Spreekwoorden met `iemand die`

Zoek

2 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `iemand die`

  1. geloof nooit iemand die in de ene hand water en de andere hand vuur draagt (=wees niet lichtgelovig, niet iedereen is het vertrouwen waard)
  2. iemand die behoorlijk kan uitpakken (=iemand die ongeremd zijn toorn kan uiten)

77 betekenissen bevatten `iemand die`

  1. in zijn eigen vet gaar koken (=aan zijn lot overlaten (iemand die iets misdaan heeft))
  2. wie appelen vaart, die appelen eet (=als je handelt in bepaalde goederen, dan zul je deze zelf waarschijnlijk ook gebruiken. / iemand die bepaalde werkzaamheden voor een ander moet verrichten, geniet daar doorgaans zelf ook van)
  3. beter blooie Piet dan dooie Piet (=beter een aarzelend iemand dan iemand die ondoordacht handelt)
  4. een wolf in de schaapskooi. (=een gevaarlijk iemand die zich als onschuldig voordoet)
  5. een wolf in schaapskleren (=een gevaarlijk iemand die zich als onschuldig voordoet)
  6. een nagel aan iemands doodkist (=een groot verdriet of iemand die een groot verdriet veroorzaakt)
  7. een baas boven baas zijn (=er is altijd wel iemand die het beter kan of het beter denkt te kunnen)
  8. het is een kwade wind die niemand voordeel brengt (=er is altijd wel iemand die van de omstandigheden weet te profiteren)
  9. je kunt van een kale kikker geen veren plukken (=er valt niets te halen bij iemand die niets heeft)
  10. van een kale kip kun je niet plukken (=er valt niets te halen bij iemand die niets heeft)
  11. iets uit de eerste hand hebben (=ergens zelf bij zijn geweest of hebben gehoord van iemand die het zelf heeft meegemaakt)
  12. zo glad als een aal (=geslepen, uitgekookt, iemand die zich overal uitpraat)
  13. zo komt het luie zweet eruit (=gezegd van iemand die hard werkt)
  14. het grondsop is voor de goddelozen (=gezegd van iemand die het laatste restje uitdrinkt)
  15. de maan komt al door de bomen/wolken (=gezegd van iemand die kaal begint te worden)
  16. een holle darm. (=gezegd van iemand die veel eet)
  17. een tong als een scheermes (=gezegd van iemand die venijnig uithaalt met woorden)
  18. hij zeit wat (=honend gezegd van iemand die iets stoms zegt)
  19. iemand in zijn eigen sop gaar laten koken (=iemand aan zijn lot overlaten (iemand die iets niet goed gedaan heeft))
  20. het gelijk van de vismarkt hebben (=iemand die (altijd) probeert men een grote mond zijn gelijk te krijgen)
  21. een schurftig paard vreest de roskam (=iemand die aan iets schuldig is, heeft liever niet dat datgeen onderzocht wordt)
  22. iemand de genadeslag geven (=iemand die al in grote moeilijkheden zit nog een probleem erbij geven zodat diegene het niet meer aan kan)
  23. een paard, dat voor de tweede keer de sprong niet neemt, neemt hem ook voor de derde keer niet. (=iemand die al twee keer geen beslissing durft te nemen, komt nooit tot een besluit)
  24. zo oud als Methusalem zijn (=iemand die bijzonder oud is)
  25. een Pietje precies (=iemand die de dingen altijd heel precies wil doen)
  26. ere wie ere toekomt (=iemand die de eer verdient moet die ook krijgen)
  27. het zwarte schaap van de familie (=iemand die een beetje buiten de familie staat qua gedrag)
  28. een stille in den lande zijn (=iemand die erg stil en ingetogen is of iemand die zich bijna nooit ergens mee bemoeit)
  29. hoogmoed komt voor de val (=iemand die erg trots is of hoogmoedig, krijgt gauw de bijbehorende ellende)
  30. die haalt de nieuwe aardappelen niet (=iemand die gauw zal gaan sterven)
  31. het is goed sollen met een dood paard. (=iemand die geen verzet biedt, is een makkelijk slachtoffer)
  32. zo stom als een vis (=iemand die geen woord zegt)
  33. een volle buik peinst op geen lege. (=iemand die genoeg te eten heeft is niet bezig is met de zorgen van een ander)
  34. wie aan de weg timmert heeft veel bekijks (=iemand die grote beslissingen moet nemen, krijgt vaak ook veel kritiek)
  35. wie het grootste hoofd heeft, moet de grootste hoed hebben (=iemand die het recht heeft op het grootste deel, moet dat ook krijgen)
  36. een echte huismus (=iemand die het thuis naar zijn zin heeft, geen uitgaanstype)
  37. iemand in zijn eigen vet gaar laten smoren (=iemand die iets misdaan heeft aan zijn lot overlaten)
  38. zo zeker als de bank (=iemand die in alles te vertrouwen is)
  39. aan het verkeerde kantoor zijn (=iemand die je niet kan helpen)
  40. een kind van zijn tijd (=iemand die leeft volgens de in zijn tijd heersende opvattingen)
  41. als apen hoger klimmen willen, ziet men gauw hun blote billen (=iemand die meer wil dan hij kan, maakt zich snel belachelijk)
  42. een hele Piet (=iemand die meetelt)
  43. in een slechte reuk staan (=iemand die niet goed bekend staat)
  44. een kale kip kan nog leggen (=iemand die niets heeft, kan nog voor je werken)
  45. gekke Henkie (=iemand die niets in de gaten heeft (bv. `Je denkt toch niet dat ik gekke Henkie ben ?`))
  46. Jantje Contrarie (=iemand die nooit akkoord is)
  47. als bliksemafleider fungeren (=iemand die of iets dat de boze bui van iemand kan afleiden)
  48. iemand die behoorlijk kan uitpakken (=iemand die ongeremd zijn toorn kan uiten)
  49. een oud voerman hoort nog graag het klappen van de zweep (=iemand die oud is vindt het fijn te praten over dingen van vroeger)
  50. de duvelstoejager (=iemand die overal goed in is)

50 dialectgezegden bevatten `iemand die`

  1. Eine dae nao mich kumtj is altied de volgendje! (=iemand die na mij komt is altijd de volgende!) (Kinroois)
  2. (h) ij kan nog ginne puit beregten (=iemand die niets meer kan, krachteloos) (Lokers)
  3. `je gaot nog lang niet doad he jochie /messie/wijfie II: Je gaat bij lange na niet dood/hemeluh .. wat een stank. (=iemand die stinkt na poepen op het toilet/wc) (Utrechts)
  4. 'n echte pinegel (=iemand die altijd tegendraads is) (Hoogstraats)
  5. 'n gezicht zette wi-j 'n schaermoês (=iemand die bang is) (Weerts)
  6. 'n koew en 'n zog hebbe noit genog (=over iemand die nooit genoeg heeft) (Astens)
  7. 'n loopn'de hond vangt altied wel 'n bot (=iemand die onderweeg is krijgt altijd wel iets) (Westerkwartiers)
  8. 'n vaalze Judas (=iemand die de boel verraadt) (Westerkwartiers)
  9. 'n vleegende krauw vunk mië dan ein zittende (=iemand die op veel plaatsen komt, krijgt meestal ook vanalles) (Steins)
  10. 'n vliégende krei viendt lichtig wat (=iemand die geregeld op pad is vindt nog wel eens een voordeeltje.) (Wells)
  11. 'n zweeloeër (=iemand die net doet of ie niet gehoord heeft wat er is gezegd) (Weerts)
  12. 'ne naakse mins kujje neet in zien tes veule (=van iemand die niks heeft, hoef je niks te verwachten) (Weerts)
  13. 'ne Naate paol es gauw beraengeltj (=iemand die zwak is, wordt vlug ziek) (Weerts)
  14. 'nen alweter (=iemand die altijd alles beter weet) (Sint-Niklaas)
  15. 'nen broebeljeir (=iemand die onverstaanbaar, binnensmonds praat) (Sint-Niklaas)
  16. 't en is gin trop of d'r zit e buk in: in elk gezelschap, in elke familie is er altijd wel één iemand die niet deugt (=er is geen troep of er zit een bok in) (Klemskerks)
  17. 't es nen karaudzigen (=iemand die veel moed heeft) (Zottegems)
  18. 't Gelök luiptj 'm nao (=iemand die het altijd mee zit) (Weerts)
  19. 't is 'nen broekschijter, nen labbekakker (=iemand die schrik heeft) (Sint-Niklaas)
  20. 't is iets in zijn kele geschodn (=iemand die zich verslikt) (Kaprijks)
  21. 't is ne keirkuil, ne piljeirenbijter (=iemand die veel naar de kerk gaat) (Sint-Niklaas)
  22. 't is ne sjoefeljeir (=iemand die niets anders doet dan iets kopen en het terug verkopen) (Sint-Niklaas)
  23. 't is ne zeverjeir (=iemand die flauwe praat vertelt) (Sint-Niklaas)
  24. 't kom nie door z'un melkgebitje (=Een oud iemand die is overleden) (Westlands)
  25. 't lacht en tsie nie (=iemand die om het minste lacht) (Sint-Niklaas)
  26. 't zal nen blijvere zijn (=van iemand die een vast lief heeft) (Zottegems)
  27. 't zwieët van zij kliuëdn ljuëp lans zijn viuëriuëft omiuë (=iemand die enorm zweet na een inspanning) (Kaprijks)
  28. ‘k zie ‘t kleur van a onderbroek (=tegen iemand die geeuwt) (Kaprijks)
  29. ‘n äöze peter (=iemand die zwoegt) (Achterhoeks)
  30. ‘tsa wa zwoaën os ge tuis komt (=voor iemand die te laat naar huis gaat) (Kaprijks)
  31. ’t és e vies oeër (=iemand die snel boos is, hij is vlug op zijn tenen getrapt) (Meers)
  32. ' n leugenoar moet ' n best geheug' n hemm' n (=iemand die veel liegt moet goed kunnen onthouden) (Westerkwartiers)
  33. ' t Ergste waat dich kan euverkómme is te haoje van emes dae van einen angere hiltj! (=Het ergste wat je kan overkomen is te houden van iemand die van een andere houdt.) (Kinroois)
  34. a ee een goat in zijn and (=iemand die zijn geld verspilt) (Gents)
  35. a eighet werm water uitgevonne (=iemand die niet erg snugger is) (Bornems)
  36. a es plasje zot (=iemand die volledig gek is) (Meers)
  37. a es zjang van Brissel (=iemand die meeval heeft) (Ninoofs)
  38. a ge bouven zij bellen he (=tegen iemand die in zijn neus aan t' peuteren is) (Ransts)
  39. A'j de kont uutleent, mo'j deur de ribbe driete (=gezegd tegen iemand die iets uitgeleend heeft zonder het teruggekregen te hebben) (Barghs)
  40. aa iet et werm woeter oeitgevonne of aa paast dattem et werm woeter oeitgevonne iet (=voor iemand die stom is of hem zelf voor slim pakt) (tervurens)
  41. aaën hoempësjoemp (=verwijt voor iemand die trekkebeent) (Munsterbilzen - Minsters)
  42. Afsmoorder (=iemand die altijd sigaretten van een ander aanneemt maar nooit geen terug geeft) (Amsterdams)
  43. aïs oep sai pünt, ... sikuur (zeker <1930) (=over iemand die alles piekfijn in orde wil hebben) (Kalforts)
  44. altied 'n boas boov'm boas (=er is altijd wel weer iemand die het nóg beter kan) (Westerkwartiers)
  45. amaai gaai kunt nogal ee zoag spanne, zenne (=tegen iemand die blijft zeuren) (Antwerps)
  46. amai, dad is door bouven ok gryerekees (=iemand die vergeetachtig is) (Ransts)
  47. anne van de koesj of trauën (=handen van de koets of trouwen gezegd tegen iemand die een gehuwde vrouw niet ongemoeid wil laten) (Meers)
  48. As 'n oer oud wordt, pist ze wijwoatre! (=Over iemand die veranderde van levenswijze) (Lokers)
  49. as eure kop op 'n vêrreke stông, lözje neemus geinen huidkieës mieër (=wordt gezegd tegen iemand die erg lelijk is) (Weerts)
  50. as gê van den duvel sprikt ziede zènne stjeirt (=iemand die het huis binnenkomt als men over hem aan het praten is) (Sint-Niklaas)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen