29. oe zoeje zelve zijn! (=stel je in zijn / haar / hun plaats!) (Waregems)
  30. Op nen a vulo mudder liere rije (=Om je in te wijden in de liefde ben je beter af met een oudere persoon) (Koersels)
  31. seffës sjaar ich ich mèt zëene koljee (=seffens pak ik je in je kraag) (Munsterbilzen - Minsters)
  32. sware grond (=klei waar je in vast blijft zitten) (Bildts)
  33. waach mér tot ich tich te sjaare kraajg (=wat maar tot ik je in je kraag kan pakken) (Munsterbilzen - Minsters)
  34. Waffer ha je gedocht? (=Welke had je in gedachten?) (Rijsoords)
  35. Waj zegt aj dronken bent, hej dacht doe aj nog nuchter waoren (=Wat je in dronkenschap zegt, heb je gedacht toen je nog nuchter was.) (Drents)
  36. wel 't lest lacht, lacht 't best (=verheug je in een goede afloop) (Westerkwartiers)
  37. Zemmen aa ligge (=Ze hebben je in de maling genomen) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  38. zen eege kloete (=je in je eigen vinger snijden) (Munsterbilzen - Minsters)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen