43 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `ijs`
- `s Lands wijs, `s lands eer (=ieder volk is gehecht aan zijn eigen gewoonten, hoewel anderen ze maar raar vinden)
- als de kalveren op het ijs dansen (=nooit)
- als de wijn is in de man, is de wijsheid in de kan (=drank verdringt gezond verstand)
- als het bier is in de man dan is de wijsheid in de kan (=van dronkaards verwacht men geen verstandige woorden)
- als het water zakt, kraakt het ijs (=elke oorzaak heeft gevolgen)
- beslagen ten ijs komen (=goed voorbereid zijn)
- dat gaat erin als klokspijs (=dat gaat er gemakkelijk in)
- de jongste schepen wijst het vonnis (=de kinderen willen het het best weten)
- de koekoek en de sijs hebben niet dezelfde wijs. (=iedereen is anders)
- de oudste moet de wijste zijn (=van het oudste kind wordt het meeste verwacht)
- de wijsheid in pacht hebben (=erg verstandig zijn of althans doen alsof)
- de zeilen hijsen (=opstaan, vertrekken)
- door de ouderdom wordt de wolf grijs. (=mildheid komt met de jaren)
- door het ijs zakken (=niet aan de verwachtingen voldoen.)
- door schade en schande wordt men wijs (=een mens leert het beste van z`n fouten)
- door vragen wordt men wijs (=door het stellen van vragen kun je veel te weten komen en veel kennis opdoen)
- er is geen ijs of het kost mensenvleis (=als er ijs op de sloten en vijvers ligt, verdrinken er altijd mensen)
- goede waar prijst zichzelf (=goed materiaal moet niet aangeprezen worden)
- grijs haar, wijs haar. (=verstand komt met de jaren)
- het ijs breken / het ijs is gebroken (=een vriendelijk gesprek op gang brengen na een kil begin)
- iemand bijspijkeren (=iemand met geld of kennis ondersteunen)
- ijskoud zijn gang gaan (=zich nergens van aantrekken)
- in de ijskast zetten (=(tijdelijk) niet uitvoeren)
- in het donker zijn alle katten grijs/grauw (=als de situatie niet duidelijk is, zijn de zaken niet goed te beoordelen)
- je op glad ijs wagen/begeven (=ergens over gaan praten waar die weinig van af weet)
- meer geluk dan wijsheid. (=dat was geluk hebben.)
- met beslagen paarden op het ijs komen. (=goed voorbereid zijn voor zijn taak)
- met de klompen op het ijs komen (=zich onvoorzichtig ergens begeven waar men niet thuis hoort)
- met de klompen van het ijs blijven (=zich met iets niet inlaten)
- met Sint Juttemis als de kalveren op het ijs dansen (=nooit (Sint Juttemis valt op 17 augustus, en dan ligt er geen ijs))
- niet over een nacht ijs gaan (=eerst nadenken voor men iets doet - geen risico`s nemen)
- onbeslagen ten ijs komen (=niet voorbereid zijn)
- op oud ijs vriest het licht (=een oude kwaal komt gemakkelijk weer boven)
- Parijs is wel een mis waard (=om een voordeel te behalen bij tegenstanders aansluiten)
- prijs de dag niet vóór de avond (=trek geen voorbarige conclusies en juich niet te vroeg)
- prijs de dag niet voor het avond is (=pas als alles gedaan is kun je zeggen of het goed ging)
- prijs stellen op (=weten te waarderen, graag willen)
- verandering van spijs doet eten (=eens iets anders te doen doet de mens goed)
- voorzichtigheid is de moeder der wijsheid (=doe het voorzichtig, dan komt er geen schade)
- we gaan geen ijsje eten (=alles mislukt)
- zelfkennis is het begin van alle wijsheid (=men moet eerst zichzelf kennen om verdere kennis te kunnen verwerven)
- zo wijs als Salomo`s kat zijn (=erg wijs denken te zijn, maar eigenlijk totaal niet zijn)
- zuinigheid die de wijsheid bedriegt (=op kleine dingen bezuinigen kan grotere gevolgen hebben)
45 betekenissen bevatten `ijs`
- aan de voeten van Gamaliël zitten (=aandachtig luisteren naar de les die een wijs persoon meegeeft)
- iemand tot op zijn hemd uitkleden (=alles van iemand afnemen, een te hoge prijs laten betalen)
- er is geen ijs of het kost mensenvleis (=als er ijs op de sloten en vijvers ligt, verdrinken er altijd mensen)
- daar is kop noch staart aan te vinden (=daar geraak je niet uit wijs)
- dat snijdt geen hout (=dat heeft er niets mee te maken; het bewijst niets)
- een papieren zoldertje (=een dunne ijskorst)
- de hoofdvogel schieten (=een hoofdprijs winnen, maar vaak ironisch bedoeld. Letterlijk: de hoofdvogel is de hoofdprijs bij het vogelschieten)
- een bodem in de markt leggen (=een minimumprijs vastleggen)
- vaatje zuur bier (=een oude vrijster)
- een vaatje zuur bier (=een oude vrijster)
- er bekaaid (van) afkomen (=een te lage prijs ervoor krijgen)
- een vreemde eend in de bijt (=een vreemd exemplaar in de groep. (Een bijt is een opening in het ijs))
- een hoge borst opzetten (=eigenwijs en hoogmoedig zijn)
- bij eigen zin is geen gewin. (=eigenwijs zijn is niet goed)
- in de knoop zitten (=er niet meer wijs uitraken - van slag zijn)
- erbij staan of men geen tien kan tellen (=er onnozel bijstaan)
- zo wijs als Salomo`s kat zijn (=erg wijs denken te zijn, maar eigenlijk totaal niet zijn)
- de haring over de kop varen (=het doel voorbijschieten)
- de tramontane kwijt zijn (=het spoor bijster zijn)
- een van de vijf is uit kuieren (=hij is niet goed wijs)
- het scheelt hem in zijn bovenverdieping (=hij is niet goed wijs)
- het scheelt hem onder de muts. (=hij is niet helemaal goed wijs)
- er zit een schroefje bij hem los (=hij is niet helemaal goed wijs)
- iemand iets diets maken (=iemand iets wijs maken)
- iemand voor het lapje houden (=iemand iets wijs maken of voor de gek houden)
- iemand iets op de mouw spelden (=iemand iets wijsmaken)
- iemand een rad voor de ogen draaien (=iemand iets wijsmaken / iemand op gemene wijze bedriegen)
- iemand zand in de ogen strooien (=iemand iets wijsmaken, iemand bedriegen)
- iemand verlakken (=iemand onwaarheden wijs maken of bedriegen)
- iemand knollen voor citroenen verkopen (=iemand wat wijsmaken, met praatjes foppen)
- iets voetstoots aannemen (=iets geloven zonder bewijs)
- je eigen naad naaien (=iets op zijn eigen manier uitvoeren; eigenwijs zijn)
- bij de neus hebben (=iets wijsmaken)
- het kruit niet uitgevonden hebben (=niet bijster slim zijn)
- niet goed bij zijn hoofd zijn (=niet goed wijs zijn, gekke dingen doen)
- scheer de schapen als ze wol hebben (=niet tegen elke prijs voordeel willen nastreven)
- met Sint Juttemis als de kalveren op het ijs dansen (=nooit (Sint Juttemis valt op 17 augustus, en dan ligt er geen ijs))
- men vindt veel grijzen, maar weinig wijzen. (=oude mensen zijn niet per definitie wijs)
- paardenkeutels zijn geen vijgen (=uiterlijk kan bedriegen / laat je niks wijsmaken)
- iets voor een appel en een ei verkopen (=voor een erg lage prijs verkopen)
- op de kop tikken (=voor een goede prijs iets kopen)
- voor een prikje kopen (=voor een zeer lage prijs kopen)
- twee joden weten wat een bril kost (=we hoeven elkaar niets wijs te maken)
- het is een wijze man, die maat ramen kan. (=wijsheid komt van het vermogen om situaties te begrijpen en hoe daar op te reageren)
- als de stok stijf staat is de uil gaan vliegen (=zit je eenmaal met een erectie, dan is de wijsheid ver zoeken)
27 dialectgezegden bevatten `ijs`
- 't ies is brook'n (=breken - het ijs is gebroken) (Westerkwartiers)
- 't is pas kouw as de boeruh ijs mellukuh (=het is niet koud) (Schijndels)
- Aisieliddere. (=Als eerste over het ijs te lopen.) (Zaans)
- asset watter zak begint et ijs te kraoke (=als iemand een scheet laat terwijl hij / zij plast) (Munsterbilzen - Minsters)
- Bönke raaze (=baantje glijden op het ijs) (Diesters)
- der ligt nen toeter kadijs in de zep (=er ligt een hoorntje ijs in de goot) (Hams)
- doeë ès mér ë kleen lieske ijs oppët watter (=het heeft maar lichtjes gevroren) (Munsterbilzen - Minsters)
- Du mist schèt of vrèt ijs (=De mist geeft of neemt ijs) (Brakels (gld))
- en gallet met kaat van bij Brilleken (=een gallet met ijs van bij de ijsboer Brilleken) (Liedekerks)
- Het ies brek (=Het ijs breekt) (Hoogeveens)
- het ijs steet opte pispot (=het vriest tot onder het bed) (Munsterbilzen - Minsters)
- Het vriest een bontsteentie dikke,` (=Het ijs is dik genoeg) (Giethoorns)
- ijssie boggelen (=Over dun ijs rennen) (Monnickendams)
- Kelderaas (=ijs dat niet draagt) (Sint-Katelijne-Waver)
- klispoot had, natsoik Snoek. (=met 1 voet door het ijs gezakt) (Westfries)
- net op it iis komme (=niet op het ijs komen) (Fries)
- Niet op het ijs (=Wordt gezegd als iemand weggaat, in de zomer) (Monnickendams)
- Posjevaort out al (=het ijs houdt al op Pagnevaart) (Oudenbosch)
- Schulleke springen (=Via stukken ijs naar de overkant van een sloot springen) (Ewijk (Euiwwiks))
- Sjliépe. (WT) (=Kinderspel: Over het ijs glijden) (Mechels (NL))
- skotsje lope (=over dun ijs lopen) (Leewarders)
- skotsjelope (=over onbetrouwbaar ijs lopen) (Leewarders)
- slipperen op ies (=glijden op ijs) (Hamonter)
- Taailappe (=snel over dun ijs lopen) (Ammeroois)
- taailappen (=ijs kapot trappen in sloot) (nieuwkuijks)
- wae zich op ijs begif, kan autsjampe (=wie altijd op zijn tenen moet lopen, staat niet stevig in zijn schoenen) (Munsterbilzen - Minsters)
- zijn de paoters al op de weel gewiest? (=het ijs : houdt het al (op de Weel ) ?) (Oudenbosch)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen