2 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `in de gaten`
- iets in de gaten krijgen (=iets ontdekken, iets zien)
- iets/iemand in de gaten hebben/krijgen (=doorkrijgen hoe dingen in elkaar steken of zicht houden op de situatie)
8 betekenissen bevatten `in de gaten`
- ogen van achteren en van voren hebben (=alles goed in de gaten houden)
- het in de ramen hebben (=het in de gaten hebben)
- niet op je achterhoofd gevallen zijn (=hij is behoorlijk slim; hij heeft iets wel in de gaten)
- gekke Henkie (=iemand die niets in de gaten heeft (bv. `Je denkt toch niet dat ik gekke Henkie ben ?`))
- er lucht van krijgen (=iets in de gaten krijgen)
- iets met argusogen bekijken (=iets wantrouwend bekijken. Iets nauwlettend in de gaten houden)
- een oog in het zeil houden (=in de gaten houden)
- de vinger aan de pols houden (=in de gaten houden of alles goed gaat)
39 dialectgezegden bevatten `in de gaten`
- 'n oogje ien 't zeil holl'n (=iets in de gaten houden) (Westerkwartiers)
- 't è nie moollek (=Dat heb je meteen in de gaten / Dat is makkelijk) (Gents)
- A gen naas ha (=in de gaten hebben) (Nijswillers)
- aal waj in gaten heb n, oevie in de bult'n niey te zuuk'b (=als je het in de gaten hebt, hoef je het in de bulten niet te zoeken) (Klazienaveens)
- ajeigeteur (=hij heeft het in de gaten) (Antwerps)
- dae mosse in de löcher halde (=die moet je in de gaten houden) (Venloos)
- Daor hedde gin errug in (=Dat heb je niet in de gaten) (Ewijk (Euiwwiks))
- daoretie gin aariging in gat (=dat heeft hij niet in de gaten gehad) (Oudenbosch)
- dat haar d'r niet ien 'e peiling (=dat had hij niet in de gaten) (Westerkwartiers)
- dat had ik al ien 'e peiling (=dat had ik al in de gaten) (Westerkwartiers)
- dieje naon motte nie in de botter braoje (=hem moet je in de gaten houden) (Oudenbosch)
- doeëg: 'k Em a in doeëg (=Ik hou je in de gaten) (Lebbeeks)
- Dom wean heendert nich ' t wördt pas slim a-j ' t zölf nich deur hebt (=Het is niet erg om dom te zijn, het wordt pas erg als je het zelf niet in de gaten hebt) (Twents)
- èrgen in hebben (=in de gaten hebben) (Clings)
- gèn e.rg inhèbbe (=niet in de gaten hebben) (Genneps)
- gesjoeëten hëbbe (=in de gaten hebben) (Munsterbilzen - Minsters)
- get gauw gesjaote höbbe (=iets gauw in de gaten hebben) (Steins)
- hae woeërt niks gewaar (=hij had niks in de gaten) (Weerts)
- hem in het tjok houden (=iemand in de gaten houden) (Nijmeegs)
- hij kreeg 't ien 'e neus (=hij kreeg het in de gaten) (Westerkwartiers)
- hoge boom'm vang'n veul wiend (=bekende mensen worden in de gaten gehouden) (Westerkwartiers)
- iemand op het snotje hebben (=iemand in de gaten houden) (Westfries)
- Iets in de smiezen houwen (=Iets in de gaten houden) (Rotterdams)
- Ik snuif jou (=Ik heb je in de gaten) (Amsterdams)
- In 't oeg haave (=in de gaten houden) (Herentals)
- in 't snötjen emmen (=het door hebben, in de gaten hebben) (Wichels)
- in de mot èn (=in de gaten hebben) (Kaprijks)
- in de smieze houwe (=in de gaten houden) (Westfries)
- in doeweg haawe (=in de gaten houden) (Geels)
- keb um in de krummels (=ik heb hem in de gaten) (Klazienaveens)
- mèen uuëgen stoan nie(d) op mèen gat (=Ik heb alles wel in de gaten) (Wichels)
- niks ien de smieze hebben (=niks in de gaten hebben) (Genneps)
- ooge mét sted (= staarten) hübbe (=alles in de gaten hebben) (Bilzers)
- ooge mèt stêt hëbbe (=alles zien en in de gaten houden) (Munsterbilzen - Minsters)
- op de keper beschouw'n (=iets nauwlettend in de gaten houden) (Westerkwartiers)
- Op skot (=in de gaten) (Westfries)
- op zijne nekke zitten (=in de gaten houden) (Lovendegems)
- slapuh doe ik 's nach(t)s jochie/meissie/messie/wijffie etc (=Ik heb het wel door, ik ben niet gek, ik heb het wel in de gaten) (Utrechts)
- z'ee't in 't snotjen (=ze heeft het in de gaten) (Wichels)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen